JlfflWS- ES mmWBHD
MOR SNEEK 1 OISTRM.
’T OU BE LIED.
63e jaargang.
Woensdag 3 Juni 1608.
No. 45.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
w.
F
Dcch
er
Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
HOOFDSTUK V.
Een zeetocht en een misdaad.
Toen den volgenden dag ’t ontbijt gebruikt was,
ontmoetten Frits en Leen elkander op het binnen
plaatsje van ’t logement. De jonge man, in den woon
wagen in den laatsten tijd niet verwend ten opzichte
van zijn nachtverblijf, zou daaraan toch den voorkeur
gegeven hebben met zijn slaapplaats van den laatsten
nacht. Tal van matrassen, op den grond uitgespreid
op een vliering, dienden tot slaapplaatsen van verschil
lende liedjeszangers en andere kermisreizigers. Het
vrouwelijk gedeelte, voor zoover ’t ongehuwd was, lo
geerde op nagenoeg gelijke wijze een verdieping lager.
Geen wonder dat Frits, in een geheel andere omgeving
opgevoed, gedurende het eerste uur den slaap niet
kon vatten. Sommigen der medelogé’s waren geheel
of gedeeltelijk beschonken, terwijl enkelen hinderlijk
hard snurkten.
Toen het den jongen man eindelijk gelukt was in
slaap te komen, was hij weer onafgebroken in het
ren; nu en dan vielen hem ook weer in de woorden
van ’t schoone oude lied, dat hij onder gelukkiger om
standigheden zoo dikwijls had gehoord in ’t ouderhuis,
dat hij zoo ondoordacht was ontvlucht; dat voor hem
een verloren paradijs was.
De zangeres hield een inzameling en nu vloeiden de
centen mild.
»A.ls ik ze daarmee niet vang«, glimlachte Leen tegen
Frits, »kan alle verdere moeite wel worden gespaard*.
♦Zing dat lied voortaan altoos*, sprak hjj; .misschien
kan ik ’t wel meezingen*.
Met goede buit trok het tweetal ’s avonds laat naar
het logement.
schuchter in zijn nieuwe rol, maar zelf had hij zich
in dien toestand gebracht en door zijn eigen énergie
alleen zou hij er aan kunnen ontkomen. De rossige
deerne blikte met welgevallen naar de welgevormde
figuur van den vreemdeling met zijne beschaafde ma
nieren.
Wat was hij geheel anders dan de anderen met wie
ze dagelijks verkeerde. Als er wat in zat, wilde zij
hem behagen. Misschien was de vreemde jongeling
dan later bereid haar te trouwen. Zoo overlegde in
stilte de dochter van den orgeldraaier.
Weldra waren zij bij een groepje menschen gekomen
en Leen gaf last halt te houden en te draaien.
Frits voldeed aan dien last en op de klanken der
muziek, ving zij aan, met niet onwelluidende stem,
een gewone kermisdeun aan te heffen, zonder zin of
gedachte en niet geheel onberispelijk uit een zedelijk
oogpunt.
Onwillekeurig dacht Frits aan het oude lied, ’t oude
lievelingslied zijner goede moeder, zooals zijn lieve
zuster dat zong. Welk een verschil met datgene wat
hij nu te hooren kreeg Een gevoel van weerzin maak
te zich van hem meester.
Zoo ging ’t een geruimen tijd voort, onderwijl zij
door de stad reden.
De oogst viel Leen niet mede en zij ontving slechts
enkele centen.
Zij kwamen meer in ’t volk. Leen verzette iets aan
’t orgel en zei»Wacht maar, ’t zal aanstonds wel
beter gaan. Nu niet te snel draaien*.
Toen ving zij aan met zingen, op een eenigszins
sentimenteele toon, doch op eene mooie pakkende me
lodie, een lied eens door een student voor haar ver
vaardigd. Ofschoon haar zang nu en dan niet bepaald
beschaafd klonk, luisterde Frits toch toe met stijgende
belangstelling en vergat schier ’t draaien, totdat Leen
er hem aan herinnerde. De belangstelling der menigte
was gaande gemaakt en allengs omringde een men-
schenmassa de zangeres, die dit lied ten gehoore
bracht
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
beetje gereden in lange
men nog heel wat pro
vincialen uit den omtrek der hoofdstad, maar
’t Pinkstervieren en ’t dauwtrappen van vroe
ger is niet meer en aan de Haringpakkerij ge
beurt niets meer.
Bij dat heien van de extra-lange palen voor
de kade der pasgenoemde nieuwe doorvaart
gebeurde, wat men zou kunnen noemen een
»smal ongeluk*. Zooals ge zeker ook meer dan
eens gezien hebt, plaatst men op den kop
vp.n elke paal een ijzeren ring; dan scheurt
de paal niet en brokkelt ze niet af door ’t
neervallen van ’t zware heiblok. Zoo’n ring
wordt gewoonlijk losjes op de paal gezet als
deze rechtop gesteld is boven de plaats, waar
Velen moeten eenmaal scheiden
Van het liefste plekje op aard,
Dat hen in de kindsche jaren
Zooveel vreugde heeft gebaard,
Waar hen liefde altoos omringde,
Rozen bloeiden aan het kruis,
’t Liefste plekje van de wereld
Is en blijft het ouderhuis.
Wie daaraan terug mag denken
Met een kalm en rein gemoed,
Zal dat altoos vreugde schenken;
De herinnering doet goed.
Niemand zal de plek vergeten.
Ook al was het slechts een kluis,
Waar de kindsheid werd gesleten
Onvergetelijk ouderhuis.
Arme zwervers door het leven,
Zij de herinnering U zoet,
Als door moeite en zorg omgeven,
Gij uw taak volbrengen moet.
Altijd zult ge ons dierbaar blijven,
Zelfs bij ’s werelds wild gedruisch,
Zeegnend blijven weu gedenken,
Onvergetelijk ouderhuis.
Frits voelde bijna den grond niet onder zijne voeten.
Was dat lied op hem bedoeld? Met groote moeite on
derdrukte hij zijne tranen en was zeer ontroerd. On
vergeetlijk ouderhuis, zoo ruischte het hem in de oo-
HOOFDSTUK IV.
12). Vervolg»
♦Waarom probeer je ’t niet met een opgeschoten jon
gen vroeg hij, »dan kom je voor veel minder klaar*.
Zijne dochter betoogde, dat Frits er ’t meeste recht
op had, omdat hij zonder belooning zooveel hulp had
verleend.
»Welnu«, zei de oude, »geef hem voor zijn hulp een
paar kwartjes, en zie dan meteen naar een goedkooper
kracht uit om ’t orgel te draaien en den wagen voort
te rijden*.
Toen Leen met den ouden man niet kon opschieten,
stelde zij zich als heel boos aan en zei♦als je er geen
lust in hebt, laat ik den wagen met ’t orgel hier staan,
en trek er alleen op uit. Ik zal den kost wel opschar
relen.*
»Dat moet je maar zelf weten; stuur dan maar zelf
een jongen met ’t orgel rond*.
»Wat moet er dan van mij worden vroeg haar
vader verschrikt.
Nu de oude de overtuiging kreeg, dat Leen niet
wilde, zooals hij, stemde hij brommend in met het
voorstel.
^♦Wanneer moeten wij er op uit?» vroeg Frits. ♦Van
daag nog«, antwoordde zij. Eerst was hij wel wat
Indien men visch levend wil verzenden, doet
men dit het best door stukjes broodkorst, gedrenkt
in brandewijn, in den bek van den visch te stoppen
en dezen daarna in stroo te verpakken. De visch
blijft dan dagen lang goed.
Het visch-schrapen, d. w. z. ontdoen van de
schubben, gaat vrij gemakkelijk, wanneer men de visch
eerst in het water doopt. Dit moet men ook lever
doen, welke men van de vellen ontdoen wil.
zich zelf opmaken. Volendam heeft geen twee
duizend inwoners; dus geen duizend vrouwe
lijke Volendammers kunnen daar aanwezig zijn
en als daar dan zooveel kindermeisjes van ge
noemden leeftijd toe behooren, dat ’t ieder in
onze stad moet opvallen, enfin de oplossing
zal wel net zoo te vinden zijn, als die van den
uitvoer van echte champagne en echte cog
nac uit Frankrijk. Met dit onderscheid misschien:
de nagemaakte champagne is minder goed dan
de echte en de nagemaakte cognac moet ’t afleg
gen tegen de echte; maar de nagemaakte Volen-
dammertjes kunnen even goeden beter zijn dan
de echte. Het zal wel dezelfde kwestie zijn
als met grootere dienstboden: men wil meisjes
van ’t land, dus de eenvoud hebben. Als ’t
dan toch faliekant uitkomt ben je door den
eenvoud eenvoudig weg bedrogen.
Toch mag men opmerken, dat gewoonlijk
in die eenvoudige plaatsen en op ’t platteland
het geboorte-percentage veel hooger is dan in
de groote steden. Was verleden jaar ’t getal
geboorten in ons geheele land nog ongeveer
dertig per duizend, Amsterdam kon lang geen
dertig halen; ja, we hebben in de afgeloopen
Meimaand zoowaar een week gehad met 22
geboorten per jaar per duizend.
Eigenaardig is dat de grootste steden in Bra
bant en Limburg steeds ver boven de dertig
per mille komen, waar echter tegenover staat,
dat daar ook de sterfte veel hooger is dan te
Amsterdam. Maar Rotterdam is ons met ge
boorten toch nog beteekenend voor.
We behoeven dus niet meer zoo laag neer
te zien op Frankrijk, waar door de weinige
geboorten de bevolking bijna niets toeneemt;
Amsterdam kon in dat opzicht best in Frank
rijk liggen.
Over de werkeloosheid hoort men geluk
kig niet meer zooveel klagen; maar ’t is
ook in ’t best van den tijd. Ook de diamant
werkers loopen niet meer in zoo grooten ge
tale ledig, tot groot nut van de strijdkas der
Alg. Ned. Diamantw. Bond, die van ruim een
half millioen gulden reeds tot minder dan een
half millioen geslonken was. Binnen een maand
zou, ware de toestand gelijk gebleven, de ge
heele kostbare kas verdwenen zijn. En een
strijdbare vereeniging, zooals de diamantwer
kers, negenduizend man, die gewoon zijn veel
te verdienen en niet gewoon naar ’t pijpen
van anderen te luisteren, zoo’n A. N. Diam. B.
zonder strijdkas is als een arend zonder vleu-
Onlangs kon men uit de krant vernemen,
dat bij ’t bouwen der nieuwe Wester-viaduct
een ongeluk plaats had. Zooals ik reeds vroe
ger vertelde, is die viaduct de spoorwegover-
brugging over ’t water ten westen van ’t Cen
traalstation, waardoor (met ’t viaduct ten oos
ten van ’t station) de voornaamste verbinding
der talrijke grachten in de stad met IJ, Zui
derzee en Noordzeekanaal bewerkt wordt. Ter
wijl men eerst het zware, eigenlijke overbrug-
gingswerk der viaduct maakte, is men later
met de nieuwe vaart verbinding begonnen. Na
tuurlijk komen er flinke nieuwe kademuren
en nog natuurlij ker moet er onder zoo’n ka
demuur kolossaal geheid worden; want is ner
gens de Amsterdamsche bodem te vertrou
wen, in dit nieuwere gedeelte allerminst. Nieu
wer gedeelte, ten minste als de De Ruyter-
kade, zooals ’t hier nog juist heet. Want vroe
ger, en in den mond van vele oudere Amster
dammers heet ’t nog steeds de Haringpakke
rij. De naam is nog al duidelijk; deze wijst
aan, dat er veel haring werd aangevoerd en
ook andere visch. Tegenwoordig komen er
nog steeds botters en andere visschersvaartui-
gen aan en wordt er heel wat visch aan den.
man (en aan de vrouw) gebracht. Natuurlijk
is de eigenlijke vischafslag aan de vischmarkt,
aan de Nieuwmarkt, waar dat oud-Amsterdam-
sche waaggebouw staat.
Voorheen kwamen met Pinksteren duizen
den Noordhollanders van de overzijde van ’t
IJ, die er dan heel wat jool maakten.
dat is nu al lang voorbij, zooals
zooveel voorbijgaat en verandert door den tijd.
Wel wordt er nog een
janpleiziers, wel ziet
gelen, als een grenadier zonder geweer. Zonder
strijdkas en met ’t vooruitzicht, dat, bij sta
king, de burgerij niet heel scheutig met onder
steuning zal zijn, zouden de strijdbare slijpers
en klovers meer een lammerennatuur moeten
krijgen dan ze nu hebben.
We zijn dezer dagen een vereerend bezoek
te wachten; de marine-attaché van het Britsche
gezantschap in Nederland, zou een bezoek
brengen aan onze Marinewerf alhier en dan
tegelijk ’t op stapel staande nieuwe pantser-
schip bezichtigen. Zou daar voor de Britten,
voor de beheerschers der zee, nog iets te lee-
ren vallen?
Als men afgaat op al ’t krantengeschrijf en
de redevoeringen in de Tweede Kamer zou
men haast meenen, dat al ’t geld voor onze
vloot weggeworpen geld is en dat onze ma-
rine-deskundigen niet heel gelukkig zijn in de
keuze van inhoud, bouw en bewapening van
onze zeemonsters. Ge weet dat ’t pantser-
schip, dat ’t laatst gereed kwam, de Jacob van
Heemskerck, een reis naar ’t Noorden maakt
en van uit Noorwegen met den Prins aan
boord weer terugkeert. Men zou jaloersch op
Prins Hendrik kunnen worden, zoo’n Noorsch
reisje, juist in ’t seizoen. En vooral voor hen,
die meermalen met Lissone zoo’n reisje maak
ten, zou de tocht met een pantserschip toch
weer iets piquants zijn.
Als de Engelsche attaché onze werf bezoekt,
zal hij kunnen vernemen, dat ’t op stapel ge
zette schip »De Zeven Provinciën* zal heeten
en als hij een weinig in de geschiedenis der
zeeoorlogen thuis is, meteen weten, dat »De Zeven
Provinciën* de naam was van de Ruyter’s ad
miraalschip en dat dus ook aan dien naam voor
de Britten pijnlijker herinneringen zijn ver
bonden dan voor ons.
Ik zou nog veel kunnen schrijven over het
zilveren jubilee van de Galerij-Maatschappij,
doch m’n brief raakt vol en daarom, tot een
volgenden keer.
ze in den grond moet geslagen worden. Door
’t neervallen van ’t ijzeren blok zit de stevige
ijzeren ring na de eerste, voorzichtige slagen
al gauw vast om den kop der paal. Maar voor
eenige dagen mislukte dit, de ring viel van den
paal, dus van een heele hoogte en kwam juist
terecht op een Huizer vischboer, die, aan ’t
hoofd zwaar gewond, naar ’t gasthuis moest
worden gebracht. Natuurlijk kwam nu ’t spreek
woord weer te pas dat spreekt van een put
dempen als ’t kalf verdronken is. Er werd ge
zorgd, dat geen publiek meer zoo dicht bij 't
heien kon komen te staan.
Dat daar nu een visscher kon getroffen wor
den, in de nabijheid der oude Haringpakkerij,
is zoo vreemd niet.
Een Huizer vischboer! Ge weet waar ’t dorp
Huizen in ’t Gooiland ligt. Daar wordt heel
wat visch uit de Zuiderzee aangebracht; niet
alleen de vangst van eigen schepen, doch ook
van Urker en andere visschers wordt de ge
schubde massa opgekocht. Jaarlijks worden
er bijv, millioenen haringen tot bokking
(bokkum zegt men zoowel hier als in een
groot deel des lands, ook in Zuid-Holland,
Utrecht en Gelderland), gerookt. Met net ge
verfde kruiwagens, soms met karren, ziet men
de Huizer Vischboer niet alleen in onze stad,
maar ook in Utrecht, Gouda, ja zelfs nog ver
der. Zoo ziet men te Arnhem en nog verder
van zee de Elburger vischboer en bij u, naar
ik meen, de Lemster visscherman.
Het is echter merkwaardig, hoeveel visch -
boeren één zoo’n Gooisch dorpje wel ople
vert en men zou haast ’t vermoeden uiten, dat
heel wat Huizer boertjes nooit in Huizen ge
woond hebben. De mannen hebben een ge
woon blauwgestreept boezeroen aan, een heel
gewone zwarte pet op en zien er dus veel mo
derner uit dan de Volendammers en Urkers
en Markers, die nog steeds de ouwerwetsche
ruige wollen stof voor hunne kleederen gebrui
ken en hunne broekspijpen zoo wijd houden,
alsof elke pijp een hectoliter aardappelen zou
moeten bergen.
’t Gaat met die Huizer vischboeren als met
de Volendammer kindermeisjes. Overal in de
stad ziet men die meisjes met hunne eigenaar
dig gestreepte rokken, ouderwetsche lijfjes en
dito mutsjes. Heusch, Volendam moet wel een
vruchtbare plaats zijn, dat er zooveel jonge
meisjes van 15 en 16 jaren voor de hoofdstad
op overschieten. Ieder kan de rekening bij
RCOURAN
3
DOOB
METS T z.