VOOR WEK Eli «ISMES. V I 63e Jaargang. Woensdag 5 Augustus 1908. No. 63. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. EEN GOEDE LES. s l I. het detachement en vooral En al was 't ook half één Kwartier over zessen. Half zeven kwartier voor zeven. Willy begon eenigszins zenuwachtig te worden; zij liep naar het venster en keek de straat eens op. Wat zou ik graag willen dat hij wat beter op zijn tjjd paste. Die wensch was nauwelijks geuit, of zij hoorde de voor deur openen en weldra trad Ernst opgewekt de kamer binnen. Wel, Willy, wat is het hier donker Kom, geef mij even een lucifer dan zal ik het gas aansteken. Hoe kom je zoo laat, Ernst Laat O ja een kennis kwam op het kantoor, wij hebben een sigaar opgestoken en voor ik het wist was het half zeven. Het eten is bedorven, zuchtte Willy, en dat lange wachten heeft mij zoo verschrikkelijk verveeld. O, dat is niets, dat is niets, antwoordde Ernst opge wekt en nam plaats aan tafel. Wat moeten die uit gedroogde kleine dingen voor het diner dienen Een uur geleden waren het nog malsche vogels. Nu, in elk geval kunnen wij de kuiken pastei nog eten. De thee is ijskoud. Ik moet je herinneren, dat het diner op zes uur is bepaald, zeide Willy droogjes. Je kunt toch niet altijd stipt als de klok zijn, zeide Van Welteren. De vrouwen zijn ook zoo grillig. Wat zou je er van zeggen als wij hedenavond eens naar den schouwburg gingen Willy’s gelaat helderde op. Dat zou ik dolgraag willen, Ernst. Dan zullen wij gaan. Een half uur later kwam Willy geheel gekleed bene den. Alleen Marie was in de kamer bezig, het late middagmaal weg te ruimen. Waar is mijnheer, Marie? ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. dezen tijd van het jaarIn mijne verbeelding hoor ik de gele bladeren op het mostapijt onder mijne voeten reeds knappen. Bovendien zal zulk een kleine afleiding voor jou wel goed zijn, want je begint er bleek uit te zien. Dat zou heel aardig zijn, antwoordde Willy in ge dachten. Kom dan te 1 uur precies aan het station, dan zul len wij elkaar daar ontmoeten de trein vertrekt vijf minuten over een. Maar je zult mij toch niet teleurstellen Je teleurstellen, jou dom gansje Waarom zou ik je teleurstellen Denk er aan precies een uur. En krijg nu eens mijn hoed voor mij, als een lief vrouwtje. De groote wijzers op de stationsklok wezen juist een uur, toen Willy van Welteren de deur der wacht kamer openduwde en binnentrad. Haastig keek zij rond. Ernst was nergens te zien. Het is nog vjjf minuten vóór het vertrek van den trein, hij kan nog tijdig genoeg komen, dacht zij en koos hare plaats zoo uit, dat zij het gezicht had op allen, die binnen traden. De minuten gingen voorbij de passagiers traden de coupé’s binnen en Willy bleef alleen zitten. De trein was reeds drie minuten weg, toen Van Welteren het station kwam binnensnellen. Dag Willy, de trein kan toch nog niet weg zijn? Ik heb maar een halve seconde oponthoud gehad om een krant te koopen en Hjj zweeg, snakte naar adem en wischte zich met zjjn zakdoek ’t zweet van ’t voorhoofd. Dat is nu toch bijzonder ongelukkig. Waarlijk, het spijt mij erg, Willy. Zal ik je eens wat zeggen, vrouwtje, je zult je uit stapje niet missen. Ik moet morgen voor zaken naar Even uitgegaan om zich te laten scheren, mevrouw, mijnheer heeft gezegd dat hjj dadelijk terug zou komen Willy zette zich neer bij den haard en begon te le zen. Toen zij de eerste bladzijde had omgeslagen, sloeg de klok acht uur. Wij zullen stellig veel te laat komen, dacht zij ze nuwachtig. Vijf tien vijftien minuten gingen voorbij. Willy sloeg haar boek dicht en legde het neer, bijzonder uit haar humeur. Het was bijna negen uur, toen haar echtgenoot eindelijk verscheen. Ben je gereed Gereed 1 herhaalde Willy, die met bitse bewegingen haar hoed losmaakte. Kijk eens op de pendule. Drommels! riep Van Welteren heftig, wie zou ge dacht hebben, dat het zoo laat wasJa, zie je, ik kwam Verwijnen tegen en wij liepen de straat eens op en neer en Wij moeten dus maar niet meer aan den schouwburg denken. Kom, het is niets, Willy, wij kunnen er wel op een anderen avond heengaan. In hare bittere stemming vertrouwde Willy haar tong niet bij het geven van antwoord; zij had anders naar waarheid kunnen vertellen, dat het iederen avond hetzelfde zou zijn en dat de weinige kleine genoegens, die haar afleiding konden schenken in haar eentonig leven, te dikwijls aan haar voorbij gingen door de zor geloosheid en zelfzucht van haar echtgenoot. Willy, zeide hjj den volgenden morgen aan de ont bijttafel, ik heb vandaag weinig te doen; zullen wij je broer en zijne vrouw te B. eens gaan bezoeken En dan met den avondtrein terugkeeren Ja. Wat zal het daar in het bosch heerlijk zijn in Een misslag erkennen is het bewijs dat ge van daag wijzer zijt dan ge gisteren waart. De tuinkamer van mevrouw Van Welteren zag er allergezelligst uit. De schemering was reeds begon nen, zoodat het helder flikkerend haardvuur duidelijke lichtschijnsels door de kamer wierp en op de keurig gedekte tafel. En terwijl Willy van Welteren voor het vuur stond en hare kleine, net geschoeide voeten op een gepoljjsten rand van den haard plaatste, glim lachte zij bjj de gedachte aan de heerlijke verrassing, verborgen in den oven van het keukenfornuis, in den vorm van gevogelte, met gebakken brood. Ik hoop, dat hij nu maar komt, voor dat het lekke re er af is, zuchtte mevrouw Van Welteren, toen de klok zes uur sloeg. Hij is altijd zoo onverschillig voor regelmaat en orde in de huishouding. Zij was een lieve verschijning, mevrouw Van Wel teren, zooals zij daar stond het licht uit den haard weerkaatste in hare blauwe oogen en deed den glans van heur haar duidelijker uitkomen, evenals het zachte rood op hare wangen en de fjjne welving van haar ronden, blanken hals. Haar japon zat als gegoten en het witte schort met de kanten zakken was een ju weeltje van vrouwelijke élégance. Opeens verhief zich hare tengere gestalte en hare oogen schitterden, toen zich op den drempel voor de deur voetstappen deden hooren. Daar is ErnstSlechts vijf minuten over den tijd. Maar Ernst was het niet het was de vriendin van de keukenmeid, die den avond in de heldere keuken kwam doorbrengen. Arme Willy! Zij dacht aan het heerljjkegevogelte,dat er niet op verbeterde en wachtte. asphalt, beter verlichting, de verbinding met de steed. Wat bijv, dezer dagen gemakkelijk gebeur de kon vroeger heelemaal niet. Ge begrijpt, dat zoo’n Noordzeekanaal wel flink en breed en diep is, maar voor groote booten is er niets teveel ruimte. Waar een klein bootje maar toestoomt en desnoods zigzaglijnen door ’t kanaal beschrijft, moet zoo’n reus steeds kalmpjes aan ’t midden der vaargeul houden en heel voorzichtig vooruitgaan, omdat zoo’n lang, diep en zwaar gevaarte niet zoo vlug naar ’t roer luistert. Een roekelooze kapitein zou spoedig voor heel wat geld schade kun nen toebrengen. En dan alles wat havens en zeesluizen en zeeschepen en zeekanalen heet, ’t is zoo duur en reparaties loopen zoo hoog. Maar sedert ’t kanaal en verbreed en dieper gemaakt, de diepste vaargeul verbreed is, doch vooral, sedert er den geheelen nacht van af- en dus ook niets te verliezen. Ik heb maar niet getracht ’s mans wijsheid te weerleggen en er tegen te beweren, dat Friesland niet altijd »arrn Friesland* behoeft te heeten. Dat er echter een slappe portemonnaie zit bij zeer velen, is in 't reisseizoen in de eerste tijden wel merkbaar geweest. Al is ’t reizen ook goedkoop, het verblijven in een vreemde plaats kost geld en al meent men de familie op het dak te kunnen komen, toch moet er ook familie >in den zak« zijn en als dat er niet is, blijf je liever thuis. Reizen is prachtig werk voor velen, als er geen geldgebrek is. Men moet niet angstval lig behoeven te wikken en te wegen: >Kan ik daar wel heen! Zouden we dat nog gaan zien!< Wie zoo in armoede moet reizen, blijve Lever thuis. Toch is ’t in onze stad duidelijk te bemer ken, dat er weer meer lieden uit de provincie zijn dan anders. Je komt troepen kinderen tegen met hunne begeleiders; blijkbaar school meesters met de hunnen. Nu, de goedkoope eethuizen adverteeren génoegzaam om die kin- derverzamelingen te lokken. Of ik nu juist die begeleidende onderwijzers benijd? Onlangs zag ik ook een school te Zandvoort. Nu weet ge misschien, dat ’t strand daar nog al vlak en breed is en derhalve bij ebbe de zee heel wat terugloopt, zoodat ’t strand dan wel een vijftigtal meters breeder wordt. Maar als de vloed komt opzetten, dan kruipt de zee vrij haastig bij ’t strand op. Zoo kwamen ook die kinderen juist toen de vloed zou komen opzetten. Natuurlijk een beetje kleederen uit en die neergeworpen. Doch daar kwam 't water. De kleederen een eindje verder; doch ook daar kwam ’t water. Toen ik de kleinen aanraadde, 't goed heelemaal bij den strandpaal te leggen, werd ik ongeloovig aan gekeken en de meester vond in zijn wijsheid, dat ’t zoover lang niet noodig was. Later be gon de goede man te begrijpen, dat zelfs een dorpsonderwijzer nog niet alles weet. En toen, na nog eenige malen verplaatsen, de kleeren toch bij dien paal terecht kwamen, was ’t zaakje al heel wat dooreen geworpen. Of zulk baden in zee gewoonlijk gezond is? Neen, beslist neen. een gezin is, was ’t gezin maar wat grooter! niet in den omslag betaalt en dan weer nul op ’t request krijgt, zelfs daar denkt men reeds als »de rentenier van het dorp< uit »de Pasto rie van Mastland* (ge kent dit boek van C. E. van Koetsveld toch?): Ik, met m’n geld, be hoef nu wel niets te doen, maar ik zal toch wel eens wat moeten laten. In Arnhem, toch ook een rijke gemeente, betalen ze ook reeds 3,3 percent, ten minste over 1908. Het is zulk prettig werk, als men niet op een dubbeltje behoeft te zien. Dan kan men royaal huishouden en anders moet men bezui nigen, beknibbelen op alles en nog wat. En toch Amsterdam doet nog steeds royaal, een hoofdstad waardig. Vergelijk de traktementen van onderwijzers en vele ande ren in de hootdstad eens met die in andere steden. Thans komen, gedwongen door de omstandigheden, vele gemeenten daarmee wat in de hoogte, maar te Amsterdam was reeds lang f 1500 als norm genomen, toen van ver- hooging in de meeste deelen des lands nog geen sprake was. Hoevele jaren is ’t reeds geleden, dat de plattelandshoofden naar onze hoofdstad stroom den, ten einde er gewoon onderwijzer te wor den, zich in rang verminderden om de meer dere dubbeltjes! Wij gaan, ondanks de malaise flink door met verbeteren en verfraaien der stad. Meer Aan de haven en zee is alle zorg be- Onze wethouder van financiën, de heer Za- dok van den Bergh, heeft de volgende vraag aan den minister van binnenlandsche zaken in gezonden: »Kan in afwachting van voorstellen omtrent de financiëele verhouding tusschen Rijk en gemeente, van de Regeering een voorstel wor den tegemoet gezien (in den geest van het denk beeld, geopperd door de Staatscommissie voor de gemeentefinanciën,) strekkende om door belangrijke verhooging der Rijksbijdrage de gemeenten zooveel mogelijk te ontheffen van de kosten van verpleging en vervoer van arme krankzinnigen?* Waarop door den minister van binnenland sche zaken is geantwoord, >dat de financiëele toestand des Rijks voorshands overweging van het bedoelde denkbeeld niet toelaat.* Sta vast, gemeenten, die in zwakke schoe nen staat, omdat de gemeente-zuigpomp ofte wel de bron van den hoofdelijken omslag reeds haar maximale werkkracht vertoont, geen hooger aanslagen meer mogelijk zijn, geen hooger percentage meer geheven kan worden. Sta vast in uw eigen schoenen, want ’t Rijk, dat altijd in zoo’n goeden doen heette te ver- keeren, dat het steeds zwakke telgen kon hel pen, het Rijk raakt ook in financiëel opzicht au bout de son latin. Voor het Rijk zijn ook vervlogen de heerlijke dagen van Aranjuez. Ook het Rijk heeft zijn zeven vette jaren ge had, jaren waarin geregeld veel meer in de schatkist kwam dan geschat werd. Maar, la- cie, er was geen Jozef, die korenschuren bouw de om daarin den overvloed der vruchtbare jaren als een appeltje voor den dorst te verza melen en kanalen voor verbetering van den toestand aan te leggen. En daar zitten we nu. Wij, die sukkelen met voor den H. Omslag het cijfer vijf komma zooveel. Merkwaardig is echter, hoe ook andere ge meenten, die steeds als eldorado’s voor rente niers golden, langzamerhand met die percenta ge bergop gaan. En och, als ’t cijfer eenmaal groeiende is, dan weet ’t van geen ophouden. Dat percentagecijfer weet van groei, en slechts zelden van stilstand; van vermindering is nooit sprake. In Den Haag, het rijke Den Haag, waar de heer Ter Laan alle jaren vraagt, waar om Prins Hendrik, die toch ook hoofd van stand tot afstand langs 't geheele kanaal de electrische flikkerlichten branden, is de op vaart van IJmuiden naar onze stad ook des nachts mogelijk. Zoo kwam dezer dagende >Oranje*, een der kloeke mailbooten van de >Nederland< 's avonds 9 uur te IJmuiden binnen met o. a. een detachement Oostindische troepen aan boord. Ge weet, dat vele der gewone reizigers, uit Indië komende, reeds te Genua (Marseille! van boord gaan om per sneltrein ons land zoo gauw mogelijk te bereiken. Dan kunnen ze de reis BataviaHolland binnen 26 dagen afleggen en anders, met de boot om Spanje heenvarende, komen er nog eenige dagen bij. Doch de sol daatjes en mariniers blijven aan boord. De »Oranje< dan kwam met de troepen te IJmui den, voer door de sluizen en bereikte circa half één des nachts de Handelskade. Bij de retourneerende militairen behoorden twee rid ders der Militaire Willemsorde, de sergeant der infanterie N. J. Zijlstra en de korporaal- ziekenverpleger G. van den Broek. Ge weet, dat zoo’n Mil. Willemsorde lang niet voor de poes is en niet wordt weggeschon ken als bijv, een Oranje-Nassautje. Nü dan, ondanks het late uur werd den rid ders toch plechtig hulde gebracht. Kapitein Wijnmalen, (de kapitein van afmonstering, die alhier geregeld de >Oostgangers< uitgeleidt en ontvangt,) kwam te IJmuiden reeds aan boord en verwelkomde de beide ridders. des nachts, toch waren er vele belangstellen den aan den bekenden kop der Handelskade, waar de Indische booten hare ligplaats hebben. Zelfs was de heer Zaagmans (de bekendste van alle Amsterdammers, zou ik haast zeg gen,) met de kapel van ’t 7e regiment infan terie aanwezig om den troep met de volkslie deren en opgewekte marschen te begroeten. Ook de kolonel-plaatselijk-commandant W. Brocx en de luitenant-kolonel van ’t 7e, Mey- boom, hadden zich niet laten terughouden en deden hun belangstelling blijken. Uit de krant vernam ik laatst, dat volgens den Commissaris der Koningin de Friesche bevolking niet te klagen had over ’tjaar 1907. Gelukkige provincie. Een spotter alhier, die ’t uit de krant las, zei dadelijk: Ja, dat is geen wonder. Wij heb ben hier wel slechte tijden en veel geld ver loren. Maar »arm Friesland* heeft geen geld Au OURANT. raws- ei advertentieblad

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1