FOOR SHÏ ES MSTREkEJ. e I ’T 01 BE LIED. SlfflWS- EJADVERTENTIEBLAD 63e Jaargang. Woensdag 8 Juli 1808. Uo. 55. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. I A Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ik hem geld leenen en krijg ten slotte van hem ge daan wat ik wil«. »Maar, wat heb je dan eigenlijk met hem voor «Wel, hij moet trachten de villa binnen te komen en goed hoogte en breedte nemen hoe ’t inwendige er uitziet en in welk vertrek naar zijn oordeel een nachte lijk bezoek ’t meest loonend kan worden ondernomen. Persoonlijk behoeft hij aan dat bezoek niet deel te ne men, doch wij zeggen hem aandeel toe in den winst. Als wij eerst maar de buit binnen hebben, zullen wij dien kaffer wel met ’n kluitje in ’t riet sturen*. «Nu, als ’t je gelukt*, sprak een der vagebonden, «pleit ’t voor je slimheid; maar ik vrees dat je bot zult vangen*. Nog zaten de schelmen verder het snoode plan te bespreken, toen een inspecteur van politie met een paar agenten binnentraden en de aanwezigen met streng onderzoekende blikken opnamen. Dezen waren aan dat alles reeds zoo gewoon, dat zij er zich in ’t geheel niet aan stoorden. De inspecteur vroeg aan Lammetje of er soms nog meer volk in huis was, doch zij ant woordde ontkennend. Dat de speelduivel weer deerlijk vaardig was gewor den over Frits, bleek den volgenden dag duidelijk, om dat hij reeds voor vier uur weer tegenwoordig was in ’t beruchte café, ’t Duurde niet lang of ook de spelers van den vorigen dag verschenen en weldra heerschte in ’t lokaal weer een rumoerige drukte. Er was nog meer volk dan den vorigen dag. Zelfs een harmoni caspeler bevond zich in 't café en gaf nu en dan een lustige deun ten beste. Toen de kaartspelers druk verdiept waren in hun dobbelspel, trad een man binnen met een kastje onder den arm, dat hij op een tafeltje plaatste, vlak bij de plek waar Frits zat. Deze laatste bezoeker droeg een z waren grijzen baard, Nu een had de ander ’t heelemaal op eigen risico deed. Genoeg, die beide heeren konden er als heeren van leven. hem zoo kaal te plukken als een kip, die in handen van een kok is geweest.* »’t Zou ook wat geven, zooveel splint zal hij toch wel niet bezitten*. «Dat is ook niet noodig. ’t Schijnt mij toe iemand van voorname afkomst, die gewoon is in nette krin gen te verkeeren*. «Nu, wat geeft ons dat «Dat geeft ons zooveel, dat wij dienst van hem kun nen hebben. Ik heb ’n mooi zaakje op ’t oog, voor den aanstaanden Zondag en als ’t dan niet kan worden on dernomen, moet ’t later geschieden*. Terwijl hij dit half fluisterend zei, waren de andere kaartspelers nader gekomen. De overige bezoekers waren allen heengegaan. «Wat heb je in ’t vizier; speurhond vroeg iemand uit het gezelschap. «Geen verraad op de kust, dan zal ik jelui mijn plannetjes meedeelen. Niet ver van Utrecht staat een kleine villa, welke, voor zoover ik heb kunnen uitvis- schen, alleen door dames wordt bewoond. Die men- schen moeten schat en schatrijk zijn, ’t Is dus wel de moeite waard om daar eens een nachtelijke visite te maken en ze van ’t overtollige wat te ontlasten*. «Houden ze ook een houd vroeg een stem. »Niks van gemerkt*, was ’t antwoord. «Is de tuin soms met prikkeldraad afgeheind vroeg een ander. «Neen, met heel gewoon houten hekwerk.* «Weet je ook iets van de inwendige inrichting «Heelemaal niets en dat moet nu die jonge ^kaffer voor ons uitzoeken.* «En als hij dat weigert «Kan hij nooit volhouden. Wacht maar, totdat ik morgen eerst zijn laatste cent te pakken heb. Dan ga HOOFDSTUK VIII. 22). Vervolg. Frits behoorde niet tot hen; want bij ’t heengaan bleek hij ruim zes gulden te hebben gewonnen. Doordien hij ’s morgens reeds vroegtijdig was opge staan, scheen hij slaap te krijgen. Hij vroeg den har monicaspeler, die ook met de kaartspelers meedeed, waar hij een goed en goedkoop logies zou kunnen be komen. «Ga maar mee*, was ’t antwoord, «dan zal ik je wel terecht helpen*. Toen ’t tweetal heenging, riep een der meespelen den tot Frits «wij rekenen morgen weer op je, kame raad 1 Om ’n uur of vier zijn wij weer hier present*. «Als ik morgen nog in stad ben, kom ik vast*, her nam Frits en volgde den kermisreiziger, die hem bij ’t verdachte gezelschap had binnengeloodst. De harmonicaspeler bracht den zwerver in een goed koop nachtverblijf, doch deze vond ’t daar alles be halve zindelijk. Nauwelijks had ’t tweetal Lammetje’s herberg ver laten, of een der spelers zei tot dengene, die Frits had uitgenoodigd«hoe kon je dien kaffer zooveel laten winnen «Wacht maar tot morgen*, luidde ’t antwoord, dan zullen wij hem wel te grazen nemen. Ik heb plan ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. Ge zult bemerken, op ’t pas verlaten chapiter den hak om te lang grijs haar en een blauwe bril. Uit het kastje haalde hij een gramaphoon, wond de mechaniek op en aanstonds klonk een lustige wals. Even later kreeg men een aria te hooren van een der voornaamste ope razangers. «Nu zal ik je nog eens een extra-fjjn nummertje laten hooren*, sprak de man, knutselde iets aan het toestel en aanstonds was ’t alsof een lieve meisjes stem zong «Schijnt ook alles duister om u heen, Blijft toch maar vertrouwen, enz.* Als door een adder gestoken, sprong Frits op. Dat geleek naar de stem zijner zuster alsof zij zelve zong. Moest hij ook hier weer door ’t oude lied herinnerd worden aan al wat hij misdaan had Hij werd beur telings bleek en rood en zag verlegen om zich heen, doch voor men een vraag tot hem kon richten, gebeur de er iets, dat hem zoo mogelijk evenveel verraste. De deur ging open en weer trad een inspecteur met een paar agenten naar binnen en rechtstreeks op den man af met den gramaphoon. «Dat gestolen ding zullen wij maar allereerst in beslag nemen*, zei de inspecteur en bracht het toestel buiten werking, zoodat ’t lied als ’t ware in een klacht werd afgebroken. Toen rukte hij in een ondeelbaar oogenblik den boef diens valschen baard, pruik en bril af en tot Frits’ on uitsprekelijke verbazing stond daar Rudolf, zijn verlei der, nu nog veel lager gezonken dan hij. Sprakeloos staarde Frits naar zijn doodsvijand, doch reeds hadden de gerechtsdienaars hem geboeid en voerden hem mee, terwijl een van ’t tweetal ook de gramaphoon in beslag had genomen. De overigen namen ’t voorval als iets doodgewoons op, doch Frits stond daar nog altoos sprakeloos en keek wezenloos om zich heen. 1 Ook over het afweren van onbescheidenheid werd mij heel wat te berde gebracht. Het ge hoorde heeft mij bijzonder gefrappeerd, waarom ik ’t ook weer oververtel. Ik sta er voor in, dat al het hier gezegde volkomen waar is en dan rijst toch de vraag, of het niet mogelijk is, die kwelling van vrou wen, die voor sommigen beslist nadeelig is en haar elke wandeling geheel en al vergalt, te doen ophouden. Vele vrouwen zijn door zekere aangeboren timiditeit machteloos tegenover de brutaliteit. Zij doen wanhopige pogingen om hun vervol gers kwijt te raken. Maar zoo gauw zien de zen niet, dat zij te doen hebben met een schuchter wezentje, of zij zetten het er op, nog brutaler op te treden. Vele vrouwen hebben de gewoonte zoo spoedig mogelijk een agent aan te spreken, wat echter maar zelden helpt, omdat wanneer een helm zichtbaar is, de ver volging een poosje wordt gestaakt. Een van de aanwezigen, de man van eender dames, had zich niet in het gesprek gemengd, evenmin als zijn vrouw. Dat was ons opge vallen en wij vroegen de reden. «Wel*, zeide deze vriend, die nog Engelsche opvattingen heeft, «mijn vrouw heeft een uitstekend ge heugen en wanneer wij soms iemand tegenko men, die het haar buitengewoon lastig heeft gemaakt, ga ik op hem af, en waar het ook zij, in een café, op straat of in de comedie, zijn avond is niet van de prettigste. Verschei dene vrouwen hebben hun man op die ma nier in een uiterst moeilijk parket gezien. Maar dat gaat mij niet aan.* Ik geloof, dat de meesten van ons het per saldo wel eens waren, dat het zelfhelp hier alleen effect kan brengen. Tot zooverre m’n zegsman. Ik zei in m’n vorigen ook, dat hier in de hoofdstad heel wat tegen de onzedelijkheid gedaan wordt. Van overheidswege is dat be paald veel. Doch ook van particuliere zijde. Voor meer dan twee jaren begonnen ze van kerkelijke zijde bijv, een krachtigen en lang volgehouden strijd tegen winkels met gewaagde uitstallingen, natuurlijk tegen de boekwinkels, waar steeds allerlei soorten van ansichten, al lerlei bekende Fransche geïllustreerde perio dieken met veel naaktstudies voor ’t nieuws gierig publiek te zien zijn; winkels, waar bijv, een zeker soort boeken ook onder couvert naar belanghebbenden verzonden worden. Enfin, ge heeft er ’t meeste belang bij, dat de zaak marcheert en dan gaan er geen percenten af. Vaak hebben bladen, zelfs grootere, zoo genaamde stoppers of keesjes, advertenties, die geen cent opleveren, maar als bladvulling uit andere couranten geknipt worden. Die colporteurs zijn gladde vogels, die men in meerdere rubrieken kan verdeelen. Je hebt er eerste-klasse-menschen onder, die zich voor naam aandienen, en andere, die nog beunha zen in ’t vak zijn. Je hebt er, die alleen voor groote, solide bladen colporteeren en, die bij geluk voor een klein blaadje mogen werken. Zoo’n klein blaadje kan altijd wel zulke helpers gebruiken. Je hebt ze, die alleen bij groote firma’s aankloppen en je hebt ze, die in zoo’n groote zaak niet durven komen. Je hebt er, die altijd in ’t vak werkzaam waren, en er zijn er, die, als mislukte leden der samenle ving, de colportage uit nood aangegrepen heb ben. Doch genoeg, er zijn er zooveel soorten. In de hoofdstad wordt ook een blad uitge geven, dat in een klein Noordhollandsch stadje gedebiteerd werd. Maar d*1 drukker uitgever werd om meerdere redenen zoowat uit dat stadje gebannen. In de hoofdstad was echter wel plaats en van daar uit wer den de lezers bediend. Eerst scheen ’t blad nog al eenige oplage gehad te hebben, doch deze verminderde door de concurrentie, die steun vond in ’s mans unfaire bedrijven. Doch geen nood: Een paar eerste-klasse- colporteurs en meerdere minder bekwame dito, zouden de zaak wel in orde houden. Boven dien kwam de eigenaar zelf ook nog wel eens in ’t geweer en wist met z’n slangen-lieftallig- heid de lui vaak aan een contractje te lijmen, waar ze anders in ’t geheel geen idee op had den. Zooals ik reeds zei: Dat spaarde ook de percenten uit voor de colporteurs. Een der colporteurs, een deftig mijnheer, zilveren knop aan de rotting, had steeds een abonnement-2e klasse op het Zuidernet en be reisde dus ’t geheele Zuiden van ons land, Utrecht en natuurlijk, als ’t moest, ook de hoofdstad zelf. De andere, die ’s winters een jas met bont droeg, had meer Holland voor z’n deel, wil ik niet krenterig opgeven, hoe de vrij reisgeld en vast zooveel per week buiten de verdere percenten en Toen ons gesprek in dezen zin een tijdlang geduurd had en mij vele krasse staaltjes door de dames waren medegedeeld, ging langza merhand het debat over tot de vraag, wat een dame tegen de brutaliteit, als in de vorige brief geschetst, kan doen. Daarover waren de meeningen zeer verschil lend. Een der dames vertelde, dat zij steeds de haar aansprekende mannen maar een poosje liet begaan. Het blijven staan, in een winkel of tram gaan, baat toch niet, verzekerde zij. Wanneer het gewauwel lang genoeg heeft geduurd en niet obsceen is wat soms wel het geval is d in blijf ik even staan, zeide zij en zeg gewoon, dat ik geen kruier noodig heb en zelf mijn pakje of taschje wel thuis kan brengen. De meeste heeren vatten dit als een affront op en gaan druipstaartend weg. Een andere resolute dame verzekerde meer malen succes te hebben gehad met de verze kering een aanrander midden in een winkel straat een klap in zijn gezicht te zullen geven, als hij niet verdween. Dit middel werkte onfeilbaar, verzekerde zij, ten minste als ’t in een werkelijk drukke straat is. Dezelfde dame ziet er niet tegen op in een tram, als een lastig erotisch heer naast haar zit, een ander beleefd te vragen, met haar van plaats te willen verwisselen, omdat de «man* naast haar zoo onaangenaam is. Meestal ziet men dan bij de volgende halte de «heer* uit de tram verdwijnen. Een aardige vondst is die van een jolige blondine, die veel bij den weg is. Hollandsch verstaat zij nooit, en als men haar daarin lang lastig valt, blijft zij eensklaps staan en begint in geïmiteerd Italiaansch of Spaansch wat te brabbelen, bijv.: «Parlo lanco Hispana* of «Ita liano*. Wie toevallig Italiaansch kent, weet toch niet uit te maken welk onmogelijk dialect (Venetiaansch en Siciliaansch lijken hoogstens zooveel op elkaar als Nederlandsch en Duitsch!) het gesprokene wel is en zelfs de liefste blon dine blijft men niet lastig vallen, als zij alleen een onbekend idioom heeft. Dit hoorende, gaf ik den raad, bij de eerste aanspraak wat mét de toppen der vingers te gaan manoeuvreeren om te doen alsof men doofstom is. begrijpt voldoende, welke etalages ik bedoel. Weken achtereen kondt ge niet in de Kal- verstraat en enkele andere hoofdstraten loopen. Vooral in de nabijheid der bekende winkels van pasgenoemd genre werd die propaganda steeds drukker. Men kon zien, dat ’t colpor teeren geschiedde door jongelieden, die zich er gratis voorspanden. Steeds was de bewe ging natuurlijk op Zaterdagavond gaande. Op de N. Zijds Voorburgwal en vooral in de buurt van Hartenstraat 3, waar de heer Koster woont. Ge kondt daar alleen reeds, als ge niet weigerde, maar gewoon doorliept, best in ’t bezit van een tiental biljetten komen. En ge weet hoe ’t er mee gaat; enkelen lezen ’t pa pier geheel, anderen gedeeltelijk door; velen kijken even naar ’t opschrift en «moeten van die fijne boel niets hebben*; nog weer anderen hebben ’t onwillekeurig aangenomen en laten ’t dadelijk op de straat vallen. Natuurlijk gaf dat in de buurt des heeren Kosters eenige drukte, een volksverzameling. De heer Kos ter-zelf stond in de deur en betoogde met voornaam gezicht: «Ze maken reclame voor me! Dat spaart me heel wat adverteeren uit Doch laat ik hier even mee ophouden en schrijven over een sterk staaltje van bedrog op ander gebied, ’tgeen wel zoo iets naar flesschentrekkerij zweemt, dat ik toch weer terugkom en dus niet te zeer van op den tak spring. Ik vertel ’t hier, doen zien, dat men op allerlei wijze kan be drogen worden en geef hier weer ’t woord aan een kennis, die me van ’t volgende op de hoogte bracht: In de hoofdstad worden zeer vele bladen uitgegeven. De groote bladen, ook de groote volksbladen kent ge, al zou ik misschien meer van de onderlinge waarde dier bladen kun nen zeggen dan menigeen uwer. Dan ver schijnen er buurtbladen, die alleen in een be paald deel der stad gratis verspreid worden en ’t moeten hebben van de advertenties. Er zijn kerkblaadjes, waarvan ik één zou kunnen noemen, dat bepaald een goudmijntje is. Voor al die kleinere bladen moeten steunen op de col porteurs, die advertenties aanbrengen en daar van een behoorlijk percentage trekken, vaak ongeveer 25 percent. Gewoonlij k is de ondernemer van zoo’n buurt- blaadje zelf de voornaamste colporteur; die I 1 OURANT. DOOB W. METS T z. 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1