VOOR Sfflk E8 OMSTREKEN. ’T OUDE LIED. 63e Jaargang. Woensdag 15 Juli 1908. I No. 57, V f Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 'w ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. dien brief uit dat dorpje aan de rivier, nooit meer taal noch teeken van mijnheer Frits hebt gehad«. De gestalte, in de gordijnplooien verscholen, beefde als een riet en snakte haast naar adem, terwijl hij beurtelings bleek er. rood werd, nu eens gloeide en dan koude rillingen langs het lichaam gevoelde. Weer hoorde hij de zachte stem zijner moeder zeggen: «Ik had van nacht een zeer merkwaardige droom, Bram, verbeeld je, dat ik mijn zoon weerzag. Berouwvol snelde hij naar mij toe en ik ving hem op in mijn armen». «Geve God», antwoordde de oude getrouwe, «dat deze droom eens werkelijkheid mocht worden, goede mevrouw, wat zouden wij dan allen onuitsprekelijk gelukkig zijn». »En wat Frits ook heeft misdreven», liet de goede moeder er op volgen, «alles zou hem worden vergeven, zijn ergste misdrijven en afdwalingen zouden met den mantel der liefde worden bedekt». »Omdat uw edel hart te groot is voor de liefde, kan er geen sprake zijn om er zelfs een plaatsje voor haat of wraak open te laten*, ’t Was voor Frits of hij een bange droom had. Nooit had hij iets doorleefd, dat hem het gemoed in zoo hevige beroering bracht als nu. Zou hij pogen zich zacht uit het raam te laten neer glijden om dan weg te snellen Hij gevoelde zich het groote voorrecht niet waardig, zijn brave moeder weer te zien en toch, nu hij haar teedere liefdevolle stem had gehoord, hunkerde hij er sterker dan ooit te voren naar, weer met haar en de goede zuster te mogen wor den hereenigd. Daar binnen in de aangrenzende kamer weerklonk pianomuziek en aanstonds werd door eenige lieflijke meisjesstemmen een lied aangeheven, 't Klonk heer lijk door de stilte van den winteravond. »Neen, dank je, Bram, laat maar«, hernam een wel luidende zachte stem. Goede genadige hemel 1 Frits had de stem zijner lieve moeder herkend en ook die van Bram, den trouwen dienaar. Het koude zweet parelde hem op het gelaat. Nooit, nooit zouden de schelmen zich vergrijpen aan het goed zijner moeder. Maar was hij zelf ook niet een schelm, reeds vele maanden geleden toen hij de edele vrouw zoo bedro gen en beroofd had De beklagenswaardige stond besluiteloos of hij zich een kogel door het hoofd zou jagen of uit het raam springen en vluchten, ver, ver van hier. »0 God, help en steun mij«, jammerde hij binnens monds in bange vertwijfeling. Weer sprak Bram «ik heb het raam den geheelen middag opzettelijk laten openstaan omdat ik wel vermoedde, dat u hier wat zoudt willen herademen; het weer was bijzonder zacht voor December; dus kon ik er dat wel op wagen, meende ik«. «Ik dank je wel voor je goede zorgen, Bram«, her nam mevrouw van Seilenaar. «Juffrouw Mina is maar flink opgeknapt in Zwitserland, mevrouw. Ik geloof nu stellig, dat alle gevaar geweken is; zij ziet er al thans welvarend uit en wat heeft ze een prettigan verjaardag «Zeker ben ik dankbaar, Bram, voor het volkomen herstel mijner lieve Mina, maar haar verjaardag zou voor mij eerst dan een prettige zijn, als dat nog eens geschiedde, waarnaar ik dag en nacht hunker en waar om ik den goeden God telkens opnieuw smeek». «De terugkeer van den verloren zoon«, hernam Bram; «ja mevrouw, als dat nog eens geschiedde, wat zouden wjj dan allemaal gelukkig zijn«. «Toch wanhoop ik nog niet geheel, Bram!» «Dat is zeer goed mevrouw, maar vreemd is het toch, dat u na Ik zal nu nog wat naders vertellen over de faits et gestes van den eigenaar van bedoeld blaadje en van degenen, die er aan verbon den waren. Het blaadje verschijnt tweemaal per week, des Woensdags- en des Zaterdagsmorgens; ’t laatste had soms een bijvoegsel, maar alleen als ’t er goed aanzat met de advertentie’s en als er tijd voor was aan de drukkerij, waar een niet te talrijk personeel werkte met de hei melijke hoop in ’t gemoed, dat de brave uit gever eens een beroerte of een ander even aangenaam geval mocht overkomen. Aan den chef-drukker, die meteen ook in zoo’n buurt- blaadje zat, had meneer, de zaken prachtig voorspiegelende, de drukkersrisico overgedra gen. Want te voren was ’t wel eens gebeurd, dat de zetters «bij ongeluk» een geheelen vorm in pastei lieten vallen, zoodat ’t nummer niet kon verschijnen. Het contract met dien chef- drukker was zoo gesteld, dat mijnheer alle recht aan zich hield. En al spoedig begreep die chef, bedrogen te zijn. Mijnheer kwam zelden ter drukkerij, omdat hij zich daar niet in aangename atmospheer gevoelde. Ook had de uitgever ’t nog al verbruid bij den typo grafenbond, waarvoor meerdere oorzaken wa ren te zoeken, als men maar over meerdere ja- ren zocht. De redacteur had ’t aangename baantje bij mijnheer op ’t kantoor te mogen werken voor bliksemafleider en tusschenpersoon te dienen. Hij moest voor mijnheer ter drukkerij de kas tanjes uit het vuur halen en de lakens uitdee- len, die mijnheer eerst gereed had gelegd. Doch de drukkers en de chef lachten wat om die lakens en gaven den redacteur heel wat ze- genwenschen mede, die gericht waren aan ’t adres des edelen rooden mijnheers. Ook keken ze de correctie alleen even in, om er geen letter naar te verbeteren. En zoo voort. Men begrijpt dat er nog al eens van re dacteur en verder personeel verwisseld moest worden. Nog was er een persoon, netjes gekleed, reeds soldaat geweest, die alles en nog wat had te doen: koffie zetten, adressen schrijven, ’t geld van vuile advertenties in de stad op scharrelen, onderhandelen met adverteerders, die wisten dat ze bedrogen waren, enz. Dat alles voor de somma van nog geen vijf gul- in de stad. Je trilt alsof je de koorts hebt; ben jij een vent? Kom. gauw naar boven.» Hij duwde Frits, die al te ontsteld was om zich te verzetten, naar de bank. Toen reikte hij hem een pistool en een dolk over en zei: «neem dit om je te verdedigen, als je soms door een hond wordt overvallen*. Eer de beklagenswaardige zwakkeling, ook nog een weinig beneveld door de genoten wijn, besefte wat er eigenlijk met hem geschiedde, had de gespierde lange misdadiger hem bij de bank op naar boven gezeuld en het raam binnengeschoven. «Geef je oogen en ooren nu goed den kost,« riep hij nog zachtjes tot Frits, die zich aan het raamkozijn moest steunen om hat op de been te houden. Luid bonsde zijn hart hem in de borst en hij kon ’t hoo- ren kloppen. De lange sleepte de bahk weer naar achteren bij de schutting en sprong toen met een wip over hec hek, waar hij langzaam het pad begon op en neer te wan delen en van tijd tot tijd eens tegen een boom bleef leunen. Frits stond daar terzijde van het raam in een der dichtste plooien der overgordijnen gewikkeld, moeilijk zichtbaar van buiten en geheel verborgen voor hen, die in de kamer mochten komen. Daar werd een deur geopend en een dame, kenbaar aan de ruischende kleeding, scheen het vertrek binnen te komen. Frits beefde nog sterker en gevoelde een onweerstaanbare neiging om het raam uit te springen. Daar hoorde hij iemand in de kamer zeggen «het is hier veel koeler dan in de salon, mevrouw ’t Was daar voor u wel wat warm. Hier komt u zeker weer gauw tot verademing. Tocht het soms, dan zal ik het raam wel even neer laten». HOOFDSTUK IX. 24). Slot. Toen plaatste hij de bank in de schuinte tegen den muur, kroop bij ’t tuinmeubel op en stak weldra ’t hoofd door ’t raam naar binnen. Daar trok hij voor zichtig ’t dichte gordijn, dat in breede plooien heel tot op den vloer afhing, een weinig op zijde en fluis terde toen «Er is geen mensch in deze kamer, wip er gauw in en verschuil je als je iets hoort, in de breede plooien der overgordijnen of zoodra je verraad bespeurt. Ik ga op den weg staan en als ik iets verdachts zie, zal ik fluiten en spring jij weer naar beneden; ’t is maar een paar meters boven den grond. De tuinbank neem ik aanstonds voor alle zekerheid weer weg«* «Laat ik maar liever op den weg gaan staan om uit te kijken», stelde Frits voor en kon nauwelijks spre ken van angst en vreeselijke ontroering. «Och wat«, was 't antwoord; «krabbel je nou al terug nude gelegenheid zoo schoon is? Ben jij dan zoo’n miserabele lafaard De zwakkeling stond besluiteloos en wenschte zich duizenden mijlen ver. Zou hij het niet liever op een loopen zetten, dan zulk een misdadig waagstuk te on dernemen? «Maar talm nu toch niet zoo afgerazend lang«, drong de lange aan, er is immers geen kwaad teurs wisten wel zoo mooi te praten, dat nieuwe adverteerders genoegen namen met die bepaling. Was ’t iemand, die nog al gemakkelijk te bepraten was en in z’n goed vertrouwen niet al te nauw de woorden van ’t contract wikte en woog, dan kwam ’t contract voor den dag met zinsneden als: Wanneer de adverteerder niet zoo en zooveel tijd voor ’t eindigen van den contracttijd of ’t afloopen der gecontrac teerde regels verder adverteeren opzei, ging ’t contract op gelijke geldelijke condities door. En zoo gebeurde ’t wel, dat men tegen z’n zin en wil advertenties geplaatst kreeg; de rekening kwam wel en mijnheer had z’n vaste advocaat. En zoo werden de lui gelijmd voor 500 of 1000 of nog meer regels tegen een dubbeltje en zelfs veel meer per regel. Zelfs was er iemand, die op de zoogenaamde reclamebladzij de dertig cent per regel betaalde. De beide heeren-colporteurs wisten op reis heel wat contractjes te sluiten. En och, als er maar één per week gesnapt werd, was de week voor den heer-colporteur al goed. De juffrouw (eigenlijk meer dan één) zocht ’t meer in de buurt, Haarlem, Zaandam, Bloe- mendaal, Zandvoort, had er dus minder reis kosten op, maar ook meer moeite mee, want in de omgeving raakte men langzamerhand bekend met mijnheer’s faits et gestes. Nog had mijnheer de usance, de colporteurs afhankelijk te houden door bepalingen omtrent uitbetaling van provisie. Dit gelukte natuurlijk ’t slechtst met de beste, de heeren-colporteurs. Maar bij de anderen had ’t tot uitwerking, dat ze zich spoedig benadeeld gevoelden door mijn heer, stiekum iets anders zochten, (bij eene an dere courant) en mijnheer in den waan tracht ten te houden, dat ze wel zoo hun best deden. En dan dorsten ze m’neer op z’n kantoor bijv, te zeggen, louter uit belangstelling: «Maar, mijnheer, weet u wel, dat de kastelein van «de Kroon,» u aan de kletstafel in ’t publiek een flesschentrekker genoemd heeft? Dat kan u toch zoo niet laten gaan!« De plaagzieke juffrouw wist wel, dat mijn heer niet graag met den heer officier van jus titie in aanraking kwam, omdat die ook wel wat wist en heel wat vermoedde. (Slot volgt). sen op verdere contractjes, rekende met mijn heer uit, wie ’t best in de fuik was te krijgen en zocht z’n gading uit de uitgeknipte adver tenties. Gewikt en gewogen werd, welke van die adverteerders in andere bladen zouden kunnen worden gesnapt. Nu moet ge weten, dat mijnheer een curi- euse gewoonte had. Naarmate ’t aantal abon- né’s daalde, noemden mijnheer en z’n colpor teurs aan de lui, die om advertentie’s bezocht weiden, een steeds hoogere oplage. Zoo werden er voor 't Woensdagnummer 1200 en voor 't Zaterdagnummer nog een paar- honderd vellen meer ter drukkerij gezonden. Nu weet ieder, dat dit nog geen 1200 en 1400 te verspreiden nummers beteekent, vooral als de drukmachines slecht, de drukkers onwillig zijn; en als er geen schoone handdoeken zijn, gebruikt een drukker of zetter liever een schoon vel papier voor ’t handenwasschen. Verder moesten er kranten zijn voor de vraag, voor de colporteurs en zeer vele nummers werden des Zaterdags in café’s, enz. verspreid. Dus ge begrijpt, dat ’t aantal abonné’s hoogstens 800 mocht zijn, ’t aantal betalende veel minder. Ook kon men er zeker op aan dat de agenten niet alle kranten bezorgden, vanwege de ami- caliteit tegenover mijnheer, weet ge. En wat denkt ge, dat mijnheer en de col porteurs als oplage noemden, liefst onder vier oogen tegen de adverteerders? Eerst 15,000, later 16,000, 17,000 en, als ze dachten, dat ’t niet in de kijk liep, ook wel eens dertigdui zend. Je mag toch wel iets je verbeelding la ten werken. Nu hadden de colporteurs drieërlei soort gedrukte contracten in den zak. Hadden ze iemand te grazen genomen, die wat erg se cuur leek, dan werd ’t raakste contract genomen, waarin niets stond dan dat men zich voor zooveel regels, tegen zooveel cent per regel, te plaat sen in zooveel tijd, verbond; verder de beta- lingscondities. En dan ook dat de inhoud der annonces naar genoegen van beide partijen moest zijn. Want ’t was eens gebeurd, dat een contrac tant te spoedig wist, hoe hij bedrogen was en, daar hij natuurlijk toch betalen moest, (’t con tract was geteekend), uit wraak advertenties opstelde die minder vleiend waren voor mijn heer de uitgever. Als de drommel schonk mijnheer den adverteerder ’t geld, en maakte de bewuste veiligheidsbepaling. De colpor- W. METS T z. den per week. Ook was er iemand, toevallig een Sneeker, die binden, en wat daarbij behoort, verstond, die vier dagen in de week kwam en voor z’n dertig uren werken per week de groote som van 300 centen ontving, 't Geen voor een getrouwd man in Amsterdam niet overda dig veel is. Maar misschien keerde mijnheer zooveel loon uit om den man niet te spoedig ’t renteniersvak te doen kiezen, want daar wordt je maar lui en vadzig van. Gelukkig, dat de man, geholpen door z’n vrouw, als krantenbezorger van een der volks dagbladen een goede wijk had. Verder was er om de maand een andere loopjongen. De reeds gediend hebbende jonge man moest verder veel met de schaar werken en uit an dere bladen advertenties knippen en die sor- teeren voor de beide hoofdcolporteurs en de andere. Wat de redacteurs in de krant zetten, kwam er niet zooveel op aan, als ze maar zorgden dat de correspondenten in de plaatsjes benoor den 't Y geen kwartjes kregen voor berichten, die men dorst beweren, uit andere kranten ge haald te hebben. Omdat de krant zoo schriel werd uitgegeven, omdat de concurrenten in aantal en capaciteit toenamen, omdat in de plaats, waar mijnheer eerst woonde, maar was uitgejaagd, een blad verscheen, dat ongeveer denzelfden titel droeg als mijnheers blad, omdat de lieden van die an dere kranten niet altijd vergaten ’t publiek in te lichten omtrent mijnheers handelingen, om dat colporteurs, die zich door mijnheer bedro gen zagen, ook wel eens tegenwerkten, omdat de krant (denk om de lietelijke verhouding tusschen mijnheer en de drukkers) niet gere geld en vaak vol fouten verscheen, en om nog meer redenen ging ’t aantal abonné’s achter uit. En iederen keer, als er weer een abonné de krant weigerde, kreeg degene, die dan weer redacteur heette, een aangename bemerking. Doch genoeg, mijnheer hield zich ’t meest bezig met de colporteurs. De deftige colpor teur met de zilveren knop aan den wandelstok, die steeds tweede-klasse reisde, stuurde gere geld eiken dag een briefkaart. Zie je, dan wist mijnheer, dat die colporteur ook voor de krant werkte. Want voor f 25 per week vast, vrij reiskosten en percenten kan je wat eischen. Des Zaterdags kwam die colporteur terug en bracht al of niet contractjes, besprak de kan- mei us- n mmwimiD k I DOOR

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1