VOOR SM M OMSTREKEN. We gaan vooruit. ’T Q1BE HEB. JIEfflS- B ABVERTE5TIEBLAD I 63e Jaargang. Zaterdag 11 Juli ,1908. No. 36. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. op onze 23). (Slot volgt). Wat is, daarbij vergeleken, van de witte vlek op de kaart ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. ander voorwendsel binnen te Komen, wacht je den avond af desnoods tot laat in den nacht. Na zoo’n feestelijkheid wordt allicht eens vergeten om een of ander raam behoorlijk te sluiten. Je kunt dan altijd, na je terugkomst, verklaren of je al dan niet wensoht mee te doen. Je zult wel niet dik meer in je klein geld zitten. «Hier, neem deze twee rijksdaalders nog maar in voorschot; je staat nu toch bij mij in het krijt». Tegen wil en dank nam Frits het geld aan, dat de slechtaard hem in de handen drukte. Toen de jonge man niets zeide, ving de beramer van het plan weer aan en sprak «Doe nu voor dien tijd niet weer mee aan ’t kaart spel; want anders zijn je centen gevlogen voor jelui op reis gaat en ik kan niet altoos blijven voorschieten». Frits beleefde dagen van ontzettende spanning, voor de afreis naar Utrecht plaats had. Hij beraamde bjj zich zelven ’t plan om wel mee te gaan naar Utrecht, doch daar naar ’n gelegenheid te zullen uitzien om zijn geleider te ontsnappen. Hij wilde zijn best doen om zooveel geld af te zon deren, dat hij opnieuw een pak postpapier en envelop pen kon koopen. Dan wilde hij maar liever ’t oude weinig loonende werk opnemen, dan zich verder met de misdadigers in te laten. Zijn geleider, een lange sluwe vent, met ware val- kenoogen, verliet hem geen oogenblik en hield hem steeds in ’t oog. ’t Was of de vagebond de gedachten van den jongen zwerver kon raden. Toen zij op den dag nabij de villa kwamen, zagen zij, dat een raam nabij den weg een weinig open stond; hoog genoeg om er een man door te laten. Voor ’t raam hingen eerst gewone gordijnen, doch ter zijde waren zware overgordijnen zichtbaar. «Hier loopt al te veel volk, om reeds nu een kansje van de dochter des huizes afkomstig. Die briefkaart bevatte de uituoodiging aan zekere juffrouw Helene, om op Zondag een verjaarpartijtje te komen bijwonen met nog een drietal andere jonge dames». »Zoo, op ZondagDe hoeveelste is het dan «De twintigste, geloof ik«. »De twintigste», herhaalde Frits langzaam en dacht er dan bij dat ook zijn goede zuster op dien dag ver jaarde. Mina zou dan reeds twintig jaar zijn. «Waar denk je toch over, je zet zoo’n ernstig gezicht vroeg de ander weer. »lk wilde eens vragen», antwoordde Frits eenigszins verward, «water met de gevonden briefkaart gedaan is?« «Wel, natuurlijk netjes op de post bezorgd; wij hou den er niet van om een anders correspondentie zoek te maken». «Maar hoe wil je daar op die villa nu Zondag iets uitvoeren, als er een feest wordt gevierd?» «Wij behoeven het juist niet op dien Zondag te doen, maar vinden dan gelegenheid om op de hoogte te komen van de inrichting.» «Ik kan er toch niet toe besluiten om mij in zulk een onderneming te laten betrekken». «En waarvan zul je dan het geld terug betalen, dat ik je geleend heb Frits staarde den spreker verlegen en onthutst aan. Op die vraag moest hij het antwoord schuldig blijven en toch duizelde hij schier bij de gedachte, zich bij een rooverscomplot aan te moeten sluiten, al zou hij slechts moeten dienst doen als verspieder. «Weet je wat», vervolgde de aanlegger van ’t booze plan, «ga jij eerst Zondag eens met lange Dirk op reis naar Utrecht. Jelui kunt dan eerst op je gemak pools hoogte van alles nemen. Je gaat overdag de villa eens bekijken en zoo er dan geen kans is er onder een of Als er iets is, waarover we ons mogen ver bazen, dan is het de reusachtig snelle wijze, waarop in onzen tijd de wereld vooruitgaat. Ten minste volgens onze, altijd eenigszins be nevelde wijze van zien. Naar wij meenen, is er nog nooit een tijd geweest, waarop alles zóó snel veranderde, waarin zooveel nieuwe uitvindingen en ontdekkingen werden gedaan en hare toepassingen vonden in het maat schappelijk leven. Noem de reeksen van sen- sationeele uitvindingen op ’t gebied van stoom, electriciteit, telegrafie, telefonie. Met onze partijdig-20ste eéuwsche oogen bezien, is onze wereld in de laatste honderd jaren eigen lijk nog meer vooruitgegaan dan ze dat in al de voorafgaande tijden te zamen gedaan heeft. Hier is zeker veel van waar, in onze oogen althans. Het is net, alsof de groote Fransche Revolutie den stoot heeft gegeven en daarna de geesten met de vrijheid in de maatschappij en de vrijheid van geest en van denken, ook de ingevingen kregenom dat denken vrucht bare resultaten te geven. Of men toen, ont daan van ’t maatschappelijk dwangbuis, ’t po litiek en staatkundig knechtschap, zich vrij ge voelde om op te stijgen in hooger sfeeren, waarin de geest zooveel verschillende wijzen vond om z’n vleugelen uit te spreiden. En met de vooruitgang op letterkundig en wijs- geerig gebied kwam de reuzen vooruitgang op technisch, op natuur- en scheikundig gebied, waardoor de eene groote uitvinding, nauwelijks in de praktijk behoorlijk toegepast, werd aan gevuld, vernieuwd of verdrongen door een nog meer volmaaktere, die op hare beurt weer een nog betere zag komen. Op aardrijkskundig gebied is de vooruit gang ook buitengewoon, gedeeltelijk als ge volg van de groote verbeteringen in ’t ver keerswezen, door de verschillende uitvindingen mogelijk gemaakt. Met meer gemak dan men vroeger een reisje maakte van Leeuwarden naar Amsterdam, reist men nu naar St. Pe tersburg, Cairo, New-York, naar de Noordkaap of de Niagara-watervallen. Zooals de zonen der rijke Nederlandsche burgers, de zonen der patriciërs (regeerings- en handels-) in de 17e eeuw ter voltooiing hunner opvoeding een groote reis maakten naar Duitschland en Italië, zoo kan men nu Japan, Australië of Argen- Vervolg. HOOFDSTUK IX. 7 Oude lied. De booswicht had geen gemakkelijke taak gehad om Frits te doen toestemmen in het complot betrok ken te worden. Hij had gewaagd van de toespraak, door den direc teur der gevangenis tot hem gehouden en hoe deze gezegd had «blijf braaf». «Hoe kan ik dit nu doen als ik uw voorstel aanneem?» vroeg Frits, maar de ander had deze drogredenen aan gevoerd, zulke menschen hebben gemakkelijk praten, beste jongenZij hebben een gemakkelijk tehuis, een flink inkomen en een rustige betrekking. Als zij ook eens als wij zonder middelen door de wereld moesten scharrelen, zouden zij het met al die mooie theorieën ook wel niet zoo nauw nemen. «Als je er tegen opziet om door een opengeschoven raam naar binnen te gaan, kunt ge immers opgeven dat gij vanwege de belasting komt om alles op te nemen. Op die manier blijf jij altijd buiten schot*. «Maar hoe weet gij dat er dien avond een feestje op die villa zal zijn «Wel de groene hinde, zie je, zoo noemen we een der kameraden, heeft een briefkaart gevonden, zeker te wagen*, zei de lange «maar vanavond kunt gij ’t gerust eens beproeven als zij ’t raam niet sluiten. Schuiven zij ’t eenvoudig omlaag, zonder er een pen of een knip op te doen, dan weten wij althans, dat dit raam omhoog kan worden geschoven. Laten wij maar eerst wat gaan eten, dan kunnen wij vanavond verder zien*. Frits sidderde op zijn beenen bij het denkbeeld, dat hij daar dat raam zou moeten binnenklimmen. «Kom nu maar eerst mee,« zei de lange zacht en trok hem bij de mouw. Frits volgde werktuigelijk. In een restaurant bestelde de makker een flink maal en liet ook een flesch goeden wijn aanrukken. De jongste had niet veel eetlust en zag er zeer jammerlijk uit. Van den wijn genoot hij des te gre tiger en deze scheen hem min of meer op te wekken. De lange merkte dit zeer goed en bestelde nog ’n flesch. ’t Was reeds tegen 9 uur, toen de beide avonturiers weer op weg togen naar de villa. In de kamer, waar zij ’s middags het geopend raam hadden gezien, braadde nu licht, dat echter door de toegeschoven dichte overgordijnen zeer getemperd werd. De lange Dirk sloop over ’t hek en onder ’t raam. Hij wenkte Frits, die hem willoos volgde. »’t Raam staat nog open,* fluisterde hij «wij kunnen zoo dade lijk wel eens een kijkje nemen.» Zacht trok hij Frits mee, die over alle leden beefde. Bij een schutting op zijde der villa, stond een losse tuinbank. De lange greep ’t voorwerp en sleurde het mee tot bij het raam. Zou ’t verwonderen, als men over 50 jaren nog weer zóóveel verder gevorderd was, dat ook onze ontwikkeling er slechts klein bij zal gelijken Vele gegevens zijn er om dit te vermoeden. Als er ten minste geen kink in den kabel komt. Bijv, een reuzenstrijd tusschen rassen, waarvan men nu nog geen flauw begrip schijnt te hebben, ziende ten minste het klein gedoe tusschen de verschillende volken van ’t blanke ras. Of een strijd tusschen groote klassen der maatschappij, erger dan de Groote Revolutie. Of wat dan ook. Maar anders, men mag verwachten, dat over een halve eeuw de wereld nog weer zeer veel vooruit zal zijn gegaan. De fiets was voor dertig jaren heel nieuw en nu beweegt de boerenknecht er zich dage lijks op. De auto is nu nog bijna nieuw; of schoon de electrische trams reeds jaren in ge bruik zijn, is de vrijloopende auto nog ’t speel goed der rijken of ’t vervoermiddel der groote zaken. Hoe zal dat zijn over jaren? Waarom zullen er niet spoedig aparte auto-wegen komen De 10 KM., onlangs door de Tweede Ka mer voor de auto’s geordonneerd, zal spoedig tot een risée voor ieder strekken. Wat zal de lucht voor een schouwspel op leveren? Er zullen bestuurbare luchtballons en vliegmachines zijn, die in alle richtingen het luchtruim doorzweven. Reeds nu ging een Koninklijk echtpaar met de ballon van Zeppelin mede; ’tgeen bewijst dat er veiligheid was; want een vorstenfamilie mag niet wagen, wat een ander geregeld probeert. Voor een twintigtal jaren leerden we in on ze nieuwste boeken over natuurkunde: Het vraagstuk der bestuurbare ballons zal wel een vraagstuk blijven. (Zie bijv. dr.v. d. Stadt). En thans, wij, die reeds te oud waren om ’t voetbalspel nog te leeren, wij zullen nog de «bestuurbare» geregeld boven onze hoofden zien zweven. Er zullen stations komen in de lucht. Heen- en terugbanen in de lucht; iedere route zal hoogte en richting aangewezen worden. De oorlogsschepen zullen veranderd moeten wor den, de Dreadnoughts tot oudroest gedegra deerd. Heeren admiraals en generaals, staat ge niet, even als wij, voor een raadsel, gij die verstand van ’t oorlogsvak hebt? Te New- York zullen voorschriften komen omtrent de wolkenkrabbers en misschien zullen deze hooge tinië doorkruisen, speuren in ’t hartje van Afrika. Want met’t verkeerswezen is ook dekenms van onze aarde verbazend toegenomen. Hoe kort is ’t nog maar geleden, dat de kaart van Afrika één groot, onbekend binnenland vertoon de, de bekende witte vlek, een oppervlakte aanduidende als geheel Europa. En thans is het zwarte werelddeel in alle richtingen door kruist. Van de Nijl, de oudste bekende ri vier der aarde (met Euphraat en Tigris), de rivier die reeds in den tijd van Jozef de leven en vruchtbaarheidbrenger van Egypteland was, van die zoo bekende rivier heeft men eerst voor een halve eeuw, of nog korter geleden, de bronnen kunnen vinden, die dan ook in ’t hartje van die groote witte vlek gevonden werden. En thans! Slechts een paar stukjes land werden nog niet onder Europeesche heer schappij gebracht. Tripolis behoort nog aan den Turkschen sultan, omdat Italië, dat er ’t ’t dichtst bij ligt en er dus de meeste aan spraak op heeft, geen slag heeft van koloni- seeren. Tripolis blijft nog onder Turksch gezag dank zij de onderlinge afgunst der volken. Abessinië is ook nog onafhankelijk en al werden langzamerhand de randen der Abes- sinische taart opgepeuzeld door Engeland en Italië, dit laatste land heeft door een paar ge duchte nederlagen moeten ondervinden, dat dit oude Christenland met z’n donkere bevol king recht meent te hebben en daadwerkelijk te kunnen toonen op eigen vrijheid. Alleen Marokko blijft er verder over. Doch hoe de strijd ook uitvalle, aan den greep der Europeesche invloed ontkomt dit rijk toch niet meer. En toch, is 't niet wat boud gesproken, dat de laatste eeuw de eeuw van vooruitgang op geestelijk, staatkundig en oeconomisch gebied is, die evenveel vooruitbracht als al de vorige eeuwen te zamen? Men zou den toestand kunnen vergelijken met een vat water, dat op ’t vuur gezet is. Eerst bemerkt men niets. Ongemerkt wordt ’t water warmer, heeter, doch alles blijft rustig in ’t vat, de watermassa blijft kalm, alles schijnt gelijk te blijven, tot plotseling het kookpunt bereikt is. Dan gist en kookt en bruischt ’t in ’t vat en begint een werking waar van men eerst niets zien kon. En toch heeft ’t vuur, ook voor dat ’t kook punt bereikt werd, evengoed z’n werk gedaan. Die kooktoestand was niet ontstaan zonder de langdurige kalme voorbereiding daartoe. Zoo ook onze laatste eeuw van stoom en electriciteit, van vooruitgang op allerlei gebied. Geheele eeuwen van voorbereiding zijn er aan voorafgegaan. Gelijk de Fransche revolutie niet als een meteoor uit de lucht is komen vallen, al verbaasde ze ook ieder door de buitengewone hevigheid der losbarsting, zoo had ook de stoomeeuw z’n wegbereiders. Vóórdat Robert Fulton een eeuw geleden de eerste stoomboot in de vaart bracht, had reeds lang Denis Papin met een stoomvaartuig proe ven genomen; proeven, die geen resultaat had den, omdat Papin z’n tijd te ver vooruit was en de menschen z’n wonderschip vernielden. En dan, stoom en electriciteit zijn juist zul ke uitvindingen, dat, als eerst ’t begin er is, men spoedig verder kan gaan. Over die geestelijke vrijheid en wat voor vrijheid dan ook zou menigeen nog met vraag- teekens willen spreken. Laten we dus niet te groot gaan wondereeuw en denken we aan de vergelijking met dat vat kokend water. Is ook de eeuw, die met Columbus aan vangt, geen merkwaardige; toen zooveel lan den ontdekt, zooveel nieuwe handelswegen ge vonden werden? de verdwijning van Afrika? En toch had ook deze eeuw z’n voorloopers. Hoe lang hadden de Portugeezen reeds geva ren, steeds verder langs de Afrikaansche kust. En de stoere, stoute Noorsche Vikingers had den reeds eeuwen en eeuwen vóór Columbus ’t groote Amerika ontdekt. Doch we kunnen nog veel verder terug gaan. Het is reeds bijna drieduizend jaren ge leden, dat de Pheniciërs om Afrika heenzeilden en in de Oostzee barnsteen vonden. Neem nu verder eens een enkele zaak. De 19 eeuw wilde de beide Polen vinden, in elk geval de Noordpool. Dat wilden de kloeke Barendsen ook, ofschoon ze geen stoom tot hulp hadden. Hoeveel zijn we nu verder ge vorderd? Hoeveel Noordelijker dan Spitsber gen, waar de Nederlanders reeds voor 250 jaren de stad Smeerenberg hadden We mogen dus wel grootsch zijn op onze eeuw, maar niet vergeten, dat wat nu tot stand kwam in zoo korten tijd, het resultaat is van eeuwen werkens. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. DOOR W. METS T z.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1