ft VOOll MEE Gil OKTREEES. I SIEEW8- EJi 1IIVERTEWIEBLID LECTUUR. 63e Jaargang. Zaterdag 29 Augustus 1908. ITo. 70. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. EEN MISVERSTAND. 1 d I In de oude tijden moeite om veel te lezen. nen: teruggekeerd kon zij eten noch drinken, piano-spelen noch eenig verstandig woord spreken. In zich zelve gekeerd, de groote blauwe oogen met onbestemde uit drukking op het plafond gevestigd, zat zij doorgaans zwijgend en bewegingloos te peinzen. Daar het pla fond echter eerst onlangs opnieuw gewit was en er absoluut geen vlekje aan te ontdekken viel, scheen deze buitengewone manier eer een naderende ziekte dan een lastige overdreven zucht naar zindelijkheid aan te duiden. Moeder onderzoek toch eens, of zij zich niet te sterk heeft geregen, zeide papa tot mama. Neen, de knoop van den corsetveter zat nog juist op dezelfde plaats, als toen zij naar tante was gereisd. Bovendien was het kind sedert dien tijd eer magerder dan zwaarder geworden. Op zekeren morgen, toen papa na een stevig ontbijt in zijn kamer zat en zonder zich om iets ter wereld te bekommeren, coupons knipte, verscheen zjjn dochter bij hem onder een vloed van tranen. De armen om papa's hals geslagen, drukte zij hem zoo hartstoch- telijk aan haar borst, als hem sedert zijn verlovingstijd niet meer was overkomen. Daarop ging ze zitten op zijn knieën, kuste hem zoo teeder, dat zelfs een Socrates er door in verrukking moest zijn geraakt. En toen kwam het er eindelijk uitdat zij bij tante een jongen advokaat had leeren kennen en dat zij van dat oogenblik af zoo’n eigenaardig gevoel in haar hart had gehad, dat zij het nauwelijks had kunnen uithou den en dat hij zoo verrukkelijk danste en vandaag misschien aanstonds al zou hij komen om papa een bezoek te brengen, en zij was zoo vreeseljjk bang Zjj wist, dat papa zoo ontzettend kort aange houden kon zjjn en Papa echter schoof haar van zich af, als was zjj van den booze bezeten, en riep een geheel leger on- deraardsche machten tot getuigen aan, dat die advo caat, zoo hij het werkelijk dorst wagen, hem onder de oogen te komen, geen prettige ontvangst zou te wachten hebben. Zijn dochter drukte bij deze krachtige verzekering haar zakdoek voor de oogen en gaf snikkend te ken nen, dat het dan voor haar maar het beste zou zijn dadelijk te sterven. Daarop begaf zij zich naar haar kamer, om in stomme vertwijfeling een paar sentimen- teele novelletjes te verslinden. Papa Lundstrom stikte bijna van ergernis en ver driet. Zoo’n onnut wezen, zoo’n advocaat zonder prak tijk En zoo maar driest weg de hand naar zijn kleinood, zijn Elina uit te strekken. Wel had hem zoo nu en dan eens, in de nevelachtige verte, een met bloemen versierd altaar voor den geest gezweefd, waaraan zijn dierbare Elina eens zou knielen, doch, zooals van zelf sprak, aan de zijde van een rijken, voornamen, in elk opzicht uitmuntenden man, die ten minste een ridder orde droeg en eigenaar was van een aanzienlijk han- delshuis of zoo iets. En nu zoo’n windbuil, zoo’n slungel I en Elina was immers nog maar een kind hemelsche goedheid, daar wordt waarachtig al geklopt. Binnen Een jonge man, buigende als een knipmes, trad over den drempel. Ik wilde Uw dienaar, mijnheer. Ja, ik weet al wat ge wilt. Zooeven heb ik van de zaak kennis gekregen. Gij wilt de vrede van een tot heden gelukkige familie ver storen, om niets anders komt gij hier Pardon, ik kom om Ik verzoek u vriendelijk, elke woordverdraaiing achterwege te laten. Hier zit ik rustig met vrouw en ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. kind, en daar komt ge nu als een bom Het spijt mij, dat ik u misschien stoor. Of ge ons stoort; mjjnheer, kunt ge dan niet begrijpen, hoe boosaardig het is, ouders hun kind te ontrukken Kunt gij Maar dat ligt geheel niet in mijn bedoeling Bedoeling O neen, natuurlijk. Dat kennen we 1 U zult uw dochter niet verliezen, integendeel, door deze verbintenis wint u nog een zoon. Zoo luidt immers de phrase Natuurlijk zal het steeds mijn aan- genaamsten plicht zijn, den kostbaren schat, waarvan ik u nu beroof, zoo dikwerf mij maar mogelgk is, tot u terug te voeren. Niet waar Dacht ge soms, dat ik nog nooit op een bruiloft geweest ben en gehoord heb, welk een onzin de heeren schoonzoons in zulke gevallen gewoon zijn uit te kramen, terwijl de ouders der bruid vervuld zjjn van kommer over de naderende scheiding Mijnheer een betreurenswaardige dwaling Jawel, een betreurenswaardige dwaling van de ouders is het, aan zulk praat geloof te slaan, want als men zjjn ongelukkige dochter eens terug wenscht te zien, moet men zelf de reiskosten dragen en boven dien alle wissels van haar gemaal onderteekenen, die zjj in haar koffer meesleept Het is een gruwel Mijnheer, ik vind uw private-aangelegenheden wel zeer interessant, maar Maar verder gaan ze u niet aan. Natuurlijk niet. Ge neemt immers maar alleen het meisje met daar enboven zooveel duizend gulden, en als die op zijn, schrjjft gij of uw vrouw om meer. Maar mijn hemel, ik wilde u eenig en alleen Uitplunderen. Daar komt echter niets van in. Of dacht ge soms Hoor mjj dan tenminste toch aan Wanneer men een vruchtboompje plant, zijn wortels drenkt, zjjn uitspruitsels afsnijdt, zijn stam ondersteunt en de rupsen van zjjn bladeren zoekt en dan als nog pas de eerste vruchten u verleidelijk uit de groene bladeren tegenlachen een geheel onbekend persoon langs den weg komt en zegtGeef mij die vruchten en bezorg mjj een bord en een mes, opdat ik er mjj een schotel van kan maken! zou men dan dien persoon niet grenzeloos onbeschaamd noemen Doch wanneer men een dochtertje bezit, schoon als een belle-fleur en aanvallig als een sprookjesprinses, en men heeft het meisje een zorgvuldige opvoeding gegeven en het achttien, negentien jaar steeds trouw voor alle stormen behoed en het met geheel zjjn hart lief gehad en er komt dan een wildvreemde man en zegtWaarde heer, geef mjj als ’t u belieft het meisje tot vrouwdan maakt men een beleefde buiging en antwoordtZeer veel eer voor ons, mjjnheer hoeveel linnen, tafellakens, hoofdkussens, hoeveel geld moet u nog bovendien hebben Neen, ’t is mij volkomen duidelijk, dat de menschheid menigen vader aanwijst, wien het zwaar valt, die soort van logica te verduwen. Papa Lundstrom was in elk geval daartoe niet in staat, en de gedachte dat deze of gene indringer zjjn Elina van hem mocht vragen, was hem even onaan genaam als warme champagne, zakkenrollers of iets dergelijks. Doch niemand kan zjjn noodlot ontgaan en toen zjjn kleine Elina eens van een reisje naar hare tante was Er zijn menschen, die den eenen roman na den anderen verslinden, met dezelfde harts tocht als sommigen naar de te vele banale co- mediestukken luisteren, comediestukken, die men draken noemt en waarvoor die naam soms nog te goed is. Er zijn menschen, die van zoo’n roman heele bladzijden overslaan en waarom? Omdat daar beschrijvingen instaan van het landschap, het huis en de omge ving; ot een te algemeene karakterschets; of een lange redeneering. En daarnaar vragen ze niet. Neen, ze willen handeling, emotie-ge- vende handeling. Hoe is ’t anders te verklaren, dat nu reeds eenige jaren de goedkoope detective-romans verslonden worden Moet men zich niet schamen, dat dergelijke prullen, die op bestel tegen een prijsje gemaakt, samengeflanst worden, zooveel aftrek vinden Doch laten we daarover zwijgen en ons verheugen, dat er zoovele beter ontwikkelden zijn, die hooger, degelijker lectuur verlangen en ze ook kunnen bekomen. Wie, die op den naam van beschaafd aan spraak wil maken, is thans geheel onbekend met de geestesproducten van onze schrijvers der laatste dertig jaren? Verg nu echter niet, dat we hier een beschouwing zullen wagen over de betrekkelijke waarde onzer heden- daagsche schrijvers, den rang bepalen, die een Lodewijk van Deyssel, of een Louis Couperus, of een Frederik van Eeden, om maar een drie tal te noemen, ten opzichte van elkaar, van oudere Nederlandsche schrijvers en ook van beroemde buitenlandsche innemen. Ook lijkt ’t ons niet doenlijk, dien rang te be palen. Al durven we gerust verwachten, dat ook ’t nageslacht, dat de geschiedenis de man nen op letterkundig gebied, die ons land in de laatste decennia opleverde, een eervolle plaats in de historische rij zal toekennen, toch zien we hun werken van te nabij, om die plaats met juist heid te kunnen bepalen. Doordat er zooveel gelezen wordt, zijn de litterarische producten onzer schrijvers in alle plaatsen, die ook maar iets beteekenen, voor elke beurs bereikbaar. Men behoeft zich niet persoonlijk de werken aan te schaffen, wat voor kleine beurzen onmogelijk zou zijn. Doch niet alleen de werken van onze auteurs, ook de beroemde geesteskinderen der groote buitenlanders behoeven voor ons geen vreem delingen te blijven. Drama’s en andere come- gemeen onze voorvaderen niet, maar ze hebben toch meer dan genoeg geschreven, dat waard is om door ons, ontwikkelden der XXe eeuw, anders begroet te worden dan met een schou derophalend: Och, dat kunnen we allemaal niet bijhouden. Voor een dertig, veertig jaren, toen de nieuwe Nederlandsche richting nog komen moest of in wording was, waren we veroor deeld ons in letterkundige leesboeken met Dicht en Ondicht van vaak heel wat minder dan middelmatig gehalte te vermaken. We moesten stukken lezen van schrijvers, die wij nu reeds in ’t vergeetboek geschreven hebben. We moesten die mindere godheden zelfs r.og als mannen van groote beteekenis erkennen. Dat is thans gelukkig niet meer noodig. Maar zonder ons met nulliteiten te vermoei en, blijft er nog genoeg in onze vaderland- sche litteratuur over, dat meer waard is dan een air de dédain. En die werken mogen voor gewoon ontwik kelde buitenlanders van geen belang zijn, voor ons zijn ze wel van belang, omdat ze ons de ontwikkeling van ons volk doen kennen en even opvoedend werken als de gewone vaderland» sche geschiedenis. We verlangen daarom niet, dat heel het oor deelkundig lezend ontwikkeld publiek zal te ruggaan tot de allereerste werken, in onze taal geschreven. Dan zouden we een taal moe ten lezen, die we niet of half begrepen, want als ge de onvertaalde werken onzer eerste Ne derlandsche schrijvers ziet, dan moogt ge ge rust beweren, dat ’t heel weinig op het tegen woordige Nederlandsch gelijkt. Want dat is zoo, daar gaat niets van af. We bedoelen dus niet, u in de eerste plaats de werken van Maerlant, (die in ’t midden der 13e eeuw leefde en denkelijk te Damme, ten Zuiden van Zeeuwsch-Vlaanderen geboren is,) van >Willem, die den Madoc maakte,» van Melis Stoke, Jan van Boendale, enz. ter lezing aan te prijzen. We weten zeker, dat onze aan prijzing geen proselieten zou maken, om de zooeven genoemde reden. Maar wel zouden we u willen toeroepen: Lees de voornaamste werken van de grootste schrijvers uit ons glorietijdperk, dat ook de gouden eeuw voor onze letteren was. Lees nog een enkel voorafgaand werk, lees ook 't voornaamste wat in ’t laatst der 17e eeuw ge schreven is, kies 't beste uit wat de 18e eeuw diestukken worden vertaald en op onze toonee- len vertoond. Boeken worden door bevoegde mannen in het Nederlandsch overgebracht. Nu zijn er zeer velen in ons land, die de Fran- sche, Duitsche en Engelsche auteurs in hun eigen taal kunnen lezen, (ofschoon voor velen niet alle schoone plaatsen begrijpelijk kunnen zijn!) en ’t is beter de werken onvertaald te genieten, maar er zijn nog meer, ook ontwik kelden, die deze talen niet of niet voldoende machtig zijn. En bovendien, er zijn nog zoo vele andere talen, waarin ook meesterwerken geschreven worden, werken, die richting ge ven aan den rijperen volksgeest, en wie kent al die talen, terwijl hij toch niet gaarne de kennismaking met die meesterwerken zou willen missen? Wie kent de Scandinavische, de Slavische talen, waarin toch zulke machtige geesten, misschien de machtigste van onzen tijd, hunne gedachten weergeven? Is ’t dus niet een groot voorrecht, dat thans ook deze meesterstukken in onze taal worden overge zet, iets, dat mogelijk is, omdat er alweer zoo veel gelezen wordt? Dat geeft algemeene ontwikkeling, dat geeft kennis niet alleen van ’t denken en streven der groote mannen in ons beperkte vaderland, maar ook van de zeer grooten uit geheel de wereld. Dat vormt ons meer tot wereldbur gers. Er is echter nog iets, dat we zouden willen zien toenemen. En wel het lezen van de werken van onze voorvaderen. We weten, daar wordt reeds veel aan ge daan. Vooreerst door de velen die er een stu dievak, min of meer uitgebreid, van moeten maken. Maar toch zou ’t mooi zijn, als de lectuur van onze ontwikkelden zich ook alge meen in deze richting uitbreidde. In het begin van dit artikel zeiden we, dat men genieten kan zelfs van de geschiedenis der algemeene letterkunde. Men krijgt ten minste een ideetje van de hoogten op letterkundig gebied door de vol keren bereikt, een ideetje van de heerlijke, soms wonderschoone producten, voortgebracht in ’t Oud-Indisch (Sanskriet), ’t Arabisch, He- breeuwsch en andere Oostersche talen, van de reuzenscheppingen der oude Grieken, van de Romeinen, van de hooge hoogten door een Dante bereikt. Nu is ’t waar, zoo hoog reiken over ’t al- kostte het zeer veel Ge kent de rede- geen voldoend aantal of heelemaal geen scholen, geen leermeesters of bijna geen, ge brek aan boeken, de drukkunst was niet uit gevonden. Wijd en breed konden we hier over schrijven en daarbij nagaan, hoe ’t met ’t lezen en dus de algemeene ontwikkeling bij de verschillende volken en in verschillende tij den geschapen stond. Doch wilden we dit eenigszins breedvoerig doen, we zouden ongeveer een beknopte histo rie der wereld-letterkunde moeten schrijven en dit, ge begrijpt ’t, kan de bedoeling van cou rantenartikelen niet zijn. Een beknopte ge schiedenis is overigens wel een interessante lectuur voor algemeen ontwikkelden. Al zijt ge zelf niet in staat al ’t heerlijk schoone, dat er in ’t Oud-Indisch, zoowel als in ’t Engelsch, ’t Arabisch en’t Spaansch, enz. inde oorspron kelijke taal, of zelfs maar vertaald te lezen, ge kunt genieten, wanneer een goede littera rische historie u de geestelijke ontwikkeling der volken en de heerlijkste producten van hunne groote schrijvers in hoofdtrekken aan wijst. Ge verruimt uw blik, krijgt een veel al- gemeener kennis. Maar, voortborduren op dit stramien is onze intentie niet, al zweeft ze ons van verre wel eenigszins voor de oogen. We willen een praatje houden over wat er tegenwoordig zooal gelezen wordt, maar voor al kan en moest worden. Dat er thans veel gelezen wordt, is een ba nale waarheid, reeds zoo vaak herhaald. Men heeft z’n dag- en weekbladen, z’n illustraties, die te zamen reeds een aanmerkelijk deel van onzen vrijen tijd vorderen. Men heeft leesge zelschappen en bibliotheken. Laten we even nagaan, wat die laatste ons aanbieden. In elke plaats van eenige beteekenis zijn ze te vinden en er wordt voor gezorgd, dat ieder kan lezen; de prijs is geen beletsel. Maar kunnen we al dat lezen goedkeuren? We willen niet van ons neutraal gebied tre den en nagaan of ieder die boeken even goed of nuttig of soms ook schadelijk vindt. Maar in algemeenen zin gesproken: Is al dat lezen toe te juichen Dit blad verachynt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. OU RANT. k

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1