VOOR SNEER E5 mu I. NIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD Het reisseizoen. 63e Jaargang. Zaterdag 8 Augustus 1808. No. 64. n, Feuilleton. OVERPEINZING. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. .ar en vinden Ik dacht het maar even de woorden als IQ V& n een m. Ge- alle av. av. m. v. ;n, nz. dit Ella vindt juffrouw Welter een snoes, echt een be schaafde dame; ze had nooit gedacht, dat menschen uit een zaak zóó deftig konden zijn, en de geheele cliëntèle van den grooten mode-bazar in de provincie stad is het roerend met haar eens. Juffrouw Welter is een meisje, waar niets op te zeggen valt; ze weet precies waar ze staan moet; je kunt een beetje intie mer met haar praten, altijd blijft ze even bescheiden en eerbiedig. Nadat zij de deur achter haar bezoeksters gesloten heeft, vouwt juffrouw Welter de kostbare zijden stof fen op en maakt het salon weer op orde. ’t Is een mooie verschijning, groot en slank. Het zwarte haar ligt in een zware vlecht om het hoofd ge wonden, en in het bleekje gezichtje schitteren een paar donkere oogen. Vreemd, de oogen er ligt iets in van verlangen, maar geen verlangen dat de toekomst geldt; neen, ’t is iets doodsch, ’n herinnering uit vervlogen tijden. En, terwijl haar handen machinaal hetwerk verrich ten, komen er plotseling tranen in die donkere sprook- jesoogen. Het is heden de twintigste Mei, haar moeilijke, moeilijkste dag. Zes jaar is het nu geleden, zes jaar de tijd vliegt voorbij l Was het slecht, wat zij deed Haar geweten zwijgt. En als het slecht was, wat dan nog Ze kon im mers niet anders; ze moest het immers doen Eenmaal slechts, eenmaal te kunnen genieten met volle teugen; ze had immers zoo’n behoefte aan geluk? Daarna zou alles weer zijn gang gaan. Nu wist ze beter. Nu kende ze het allergrootste ongeluk gelukkig ADVEBTENTIëN 4 oent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 oent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. O, ik weet zeker, dat mijn trouwjapon snoezig zal worden; ik ben u er zoo ontzettend dankbaar voor. Met neerbuigende vriendelijkheid grijpt het kleine blonde ding de hand der directrice, en laat er haar elegante glacé een oogenblik op rusten. De freule kan er beslist op rekenen, dat alles ge maakt wordt, zooals we ’t uitzochten, klinkt het ant woord, terwijl juffrouw Welter de beide dames tot aan de deur van het passalon begeleidt. Even nog wordt in den spiegel gekeken, dan knoo- pen de dames haar handschoenen dicht en krijgen haar taschjes. Freule Ella babbelt maar door, verdiept in een toekomst vol geluk. Haar Hans is officier, natuur lijk - alsof freule Ella met iemand anders dan een officier zou kunnen trouwen; haar Hans vindt, dat zij zoo’n aardig figuurtje heeft eigenlijk is zij toch wel een beetje te dik heusch, tante May, echt! ja juf frouw Welter. ik vind me bepaald te corpulent Haar Hans zit zoo bijzonder elegant te paard; twee maal heeft hij bij de rennen den eersten prijs gewon nen. Maar dat moet uit zijn; vreeseljjk, zoo’n wedstrijd. Haar Hans wil op zijn huwelijksreis naar Capri, maar zij vindt Corfu veel leuker; haar Hans, haar Hans en nog eens Hans, en de goede tante May, die een tweede moeder voor haar freuletje is, lacht en verheugt zich over haar geluk. De directrice luistert met een zeer vreemden glans in haar blauw-zwarte oogen; een vermoeiden, pijnlij ken trek op ’t fjjne gezicht mandjesdragenden kamenier en een nat bibbe rend hondje, bleek deze even weinig als de badvrouwen te zweemen naar de Kuprische godin. Mijn vrouw is wat kwaalachtig, weet u, en daarvoor is de zee ten minste goed, en voor ’t hondje, dat al wat oud begint te wor den, is ’t ook goed. Ik nam haastig afscheid en dacht, een blik slaande op deze dame: helaas! het is zonde en jammer van de zee! Het is verwonderlijk; de zee is de zee; maar terwijl voor mij de Helleensche mythe nog waar is en altijd schoonheidsbeelden uit de golven verrijzen, telkens frisch en nieuw, voor dien heer is zij maar een zoute plas, die visch levert en ongevallige kwalen moe* af spoelen; voor hem is Nereus een haringree- der De lezer vuile deze ideeën zelf verder aan; Vosmaer gaf de richting. Maar, zooals bij de zee, gaat het zeer velen ook niet zoo op de heide, in het heuvelland, in de bergen? De meeste menschen zien, voelen bij intuïtie het natuurschoon niet. Voor velen is de heide een eentonig bruine uitgestrektheid, waar men abominabel arm-uit- ziende menschen aantreft, kruipend uit verve lend ellendige zodenhutten. Voltooi zelf ’t beeld. Poëzie zien die menschen op de heide even min als aan de zee. Wat ontbreekt dien menschen veel: de poëzie, de heerlijke, goddelijke poëzie der natuur. Die door niets, ook niet door schatten gelds te ver vangen is. Ons Friesche waterland! We doen zoo’n weinigje ons best, de vreemdelingen er naar toe te wenschen. Gedeeltelijk uit eigenbelang, gedeeltelijk uit »zich druk maken over eigen landstreek.» Maar waarom gaan we er zelf niet meer naar toe? Er zijn zooveel menschen, die, na drukke beslommeringen, genieten willen van een va- vantie. Zooveel menschen, die niet ontspannen, maar vermoeid na de vacantie hunne gewone bezigheden weer hervatten. Waarom zoo druk en beweeglijk, zoo inge spannen in die dagen, welke ontspanning moe ten brengen? Gij, die ontspanning, die rust noodig hebt, zoekt ze niet in uitspanning, die nog meer van voor wie 't reizen ongewoon kelijk werk is, die van ging der steden ongeveer hebben. Gelukkig vermindert hun aantal, mogen we zeggen. Ten minste relatief. ling wordt veel algemeener, men ziel, en begreep niet, dat alles hem behoorde, van het eerste oogenblik af, dat ze hem kende Hij was een held een graalridder. Alles moest hij zich veroveren; geluk dat in zijn schoot viel, had geen waarde voor hem. Hoe dikwijls zeide hij niet, dat hij arm was. Het landgoed, hemel ja, dat was er, maar de tweede zoon zes kinderen onder hem. Als het toevallig niet samengaatuit liefde, alleen uit liefde kan ik niet trouwen, zei hij eens, en keek haar aan, bang, vragend. Toen wist zeAls hij nu hoort, dat je arm bent, doodarmdan is het uit; dan zal zijn eer niet gedoogen, dat hij zich langer met je bemoeit het is immers iets onmogelijks in onze kringen arm en arm hij en ik En nu zoo plotseling afstand doen 't geluk voorbij laten gaan, zonder het te leeren kennen O, eenmaal slechts de armen om zijn hals leggen, ’t hoofd op zijn schouder en zich er veilig en verborgen weten een kus van hem Het weegt immers op tegen een heel leven: ’t is immers alles zaligheid en vriendschap, en ouderliefde en rust en vrede alles Toen heeft ze gelogen Niet met woorden; toen nog nietEen lachje, blik, voornaam nonchalant, zegt reeds genoeg. Ze wou immers niet het heele geluk dat was on mogelijk. Slechts op den drempel staan en zien, ver in ’t verschiet Dat ze ook hem moest kwetsen dat hij haar zou verachtenlaterhij baatte de leugenMaar ook hij zou het geluk smaken en dan zou hij vergeven omdat alles gebeurde uit liefde, uit dwaze, alles ver getende liefde. geweest te zijn. Waarom toch had men haar in haar jeugd steeds zoo verwend vertroeteld En dan die rijke deftige familie. Over de twintig was ze, toen ze uit den roes ont waakte en het leven leerde kennen, ’t leven en haar eigen omstandigheden, toen ze begreep, te behooren tot de armen, die geen aanspraak kunnen maken op geluk. Toen ging ze naar de hoofdstad, om partij te trek ken van haar talent, het modevak. Graag ontving de deftige familie haar bij zich aan huis. Men zei, dat ze hier studeerde, dat behoorde tegenwoordig tot den >bo n ton«, was chic, en tante had zelf geen dochters; het mooie nichtje maakte furore in haar salons. Als ze maar niet zoo dol veel van hem gehouden hadO, zijn oogen, zijn trouwe mooie oogen, en dan zijn karakter, een beetje ruw, een beetje linksch ondanks zijn uniform, maar een hart, een hart van goud. Op het groote bal van ’t regiment had ze hem voor het eerst gezien. De geel-zijden japon stond haar uitstekend; tante’s diadeem schitterde en fonkelde in het donkere haar. Hij observeerde haar van verre; graag zou ze met hem gebabbeld hebben; jammer, jammer, dat al haar dansen al verzegd waren. Een paar dagen later, op een intieme soirée, had den zij nader kennis met elkander gemaakt. Hoe klopte haar hart Ze durfde hem niet aan- kijken, want in haar oogen, daar kon hü lezen heel haar liefde, die was als een hoog oplaaiende vlam. Den geheelen avond had hij zich uitsluitend met haar bemoeid, en dat deed hij voortaan steeds, zoo vaak ze elkander ontmoetten. Hij zocht haar zocht I het beste wat in haar was, haar heele zijn, haar diepste zigers ’t getal plaatsen toedie bezocht worden. Maak maar eens vergelijkingen. Vroeger ging men naar Amsterdam, Den Haag, ArnhemVelp, Scheveningen, en dan hadt ge ’t voornaamste ook al genoemd. Maar thans! Hoeveel badplaatsen zijn er al niet bij gekomen In ons land heeft men: Scheveningen, Zand- voort, Noordwijk, Wijk aan Zee, Domburg, Eg- mond, Bergen, Texel,Vlieland, Schiermonnikoog, Vlissingen. Ge kunt maar uitzoeken. Ge kunt duur en goedkoop terecht. De meeste bad plaatsen hebben meteen ook goedkoope vacan- tieoorden voor kinderen, voor de bleeke stads kinderen, die zoo’n verblijf van enkele weken aan de zee zoo broodnoodig hebben, die er gezondheid en kracht en kleur op de wangen, en staal in de spiertjes opdoen. Hoe jammer, dat nog zoovele groote men schen den slag niet beet hebben om aan de zee rustig te genieten. Kinderen plassen in 't zilte nat, graven in ’t zand, maken er zandves- tingen, gaan duin op en duin af. Maar groo- tere menschen moeten eens rustig kunnen zitten, niets genietende dan de zee, genieten van de ideeën van grootsche rust, van kalme majesteit, van allesvermogende kracht, van boven menschelijk geweld, die afwisselend wor den opgewekt. Er zijn nog te veel menschen, die dit niet kunnen en die aan zee alleen genieten van muziek, van spel, van een kortstondig bad, van veel en lekker eten en drinken. Ge hebt misschien gelezen »Vogels van di verse pluimage» van Vosmaer: Heh! die zee! hoorde ik een welgeklee- den badgast zuchtend zeggen, dien ik al meer malen aan het strand ontmoet had, waardoor wij allengs in gesprek waren gekomen; een van die gesprekken, die tot de opvoeding behoo ren en hem, die ze goed heeft leeren voeren, levenslang dcor de wereld kunnen helpen met den naam van een sociabel mensch, zonder dat de andere sociabele menschen bemerken of zoo iemand iets weet en iets beduidt. Wij hadden een tijd lang op korten afstand van elkander naar de zee staan zien; of liever bij de zee, want toen ik hem na zijn uitroep aan keek, merkte ik dat hij er met zijn rug naar toe stond. Nu kon Helmontius denken door middel van zijn maag en het zou dus niet onmogelijk zijn, dat deze heer naar de zee zag met zijn rug. Zoo veel is zeker, hij beschouw- derling verkeer en aanzienlijker geworden. Met de toename van het aantal reizigers staat in nauw verband de goedkoope reisgele genheid. Men zou mogen beweren, om ’t eens erg wiskundig uit te drukken, dat ’t aantal reizigers omgekeerd evenredig is met ’t qua- draat of de derde macht van de prijsvermin dering. En van alle plaatsen, die bekend zijn als trekpleisters voor pleiziergasten, profiteert zeker Valkenburg met hare omgeving ’t meest van die goedkoope vacantiekaarten en met name van 't uniform tarief door de Staats- spoorwegmaatschappij, in verbinding met Cen- traalspoor en Nocrdbrabantsch-Duitsche maat schappij ingevoerd. Nijmegen, Arnhem, Lo- chem profiteeren van de bijzondere vacantie kaarten, maar Zuid-Limburg van de algemee- ne. Iemand, die in Groningen of Friesland woont, kan voor z’n f 2,20 evengoed in ’tGeul- dal komen als de Hollander of de Gelderschman. Heel natuurlijk neemt ook met ’t aantal rei- We zijn nu wel in de vacantie-periode. Overal, naar alle richtingen, merkt ge de plei- zierreizigers op. Sommigen maken ’t kort, zoeken hun heil dicht bij eigen woonplaats, anderen meenen, dat men van de toch van één prijs zijnde kaarten zooveel mogelijk moet profiteeren, door zoo ver mogelijk te reizen. Er zijn nog steeds menschen, die meenen, dat ’t alleen in de verte te vinden is en die ook ’n spoorreis als ’n genot meenen te moeten be schouwen en dat zijn gewoonlijk de men schen, die ’t meest moeite met ’t reizen hebben, omdat ze niet heel bereisd zijn, niet heel geo grafisch ontwikkeld en niet te goed thuis in een spoorboekje. Daartegenover staan de bereisde menschen, die zich even gemakkelijk per trein bewegen als de eersten in hun stad je of dorpje, juist zij vinden een spoorreis geen pleizier. Wezenlijk, er zijn nog heel veel menschen, en ongemak- afstanden, richting, lig- geen verstand de haar heel anders dan ik, hij zag haar an dersom. Ja, die zee! antwoordde ik, en daarmede had het, strikt genomen uit kunnen zijn. Maar ik was ook sociabel dien ochtend, en ik ging voort Verwonderlijk, altijd dezelfde en altijd vol nieuwe schoonheden; haar gedruisch en ge murmel is eentonig, maar eentonig als de mu zikale hexameters der Ilias. Ik bedoel eigenlijk, merkte hij op, dat de zee zoo vervelend is; alle dag komt ze van heinde en ver aanrollen, den heelen dag door, met groot vertoon van misbaar of van gewich tigheid, om niets dan vuile kwallen, onridder- lijke starren en gemeene schelpen op ’t strand te brengen. Wat een bezigheid I Gij vergeet, dat ze ook dient om zee- visch voor uw table d’hóte te leveren, en om ware of ingebeelde zieken te kureeren. Als ik vragen mag, zei hij-u is misschien, een dichter Dichters zijn onpraktische menschen, die allerlei dwaze dingen liefhebben, zoo als de zee, en die hun grillige droomen niet voor zich kunnen houden, maar nog bovendien verlan gen dat de menschen ze lezen, niet waar? Ongeveer zoo, zei hij lachend, maar nu behoef ik ook niet meer zoo onbeleefd te zijn er u voor te houden. en wilde zeggen, als u een dichter was, neem mij niet kwalijk, dan zou u wel we ten, dat de Grieken maar dat kan u toch weten evenals ik, die geen dichter ben Dat de Grieken, wilde ik zeggen, de godin der schoonheid uit de zee deden te voorschijn komen, Afrodite, de uit het zeeschuim geste- gene. Hoe ze daar aan kwamen, onder ons gezegd, begrijp ik niet; zie die virago’s eens, die man-vrouwen, die mahoniehoutgebeenden en blauwbaaiomwondenen, zooals de dichters wringen, die mijne vrouw daar ginds in dat vuile schuim doen dansen dat is mijne vrouw, meneer Ik maakte een buiging naar de verte iemand, die voorgesteld wordt. Zou zulk een wezen u nu op het denk beeld brengen van een uit het zeeschuim rijzende Venus? Het kon twijtelachtig schijnen of hij dit laat ste van zijn ega of van de virago’s zei, want toen mevrouw daarna op het droge kwam en ons naderde, vergezeld van een shawl- en De ontwikke- ziet meer vreemden, leest geregeld z’n kranten, het on- goederenvervoer is veel I» Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. i. i.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1