5IEEW8- M IDmiWlBLiD 1001! SJ'EEK K OMSTREKES. O ’T OUDE LIED. I 63e Jaargang. Woensdag 1 Juli 1908. No. 53. 1: Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. I I 4 gebeurt toch ook, wat Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. -- ten en aan wal te komen. Liever in den vreemde zwer ven, dan nog langer kolentremmer te blijven aan boord van ’t stoomschip. ’t Gelukte hem werkelijk ’s nachts aan land te ont snappen. Den volgenden morgen de haven langs gaande, werd hij een Duitsche bark gewaar, die gereed lag om naar Manchester te vertrekken en daar eene nieuwe lading te zoeken. Hij bood zich aan om als zoogenaamd werkend passagier de reis naar Europa te mogen medemaken. Nu was ’t geluk hem eens gunstig, want wijl de hofmeester aan gele koorts was overleden in ’t hospitaal, werd Frits in plaats van den gestorvene aangenomen, tegen vergoeding van kost en overvaart. Hier aan boord had hij ’t veel beter dan als tremmer op ’t Engelsche stoomschip. De reis naar Engeland ging niet onvoorspoedig, waarna een tocht volgde naar Java. Daar was Frits andermaal zoo gelukkig om als werkend passagier aan boord van een driemaster te kunnen overgaan, die eene lading koffie aan boord had voor Rotterdam. Frits werd aan gemonsterd als koksmaat en daar hij te voren als hof meester had moeten dienen, kon hij de taak, die hij had te vervullen, ook uitvoeren. Ruim drie maanden later stapte hij te Rotterdam aan wal. HOOFDSTUK VIII. In verkeerd gezelschap. Weer was wintermaand gekomen, toen Frits daar langs de drukke kaden der Maasstad voortschreed. Wat zou hij nu weer aanvangen Nog steeds had hij geen geld kunnen overgaren om te bestemmen aan de vervulling zijner lievelingswenschen. Hoe gaarne zou hij terstond zijn heengesneld naar de geliefde ouder lijke woning, naar zijn brave moeder en zijne goede zuster. HOOFDSTUK VII. 20). Vervolg, Frits transpireerde bij dien ongewonen arbeid zoo hevig, dat zijne kleederen bijna doorweekten aan zijn lichaam. Alles wat hij tot heden had ondergaan bleef ver in de schaduw bij ’t lot, dat hij thans had door te worstelen. Zooiets was voor niemand vol te hou den op den duur; daar moest de sterkste onder be zwijken. De roekelooze verwenschte het oogenblik waarop hij zoo dom was geweest zich aan boord van ’t stoomschip te begeven. Wat hij al onderging is eenvoudig niet te beschrij ven. De tweede machinist verlichtte zijn taak nog zooveel mogelijk, omdat hij medelijden had met den armen vreemdeling, te meer omdat de andere trem- mers hem voor ’t moeljjkste lieten opkomen. Frits dankte den hemel, toen de plaats van bestemming was bereikt en hij eenigszins tot verademing kon ko men. De kapitein had ’t bij de aankomst zoo druk met andere bezigheden, dat hij er aanvankelijk niet aan kon denken om Frits ter beschikking te doen stel len van den Nederlandschen consul. De jonge man wilde zijn kans waarnemen om ’s avonds, als ’t eerst goed donker was, te trachten de stoomboot te ontvluch- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. bedwelmende dranken. Toen hij met zijn verzoek tot den huurbaas kwam vroeg deze den jongen man allereerst naar zijne pa pieren. Zijne papierenDaarnaar was nog nooit gevraagd, doch eigenlijk was hij ook nimmer op de vereischte wijze aangemonsterd. Na eenig aarzelen, antwoordde Frits, dat hij geene papieren bezat. »Dan moet je zien ze te krijgen*, hernam de tapper- huurbaas; »zonder goede papieren kan ik geen mensch geplaatst krijgen; als je ze dus hebt, kunt gij terugko men en zullen wij verder zien*. Heel wat minder opgewekt dan hij gekomen was, ging Frits de deur der tapperij uit. Hoe zou hij aan papieren komen Onder zijn eigen naam zou hij liefst niet willen aanmonsteren, maar wat dan te doen? Terwijl hij zoo nadenkend voortliep, werd hij eens klaps vertrouwelijk op den schouder getikt. «Hé ka meraad, hoe gaat ’t jou; waar heb jij toch al dien tijd uitgehangen klonk ’t heel gemeenzaam. Frits zag eenigszins verbaasd op en herkende nu den harmoni caspeler, den kermisreiziger, die toen in de stoomboot gespeeld had waar hij en rooie Leen ’t lied van ’t ouder huis hadden gezongen. Hij groette stroef den ander terug en wilde zijn weg vervolgen. «Wat voer je tegenwoordig uit vroeg de kermis reiziger verder. »lk heb gevaren*, was ’t antwoord. «Daarmee kunt gij ook wel ouder, doch niet veel beter worden*, zei de andere. Er volgde een pauze. «Wat denk jenu aan te van gen vroeg de kermisreiziger weer. Frits haalde de schouders op. «Naar rooie Leen kunt gij niet terug*, gingdepraat- Als ge een eerbaar, eenvoudig mensch van buiten zijt en ge leest geregeld de krant, dan slaat ge misschien de politiek ’t liefst, de bran den, ongelukken, moorden en sensatie-stukken slechts noode over. En dan leest ge zoo vaak van moord en doodslag in Rusland, dat ge meent daar geen minuut veilig van uw leven te zullen zijn. Ge denkt dat Parijs omsingeld is door apachen en vrouwenmoordenaars en van de Italianen meent ge, dat nog minstens een derde deel uit naneven van Rinaldini be staat, dat Amerika zoo ongeveer voor een vierde deel door milliardairs bewoond is. Deze verkeerde of min juiste voorstellingen krijgt ge vooral om deze reden, dat ge tijdruimte en vooral plaatsruimte vergeet te schatten en na laat te bedenken, dat het met kranten gaat als met de menschende sensatie-nieuwtjes vertellen ze, liefst een weinig aangedikt, zeer gaarne over, de slechte handelingen gaan vóór de goede, omdat de kranten wel weten, dat hunne lezers die soort zaken ’t liefst lezen. Iets beter geraakt die eerbare, eenvoudige buitenmensch op de hoogte met toestanden in ons eigen land en dan weet hij, dat in de groote steden de slechte daden, ontucht, dron kenschap, inbraak, moord, enz. hoogtij vieren. De Zandstraat te Rotterdam zou hij niet dur ven doorloopen, al was ’t ook, dat bij hem de nieuwsgierigheid ’t won van de eerbare af schuw. De Zeedijk te Amsterdam, neen, ook maar liever niet. En s nachts zou hij niet gaarne op eenzame paden, zelfs in ’t centrum onzer hoofdstad loopen. Hij heeft gehoord van buurt IJ IJ, dat dan één groot schandaal moet zijn en meent op elke vijf menschen ten min ste wel één zakkenroller, op elke twintig één inbreker te moeten zien. Of ’t dan zoo erg is in ons goede Am sterdam? Och, bedenk alweer, dat er in een stad van 565 duizend (ik schreef haast 566 duizend, maar in de maand Mei is de bevolking afgenomen!), waar menschen van allerlei landaard rondloopen, waar zeelieden van alle natiën komen, waar dagelijks een 25 duizend-tal vreemdelingen ver- keeren, waarvan er vele, om eens uit te gaan, eens wat te genieten, in diverse genres, wat ge zoo thuis niet kunt doen, omdat ’t daar niet te zien is, of daar niet kan of daar te veel inden kijk zou loopen. Hoe zou ’t haar gaan en zouden zjj nog beide in leven zijn O, de gedachte dat zijne lieve trouwe moeder dood kon zijn, voor hij aio een berouw volle verloren zoon tot haar was teruggekeerd, dat was eene marteling te meer voor den zwerver. De gezagvoerder van den bodem, waarmee hij de terugreis had gemaakt, had hem als eene gratificatie tien gulden ter hand gesteld. Voor de eerste week zou Frits dus nog wel voedsel en onderdak kunnen bekomen. Aan zijne kleeding haperde op ’t oogenblik niets; want aan boord had hij van den een dit en van den ander dat ten geschenke ontvangen, zoodat hij zoowel wat de onderkleederen als de bovenkleeding betrof, er behoorlijk in stak. «Nu ik toch eenmaal met de zee begonnen ben en aan ’t element wat gewoon ben geraakt*, zoo dacht Frits, «zou ik ’t daar wel eens kunnen beproeven. Ik kan mij toch als hulpkok of bediende van den hof meester wellicht op een mailboot gaan verhuren*. Meer en meer gaf hij aan dat voornemen toe en wel dra vervoegde hij zich aan een huurkantoor voor sche pelingen, om te vragen of men daar ook een betrek king zooals door hem begeerd werd, open wist. ’t Antwoord was teleurstellend, doch de huurbaas zei hem, dat een betrekking zooals hij verlangde, misschien te Amsterdam beter te bekomen was dan hier. Frits was nooit in de hoofdstad geweest, doch be sloot nu maar terstond daarheen te trekken en te be proeven er klaar te komen. Reeds den volgenden dag was hij bij een huurbaas aangeland, die tevens een kroeg hield. Daar trof hij verscheidene schepelingen aan, de meesten min of meer onder invloed van ster ken drank. Gelukkig had Frits, bij alles wat hjj had meegemaakt, zich wijselijk weten te onthouden van ’t gebruik van dames, gelijk in mindere mate het »bête hu- maine* in de vrouw zich ook wel tegen de sterkere helft openbaart. Ik hoorde daar iemand onlangs ’t volgende over zeggen Ik was onlangs in gezelschap met een aan tal dames, gehuwde en ongehuwde, waar het bewuste thema in geanimeerd discours werd behandeld en ik hoorde daar staaltjes van mo lest, die ik onmogelijk achtte. Een knap uit ziende vrouw, die zich niet geroepen gevoelt, zich te verhobbezakken en die het ongeluk heeft, moeilijk stuursch te kunnen kijken, wordt zoowat beschouwd als publiek eigendom door een zeker genre van heeren. Mij is bekend van eene dame, die dooreen luguber modern type in een maand tijds tot vijfmaal op straat is lastig gevallen. Een bezoek van den broeder der dame aan het huis van dien vrouwenkweller, dat eindigde met luid spektakel en handgemeen, heeft eindelijk rust geschapen. Een tweede geval werd in het bewuste ge zelschap verteld door een piquante jonge vrouw, die op zekeren dag thuis h? ir parapluie opende, daarin een briefje vond, waarschijnlijk door een verborgen aanbidder in de tram daarin geworpen. Het briefje werd door den echtgenoot bewaard en deed na het verhaal de ronde, evenwel alleen bij de heeren. Men be grijpt dus tot welke uitdrukkingen de ziekelijke neiging van den aanbidder had geleid. Dat mannen een dame uren volgen in win kels en in trams is zoo gewoon, dat het bijna niet meer wordt opgemerkt, maar dat zoo’n man dan, wanneer de dame haar huis is binnen gegaan, brutaalweg aanschelt en poogt in con nectie te treden onder een of ander voorwend sel, is nog niet zoo gewoon, al wisten twee dames van het gezelschap daarvan te ver tellen. Als een knappe vrouw voor een costuum- of hoedenwinkel staat te kijken, dan is ’t niet onge woon, dat de een of andere lichtmis terstond aanbiedt, haar zijn portemonnaie ter beschik king te stellen. Voor deze en dergelijke feiten sta ik in. Zij gebeuren niet ’s avonds, maar op klaar lichten dag in de drukste winkelstraten en dat aan dames, aan wie mijn niet geheel ongeoefend oog niet het minste waarneemt, hetwelk aan leiding kon geven tot vrijpostigheid. Men kan verschillen over de vraag, of het Gij zijt dus in uw klein plaatsje erg gewoon en braaf en eerbaar, omdat ge niet anders kunt; er behoeft dus geen karakterdeugd en vastheid van wil bij en ge hebt ’t recht niet op uw normaal leven te stoffen. Dus, gij, beste, brave ziel brengt zelf er toe bij, ’t in zoo’n Amsterdam roeriger te maken. Maar bedenk ook nog, dat zij, die door minder nobele drijfveeren gedreven worden, in onze stad beter terecht kunnen dan bij u in een dorpje. Eilieve, ’t vak van inbreker zou daar geen droog brood opleveren, men zou ’t terrein in een minimum van tijd afgewerkt hebben en men liep er te gauw in de kijk, werd te spoedig gevat en daarmede zou ’t geheele vak verloopen zijn. En dan ’t zakken- rollersbedrijf! Vestig u nu eens te IJsbrechtum of Wommels als zakkenroller, moerder, dak- gootlooddief, benevens al wat bij dit vak ver der kan waargenomen worden. Mensch, ge zoudt ’t wel als een mirakel in de krant mogen zetten, zoo ’t u voor de tweede keer gelukte uw bedrijf uit te oefenen. Misschien liggen te Scharnegoutum van de tien menschen er negen al lang voor tien uur onder de wol (als ik ’t in deze warme dagen mag zeggen!). Nu, ga daar eens als avond- straatdame, die na tienen haar brood moet verdienen, je vestigenwordt, omdat ge een Duitsche van geboorte zijt, eens zeven maal over de grenzen gezet als zijnde zonder middel van bestaan en kom dan den achtsten keer toch terug, verlok een schoenpoetser voor driehonderd pop om burgerlijk met u te huwen en tart daarna de politie je weer te expatri- eeren! Hoe zou Lammetje Zondag, die logement houdt voor lui, die op ongeregelde tijden ’s nachts thuis komen en daarna wat weg te brengen hebben naar een opkooper, hoe zou ’t mensch zich nu te Jutrijp gaan vestigen. Hare klanten zouden er zich waarachtig niet eens voldoende kunnen oefenen in zaken en vaardigheden, die tot hun edel bedrijf behoo- ren, als daar zijn ’t overklinimen van daken, ’t forceeren van brandkasten, enz. En dan, iemand, die als internationale boef liefst z’n naam en nog heel wat meer heeft te verbergen, zoo iemand gaat toch niet te Ijlst wonen, waar de menschen je liefst binnen drie dagen van haver tot gort kennen, mits gaders je familiestamboom tot in den derden graad. Dus, amice, omdat er bij ons zooveel meer gelogeerd is, gebeurt er ook veel meer dan bij u; maar bij u gebeurt toch ook, wat er gebeuren kan. Zeg, breek eens met je vieren bij u in Ijlst in een gebouw als de Grand Basar de la Bour se, waarvoor ge half Ijlst kunt koopen? En waar zult ge te Ijlst met de kar heenrijden, waarop ge ’t gegapte wilt vervoeren, zonder dat heel Ijlst op de been komt? En bij wien moet ge den boel verzilveren? Laten we dus verder niet er over twisten, dat hier meer gebeurt dan bij u en er ons liever over verblijden, dat ondanks alles, wat er voor kwaads te leeren valt, ’t gros der be volking nog zeer degelijk is. Tegen veel verkeerds wordt ook met kracht te velde getrokken. En juist de kwaal, die ’t meest in een groote stad voorkomt, die daar ’t best voortwoekert, ook al, omdat de pro vinciaal zoekt in een groote stad, waar nie mand hem kent, wat hij in zijn woonplaatsje, waar ieder hem kent, niet zou durven en kun nen doen. Wat is er van regeeringswege en door particulieren niet reeds gestreden tegen de zedeloosheid! Maar daardoor moge veel, dat aanstoot kon geven, opgedoekt zijn, ’t meeste is toch alleen maar verplaatst en van pu bliek, door de wet te controleeren, in niet te controleeren gelegenheden veranderd. Onlangs schreef men in de »N. Rott. Crt.« over de onzedelijkheid in de straten van onze residentie en vooral over ’t min of meer lich telijk molesteeren van dames. Hier in Amsterdam had men ’t voor een paar weken maar steeds over inktwerpers en toen de inktwerper gesnapt was en een gewone kwajongen een meisje met vuil gooide, ’tgeen reeds sedert lange eeuwen tot de ordinaire kwajongensstreken pleegde te behooren, toen meende men met een nieuwen inktwerper te doen te hebben en dacht heusch reeds, dat er van een besmettelijke ziekte kon gesproken worden, waarvan alleen de latijnsche bena ming nog maar behoefde vastgesteld te worden; ja, mogelijk dacht een enkele, dat reeds naar den «bacil inktwerpia* moest ge zocht worden. Maar natuurlijk wordt ook hier, behalve ’t molest aan de kleeren, dat wel de pers in beweging bracht, ook zedelijk mo lest aan dames gepleegd, hetgeen zeker veel meer de attentie moest trekken. Het dierlijke in den man vertoont zich ook hier tegenover URANT 4 1 DOOR W. METS T z.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1