tl NIEUWS- EN IIIMIUBTHUIID VOOR SNEUE EN OMSTREKEN. 11. I 63e jaargang. Zaterdag 25 Juli 1908. No, 60. Wat ons land doet. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. 8 I Feuilleton. EEN ROMANTISCHE GRIL een der vier grootste booten der 1 i 5 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. het raai, jlie- este jzen gen rOU- ien be- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. keek Rosa haar aan. Is hij ziek Neen-stotterde mevrouw Gelb verlegen, er is een brief gekomen. Heeft Max geschreven Neen, zijn oom. Maar laat mij dan toch dien brief zien. Er zal wel niets in staan, dat u voor mij geheim wilt houden Niet wetende wat te doen, vertelde de moeder ten laatste de geheele toedracht der zaak. Maar wees maar goedsmoeds Rosa, dus eindigde zij, vader gaat vandaag nog naar de stad en brengt alles in orde. Het is enkel maar om een paar dagen uitstel te doen, en welke liefhebbende bruid zou zich daar niet in schikken Al het bloed was uit de wangen van het meisje geweken. Hare oogen fonkelden, zij snakte letterlijk naar adem en met moeite bracht zij de woorden uit En waarom zou vader naar de stad gaan Om te trachten het ontbrekende geld bij elkaar te krijgen Natuurlijk, antwoordde de moeder nog altijd zon der erg, hij zal alles in het werk stellen. Wees maar gerust Rosa, het zal hem gelukken. Je weet, als vader iets wil doorzetten Wat Om het geld wil hij naar de stad gaan, en niet om dien ellendeling té zeggen dat hij ’t niet meer behoeft te wagen aan mij te denken riep het meisje. Maar Rosa Wat denkt u dan moeder? Dat ik, na hetgeen u mij daar verteld hebt, de vrouw nog van dien man zou willen worden Van dien man, voor wien het huwe lijk niets dan eene zaak is, en die mij wel op den koop toe wil nemen bij tienduizend, maar niet bij vijf duizend gulden En op een stoel neervallend begon Rosa bitter te schreien. men zou met reden kunnen betwisten of Ne derland nog steeds de tweede koloniale mo gendheid mag heeten. Frankrijk heeft indu strie en mijnbouw, maar - vergelijk ze eens bij de Engelsche, Amerikaansche en Duitsche. Vergelijk met name de vooruitgang eens in de laatste 35 jaren. De Franschen mogen dan met jaloerschen blik zien naar hunne vrien den van thans, (die, verbonden met Rusland en Engeland, bewijzen de degeneratie van Frank rijk, hooren we mompelen) naar de Engel- schen, doch deze waren steeds nummer één. Maar vooral jaloersch naar de andere buren, naar Duitschers en Belgen en des noods nog meer buren. Als iets in Frankrijk niet meer wil, schreeuwt men moord en brand om regeeringshulp. We willen hiermee niet zeggen, dat verstan dige regeeringshulp, ook op financiëel gebied, niet uitstekend is. Vaak helpt de regeering daarmede niet al leen de geholpen vereeniging, maatschappij of vennootschap, maar daarmee ook zich zelf. In den laaften tijd is er nog al eens gesproken en geschreven over rijkssubsidie, vooral aan stoom vaartlijnen. Ons land heeft contracten met de beide maatschappijen («Nederland* en «Rot- terd. Lloyddie een wekelijkschen dienst op Oost-Indië onderhouden. De booten dier beide lijnen vervoeren de post en de soldaten en ma riniers. Daarvoor besteedt ons land heel wat geld. Meermalen is beweerd, dat die lijnen geregeld een goede rente uitkeeren, dat een dividend van acht a tien percent niet op een toestand van noodlijdendheid duidt. Die maat schappijen zouden zich dus zelf wel kunnen redden. Maar is ’t niet juist goed, dat die maatschappijen sterk staan, zoodat men er op rekenen kan, dat ze zullen blijven bestaan. Is ’t bovendien voor een land, dat zoo groote ko loniale belangen heeft, te weten, dat de ver binding tusschen moederland en koloniën in vertrouwde handen zit, in handen van landge- nooten en niet in die van buitenlanders, die in vijanden kunnen veranderen. Neem bijv, eens aan, dat onze Indische mail met Duitsche booten vervoerd werd. Er zou oorlog ontstaan bijv, tusschen Duitschland en Japan (of welk land dan ook). Zou de post dan op die Duitsche booten veilig zijn? Zouden niet telkens die mailbooten gevaar loopen aange houden te worden? Waar bleef dan de veilig heid van ’t postverkeer? Waar de zekerheid zij dat haar man in deze óók wel eenige schuld had en zeide: Jonathan, wat recht is, is recht. Je hebt tienduizend gulden beloofd, dus moet je ze geven. Heb je mij de vorige week niet verzekerd dat je het geld bij el kaar hadt? Wel mogelijk. Ik hoopte het bij elkaar te krijgen. Het is leelijk zoo als die meuschen handelen; en van Max had ik ook iets beters verwacht, maar jij hebt hen ook bedrogen en je vrouw en je dochter boven dien. Als je geen tienduizend gulden hebt, beloof je ze ook niet. Ik had op den oogst gerekend, en je weet hoe slecht die uitgevallen is, ook met den wijn heb ik geen goe de zaken gemaakt. Het is over het geheel een slecht jaar geweest. Peinzend keek moeder Gelb naar den brief, waarop deftig de naam van de oude firma van haren toekom- stigen schoonzoon gedrukt stond. Het zou jammer zijn als het huwelijk afsprong! Hoor eens, Jonathan, het huwelijk moet doorgaan! Zoo’n geluk voor Rosa komt maar eens in het le ven voor. Je moet het ontbrekende geld zien te krijgen. Maar waar vandaan, Mina? riep de oude Gelb wan hopig. Vandaag nog ga je naar de stad, je doet de ronde bij al onze verwanten en vrienden en je komt niet terug voor je het geld hebt. Je zult toch met mij eens zijn dat dit het levensgeluk van Rosa wel waard is. Nu ja... ja... stotterde de vader. De mooie, donkeroogige Rosa was in haar kamertje bezig met het inpakken van haar uitzet, toen haar moe der bij haar kwam en haar mededeelde dat de bruiloft een paar dagen moest uitgesteld worden. Onthutst Het was kort voor de bruiloft toen de heer Jonathan Gelb met een ijlbode een brief ontving uit de stad, waar zijn aanstaande schoonzoon eene bloeiende zaak had. Niet veel goeds vermoedende, draalde de oude man geruimen tijd met den brief te openen, en toen hij hem eindelijk openscheurde, bleek het inderdaad niet heel opvroolijkend te zijn wat daar te lezen stond. De brief was van den oom van zijn aanstaanden schoonzoon en op kouden, zakeljjken toon geschreven: Mijnheer, De afspraak was, dat u minstens acht dagen voor het huwelijk tienduizend gulden als bruidschat aan de Bank alhier zou deponeeren. Ik heb mij thans over tuigd dat er tot heden niet meer dan vijfduizend gul den gestort zijn, waarom ik u wil doen opmerken dat, hoe streelend overigens voor ons de verbintenis met uwe geëerde familie zijn moge, ik mijnen neef nimmer zal toestaan van hier te vertrekken om te gaan trou wen, zoolang de tienduizend gulden niet geheel vol tallig zyn. Op dit oogenblik kwam mevrouw Gelb binnen en zag terstond dat er iets aan haperde. Haar man staarde bleek van schrik op den brief, dien hij in de hand hield. Jonathan, wat is er gebeurd? vroeg zij ontsteld. En toen haar man niet antwoordde, nam zij hem eenvoudig den brief uit de hand en las hem. Haar eerste gevoel was verontwaardiging over de koudheid van die handelsmannen, voor wie zelfs het huwelijk niet anders was dan eene zaak. Toen echter bedacht Het nut van noteeren. «Maar Grietje,* zei Dr. Q. tot zijne nieuwe dienstbode, »is er niemand voor mij ge weest in de twee dagen dat ik er niet was? Ik gaf je deze lei om hunne namen en adressen te noteeren en er staat niets op!« «O dokter,* antwoordde Grietje lachend, »daar zijn integendeel heel wat menschen geweest. En de lei werd zóó vol, dat ik haar van morgen heb schoon ge maakt, om plaats te hebben voor nieuwe namen.* De arbeid beloont zichzelf. Hij verlost den mensch van het gevoel van zijn ledig ik. eener goede en snelle verzending? Bovendien geeft ons land die belangrijke subsidies zoo maar niet zonder eenige voor waarden. In het desbetreffend contract staat juist aangegeven, wat de wederzijdsche ver plichtingen zijn. En die verplichtingen zijn van de reederijen, dat ze moeten zorgen, bin nen zoo- en zooveel tijd booten van een be paalde snelheid in de vaart te hebben, booten, die dus, force majeure buitengesloten, vol doende machine-capaciteit bezitten, om ook bij geregeld te verwachten ongunstige omstan digheden, zooals kwaad weer, de reis in den bepaalden tijd te kunnen doen. Dit was voor de beide Indische lijnen geen kleinigheid. In snel tempo werd de geheele vloot vernieuwd, zoodat betrekkelijk nieuwe booten als de «Koningin Regentes* reeds ver leden jaar in reserve kwamen te liggen. Nu zult ge zeggen: Ja, maar dat zouden die reederijen toch moeten doen om de concurrentie vol te houden, want de booten der buiten- landsche diensten worden ook geregeld ver nieuwd. Ge hebt gelijk, maar ge vergeet, dat ook die buitenlanders van hunne regeeringen be langrijke subsidies ontvangen, en dat niet al leen voor de postverzending, maar ook voor oorlogsdoeleinden. Hoeveel booten werden in den Zuid-Afri- kaanschen strijd niet gecharterd door de En gelsche regeering, door de Duitsche om tij dens den Boksersopstand 30.000 man zoo spoe dig mogelijk naar China te vervoeren? En dan nog de zeer vlugge booten, die als hulp- kruisers moeten dienst doen en daartoe afge staan moeten worden. Zoudt ge dan willen, dat onze maatschap pijen doodgedrukt werden door de reuzenree- derijen van Duitschland en Engeland? Maar de Zuid-Amerika-lijn? zult ge vragen. Laten we daarop antwoorden, dat het voor den bloei onzer eigen handel en scheepvaart wenschelijk, ja noodzakelijk is, dat zooveel lan den en havens, als maar mogelijk is, door eigen Nederlandsche lijnen in vasten dienst aangedaan worden. Ieder begrijpt dat daar door ’t goederenvervoer op alle lijnen moet toenemen. Waarom zijn de beide groote Duitsche lij nen zoo sterk? Is ’t niet, omdat ze met hunne kolossale vloten geheel de wereld bevaren, dat hare vaste verbindingen de wereld als een net om spannen? Mogen er daarom steeds meer groote lijnen als de Zuid-Amerika-lijn en de Java-China- Japan-lijn tot stand komen. Nu weer een nieuw contract met de «Zee land*, die geregeld tweemaal per dag de tocht Vlissingen Queenboro vice-versa maakt. Wat zouden de concurrenten jubelen, als de «Zeeland* verdween door derving van rijks subsidie. Weet ge wel, wat die post beteekent? Leest ge soms niet, dat er vijf, zes waggons noodig waren om de postzakken van één boot te bergen? Ligt onze kracht, onze toekomst minder op ’t water dan de Duitsche of de Engelsche? Gelijk ons schitterend verleden reeds bewezen heeft. Is verder de zorg, dat de haven van Rot terdam en de Nieuwe Waterweg elke concur rentie kunnen tarten, geen rijksbelang? Evenzoo zorgt de regeering er ook voor, landbouw en veeteelt, tuin- en ooftbouw, hei- deontginning en nijverheid te bevorderen. We hebben een tijd van inzinking gehad, die al te lang geduurd heeft. Hij begon in de 18e eeuw om in den Franschen tijd de grootste depressie te beleven. Na 1813 wer den we weer vrij en met woorden meende men de oude glorie weer terug te zullen krij gen. Maar, lacie, met woorden verblindt men zich zelven. Doen, doen en nog eens doen. Aanpakken op allerlei gebied. Dat is de ma nier om er boven op te komen en een positie in te nemen, onze ontwikkeling, ons koloni aal bezit, onze ligging en ons verleden waardig. Daarmee zijn we thans aardig op den goe den weg. Laten we dien houden door klim mende volksenergie, gerugsteund door zake lijke regeeringsbemoeiing. Zooals menig lezer weet, heeft Rotterdam onlangs de vertegenwoordigers van den han del en de autoriteiten op dat gebied uit ’t binnen-, maar vooral uit ’t buitenland, ontvan gen op een manier, een handelsstad, die tot de vijf drukste havens der geheele wereld be hoort, geheel waardig. Duitschers, Engelschen, Franschen, Belgen, en zoo voort waren de gasten van Rotter dam’s Kamer van Koophandel en ministers re kenden ’t zich ten plicht, niet absent te blijven. De reusachtige ontwikkeling van de groote haven stad werd nagegaan en de HollandAmerikalijn recepiëerde vorstelijk op den reuzenstoomer Rotterdam, wereld. Nu moet men weten, dat Rotterdam in 1907 geweldig vooruitging, voor een klein deeltje gevolg van de Antwerpensche staking; voor ’t eerst werd in dat jaar de Scheldestad door de Maasstad overvleugeld. Maar dit jaar is de scheepvaart in tonnenmaat reeds 600,000 ton scheepsruimte bij verleden jaar ten achter, gevolg van de bekende malaise, 't is waar, doch Antwerpen is toch weer voorgekomen. Nu prijst een groot Fransch blad de Rot terdammers op deze wijze: Zij wanhopen niet; de handel is 600,000 ton verminderd, maar zij blij ven rekenen op eigen energie en op de toe komst. We kennen ook landen, ft blad be doelt natuurlijk Frankrijk,) waar men zoo hard mogelijk om rijkshulp zou roepen. Mooi gezegd, «Journal des Débats!*, ’t rijk moet steunen en den vooruitgang bevorderen, maar de energie moet in ’t volk zelf zitten. De hulp, de subsidie moet van ons-zelf komen en bestaan uit zooveel meer ondernemings geest, gezonde ondernemingsgeest, geen waag halzerij, nog grooter ontwikkeling, nog beter uitkijken naar alle hoeken der wereld om te zien wat de tijdgeest vraagt, verhoogde sa menwerking tusschen vaderlandsche onderne mingen. En als deze aanwezig zijn, dan mag ook de Staat helpen en zal die Staatshulp de uitwerking der volksenergie verhaasten en grooter maken. In Frankrijk is de regeering alles en men mag zeggen, dat ’t Fransche volk nog flink is ondanks de onbeduidende, niet noe- menswaardige vooruitgang in bevolking. Frank rijk heeft een reusachtig koloniaal gebied en Moeder Gelb echter liet zich door die tranen niet uit het veld slaan; zij had slechts de goede partij voor oogen, de voortreffelijke partij met den rijken koopman. Rosa-lief, de romans hebben je hoofd op hol gebracht. Maar het leven is geen roman; je moet het practischer opnemen. Laat alles maar aan ons over en je zult zien dat het terecht komt. Je zult Max trouwen en stellis: eene gelukkige vrouw worden. Neen moeder, nooitIk wil niets meer van hem weten. Laat vader gerust thuisblijven, want of hij het geld bij elkaar bedelt of niet, ik wil toch Max niet hebben 0, als ik hem maar niet zoo lief had, als hij mij maar niet boven alles dierbaar was De moeder zag in dat er op het oogenblik niets met hare dochter was aan te vangen en liet haar alleen. In de huiskamer vond zij haren man al tot de reis gereed. Rosa is voor geen reden vatbaar op het oogenblik, zeide zij tot hem. Zij is wanhopig, want ze heeft Max innig lief. Maar niettemin wil zjj niets meer van hem weten; de brief heeft haar diep gekrenkt. Het is ook gemeen, maar de wereld is nu eenmaal niet anders. Dus, vervolgde zij, jij gaat naarde stad en ziet het geld op te scharrelen, nietwaar? Rosa zal wel tot an dere gedachten komen. Zou je denken? De oude man schudde peinzend en bezorgd het hoofd. Nochtans begaf hij zich op weg naar de stad. Drie dagen bleef hij afwezig, drie dagen, die voor de arme Rosa eene marteling waren, want niet alleen dat zij haar hartzeer te dragen had, maar hare moeder liet niet af haar te beriepen over hare zoogenaamd ro mantische grillen. Doch zie haar vader komt van de reis terug en eene ware glans van blijdschap straalt van zijn gezicht J I I I I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1