VOOR SMEEK EU nISIIiEklA SIEffiS- ES ADVERTENTIEBLAD GEZANTEN EN CONSULS. I Een beschamend bezoek. 63e Jaargang. Zaterdag 12 September 1908. XTo. 74. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Kantongerecht te Sneek. i Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Sven Holmberg, doctor in de letteren en leeraar aan het gymnasium in het stille stadje Dunkelberg, woonde nu al vijf jaren in zijn eenvoudig, klein huis, ergens in een zijstraat. Vijf jaren achtereen ging hij op zijn vaste uren naar en van de school, geregeld als een uurwerk. Ieder in de straat kende hem en hij kende allen. Zoo gebeurde het, dat hij eens eene week lang een oud vrouwtje miste, dat hij vaak tegenkwam of zitten zag voor het venster van haar kamertje. Hij begon er ongerust over te worden, al was dat oudje maar eene waschvrouw en al kende hij haar persoonlijk in het geheel niet. Bij het naar school gaan op den achtsten dag kon hij niet laten aan een van hare buren te vra gen: Wat is er toch met vrouw Peterson aan de hand? Ik heb haar in een tijd niet gezien. En de buurvrouw, die den leeraar van aanzien wel kende, antwoordde zonder eenige verbazing over zijne vraag: Vrouw Peterson is vannacht gestorven, mijnheer. in een zeldzaam mooi geschreven couranten artikel belachelijk en Van Stoetwegen, die zich als een vreemde stoethaspel in zaken ge mengd had, waar hij *met alle fatsoen van de wereld buiten kon blijven, die onnoodig zijn te weinig aan verstandelijke capaciteit tot een publiek geheim maakte, Van Stoetwegen trad terug uit de diplomatieke wereld. Dat gaf veel geschrijf! Het respect voor de nog al dure gezanten daalde. Men vond, dat die hooge, bijna vorstelijke heeren, liefst van adellijken bloede, misschien hoofdzakelijk door hun blauwe bloed zoo’n- hooge, verant woordelijke post bezetten, en men vond, dat juist daar de hoogste kennis, ’t toppunt van intellect en tact noodiger zijn dan een hooge geboorte. Natuurlijk, met den heer De Reus is 't een ander geval; deze heer, gezant in een land van den zooveelsten rang, heeft zijn best ge daan voor de Nederlanders. Maar toch na ’t geval met den heer Van Stoetwegen werd algemeen gevraagd: Zou 't niet goed zijn, om, in plaats van de dure ge zanten, die schijnbaar eerepostjes bekleeden, practische en goedkoopere consuls te nemen, de gezantschapspaleizen te vervangen door cünsulaatsgebouwen Zwitserland, ’t practische land der vrijheid, het land van Wilhelm Teil en Arnold von Winkelried, het land der eenvoudige berg bewoners, die door eigen energie een flinke in dustrie grondvesten en door de schoone ver hevenheid hunner bergen de geld verterende vreemdelingen zagen komen in steeds grooter aantal, dit eerst arme land, dat van geen adel met blauw bloed afweet, dat in werkelijkheid een republiek is, doet zoo niet aan dure ge zanten en dure gezantschapspaleizen. Het houdt er consuls op na. Consuls, de practische mannen, die den handel en de industrie van hun land, hun volk trachten te bevoordeelen. Zou ’t voor ons ook niet zaak zijn, als ’t eenigszins kan, de gezantschapsbegrooting in te krimpen en daarvoor in de plaats de uitga ven voor ’t consulaire corps te verhoogen. O, we weten ’t, een land als Nederland, met zulke oude tradities, is reeds zoo lang gewoon deftige gezanten te zenden. Het wordt of lie ver het is reeds een soort traditie; in dit land moet een ambassadeur zijn, een buitenge woon gevolmachtigd gezant, in dat land een gewoon gezant, maar laten we niet vergeten, ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Op een regenuchtigen dag in Maart klopt Holmberg lang en tevergeefs aan de deur van het kleine huis, dat al die gezantschapsposten een soort stand- ophouderij beteekenen, waar men wel geld mee uitgeeft, maar soms heel weinig mee ver dient. Waar de natie heel weinig profijt van trekt en daar is ’t toch eigenlijk om te doen. Wij spelen eigenlijk nog zoo’n beetje groote mogendheid met die hooge gezanten. Dat is nog een gewoonte uit den tijd der republiek, uit den tijd toen ons land mede de eerste viool speelde in ’t staatkundige concert. Destijds deden onze gezanten vaak u'tstekend werk en mannen als Van Beverninck en Van Beu- ningen deden evenveel voor onze grootheid als de beste raadpensionarissen, zelfs de beste stadhouders, maar sedert heeft men ’t deco rum willen bewaren, al zijn onze gezanten uit den aard der zaak niet meer de lui van de eerste viool. Laten we doen als Zwitserland. Laten we royaal zorgen voor onze handelsbelangen, voor consuls generaal, consuls, consulaire agenten, daarvoor mannen van onzen eigen stam en van hooge capaciteit uitzoeken, mannen, die verstand van zaken, van nijverheid en handel hebben. Dat brengt onze handel en nijverheid en dus ons volk vooruit. Dat maakt Nederland grooter. Vonnissen. 1 P S, 45 jr, werkman te Sneek, overtr. Leerplicht wet, boete f 1 of 1 dag. 2 lo H W, 23 j bakkersknecht, M F, 17 j smids knecht, beiden te Gauw, op verboden land loopen, no. 1 f 2 boete of 1 dg, no. 2 f 2 boete of 7 dg tuchtsch. 3 T IJ, 41 jr, z. b. te Blauwhuis, het kenteeken van onbewoonbaarverklaring eener woning wegnemen, boete f 10 of 4 dg. 4—7 L B, 31 j, M O, 32 j, K vd G, 38 j, P d B, 36 j, allen bakker te Sneek, een kind beneden 12 jaar arbeid doen verrichten, allen eene boete van f 3 of 2 dg. 8 C D B, 23 jr, visscher te Sneek, eens anders vischwater bevisschen zonder voorzien te zijn van een schriftelijk bewijs van vergunning van den eigenaar of rechthebbende, boete f 3 of 2 dg. 9 H J, 29 j, schippersknecht te Sneek, langs den spoorweg loopen, boete f3 of 3 dagen. 10 B L, 73 jr, winkelierster te Sneek, overtr. IJkwet, boete f 0.50 of 1 dag met verbeurdverklaring van de in beslag genomen blikken inhoudsmaat van Liter. 1115 P W, 51 jr, te IJlst, B L, 43 jr, te Wouds- end, A E S, 26 jr, te Warns, 0 T, 44 jr, te Heeg, J B, 38 jr, te Wijckel, allen stoombootkapitein, wegens te snel varen, allen eene boete van f 6 of 3 dagen. 16 P v N, 34 jr, melkventer te Osingahuizen, in de prov. Friesl. zijne honden niet voorzien hebben van een muilband die het bijten verhindert, boete f 2 of 1 dg. De volgende week begon de vacantie en Sven Holm berg, met zijn groot gezin en zijn klein inkomen, be sloot op eens tot de kostbare reis naar het verafgelegen B. Dat kwam door den dood van die waschvrouw. Op eens was het hem ingevallen, dat te B. ook een oud vrouwtje leefde, dat evengoed onverwacht kon sterven als vrouw Peterson. Dag en nacht had hij moeten denken aan dat andere oudje, dat hem in zjjn jonge jaren eiken avond had goeden nacht gekust, dat hem met hare zegenwenschen gevolgd was de wereld door en naar wie hij nu in acht jaren niet had om gezien. Hij was geen onhartelijk zoon. Hij schreef elk jaar drie of vier keer aan zijne oude moeder en vaak deed hij een bankbiljet in den brief, waarvan een bankier het bedrag niet hoog zou vinden, maar dat veel was voor den armen leeraar en heel veel in de oogen van zijne moeder. Zijne vrouw schreef haar ook vriendelijke briefjes met jaardag, Keistmis en Nieuwjaar en sinds de prent briefkaarten in de mode kwamen, zonden de kinderen er telkens een aan lieve Oma, die toch ook eens zien moest welk een mooie stad Dunkelberg was. Maar de vraag, die in eiken brief herhaald werd, wel ke Lotje de naaister voor de oude smidsweduwe schreef: Of zij haar jongen dan nooit zou weerzien die vraag werd altijd weer meteen: Misschien dezen zomer wel! beantwoord. En met eiken zomer, die voorbijging, zonder dat hij gekomen was, werd hare hoop op weer zien flauwer en het licht van hare oogen zwakker. Indrukken komen plotseling en ons hart voelt vaak zoo vreemd. Moeders smeekende vraag, neergeschre ven in eiken brief, had bij haren zoon het bezwaar van een slecht gevulde beurs en huiselijke zorg niet kunnen o verwinnende doodstijding van een oude waschvrouw werd voor hem een bevel om te gaan, eer het te iaat was. later een bloedigen oorlog moest strijden met Japan. Doch dit mag voor ons de groot ste reden niet zijn om buiten oorlog te blijven. Voor ons is de kwestie: Wat winnen en wat verliezen we er bij? Wat hebben we te verdedigen en wat kunnen we bereiken? Wat kan ’t zaakje ons aan geld en ook aan menschenlevens kosten Ziet ge, dat lijken ons zwaardere zaken dan nationale eer, zooge naamde nationale eer, waar men zoo gaarne mee schermt. Utiliteitsgronden moeten den doorslag geven. Laat in een geschil als we nu met Venezu ela hebben, gerust den practischen koopman, zoo vaak beschimptop den voorgrond treden. Hoewel onze regeering nog niet officieel be kend maakt, wat er precies van de zaak is, wat ze precies gedaan heeft in hare twee papieren nota’s, die gerugsteund worden door enkele naar West-Indië stoomende kruisers, mogen we toch als vaststaande aannemen, dat onze gezant De Reus een reuzenflater beging met zich bloot te geven door ’t schrijven van z’n meening over Castro en over de kansen op succes voor onze handelaars en industrieelen in Venezuela. Zoo iets mag een gezant niet doen. Al moogt ge beweren, dat het schrijven in »Hou en Trom buiten de bedoeling van den gezant geplaatst is, van een gezant wordt ver wacht, dat hij in de eerste plaats een voor zichtig diplomaat is; wil hij toch inlichtingen geven, die minder flatteerend zijn voor ’t hoofd van den staat, bij wien hij geaccrediteerd is, dan heeft hij gelegenheid genoeg, deze op andere, toch even doeltreffende wijze bekend te maken. Voor eenige jaren heeft nog eens een Ne- derlandsch gezant zich verpraat of verschreven, en nog wel iemand, die een der voornaamste posten bezette. Het was de heer Wittewaal van Stoetwegen, onze vertegenwoordiger te Sint Petersburg. Die diplomaat voelde zich op een zeker moment geroepen, van uit z’n hooge stelling een oordeel te vellen over binnenlandsche Nederlandsche kwesties. Hij bracht zich daardoor niet in miskrediet, werd geen onmogelijk persoon bij het Russische hof, maar toonde niet de verstandelijke meer derheid en diplomatische tact te bezitten, die men van en in een gezant van de hoogste klasse verwachten kan. De heer A. Kuyper, ’t was vóór zijn ministerschap, maakte den man koffie. Onbewust bijna slaat hij de oogen neer, alsof hij zich schaamt voor die oude versleten japon om de magere ineengeschrompelde gestalte. Slaapt u ook in deze kamer, moeder 0 neen, Sven, hiernaast. Zij doet met een zekeren trots de deur naar het kleine zijkamertje open, blij dat zij het toch beter heeft, dan haar zoon denkt. Heeft u nog kunt u ik bedoel kunt u zelf nog wat met uwe handen doen, moedertje vraagt hij zacht. Mijn handen, ja dio zijn gelukkig nog goed, kind, behalve de dagen, dat de jicht mij plaagt. Maar mijn oogen in de laatste jaren kan ik niet best meer zien. Het duizelde Holmberg. Met moeite brengt hij uit: Kunt u mij niet meer zien, moeder Kunt u mij dan niet zien Zij streelt zacht met hare kleine gerimpelde hand over zijn arm en iets van een glimlach gljjdt over het ingevallen gelaat. Ja, Sven, ik zie jou nog wel en de zon ook en het huis, en als er een trein aankomt; maar ik kan niets anders meer doen dan kousen breien. Hoe oud is je jongste nu, Sven Vier jaar, antwoordt hij verstrooid. Dan zullen ze precies van pas zijnroept zij uit en in hare stem klinkt hare blijdschap, terwijl zij een lade opentrekt van haar kastje en, er in rond tastend, een paar witte kousjes te voorschijn haalt van verbazend dikke wol. Heeft u die voor ons kleintje gebreid vraagt hij en veegt stil langs zijn oogen. Neen; ze waren eigenlijk voor je oudste bestemd maar die is ze nu ontgroeid, omdat je niet eerder kwam, Sven. Dat was letterlijk het eenige woord van verwijt; We hebben reeds een artikel geschreven naar aanleiding van het geschil met Venezuela, of liever met den president van dat land, den heer Castro, die zoo ongeveer met alle landen overhoop ligt en denkelijk ook met een aan zienlijk deel der Venezolanen; het zou best kunnen zijn, dat er van de 21/, millioen inwo ners van dat land wel minstens een millioen dien autocraat een beentje zouden willen lich ten. Iets wat ons vrij wat gemak zou kunnen bezorgen. Zooals de lezer uit dat artikel weet, hoopten wij, die natuurlijk niet mee aanzitten daar, waar men de lakens uitdeelt, dus hoopten wij, dat men ’t niet tot een oorlog zou laten komen. Het lijkt op ’t eerste gezicht zoo mooi: een geschil met een minderwaardige. Tegenover de groote mogendheden moeten we altijd zoete broodjes bakken, altijd zorgen zóó correct te zijn, dat men geen vat op ons kan krijgen, moeten we 't altijd zoeken in ’t recht, dat we moeten zorgen aan onze zijde te heb ben, wijl de kracht, wijl ’t recht van den sterk ste dan steeds aan onze zijde ontbreekt. Te genover de vorsten, vorstjes en volken in Oost- Indië hebben we carte blanche, mits we maar zorgen, niet zoo slecht aan den weg te tim meren, dat ’t ons gaat als den Belgen in den Congostaat. En nu tegenover Venezuela staan we wel tegenover een land, meer dan dertig maal zoo groot als ’t onze, ten minste als Eu- ropeesch Nederland, maar dat Amerikaansche land heeft nog niet de halve bevolking van Europeesch Nederland, heeft een belachelijk klein beginnetje van een vloot, ongeveer het honderdste deel van wat wij op zee kunnen presteeren en heeft, zooals alle Spaansch-Ame rikaansche republiek]es een leger met evenveel generaals als soldaten, ’t Lijkt zoo mooi eens den branie uit te kunnen hangen; voor vurig aangelegde naturen is ’t om van te watertan den. Zoo mooi, ons goedig Hollandsch leeuw tje eens de tanden te kunnen laten zien aan een hinderlijken tegenstander. Maar ’t staat niet erg gekleed voor ’t land der Vre descongressen, voor ’t land, dat onmiddellijk bij z’n regeeringsgebouwen het internationale Vredespaleis ziet verrijzen, om oorlog te voe ren. We zouden ons moeten spiegelen aan den Keizer, die ’t initiatief nam tot ’t Eerste Vredescongres en die toch een paar jaren waarin hij geboren was. Eindelijk wordt de deur drif tig opengerukt en een ruwe stem schreeuwt hem toe dat hij naar den duivel kan loopen. Tot verklaring van dien wensch wordt hem nog toe gesnauwd, dat de weduwe Holmberg immers al vier jaar geleden de smederij had verkocht en nu bij Olson, den machinist, woonde. Haar huis verkocht Dat had hij nooit geweten Sven Holmberg voelt een toenemenden angst in zich. Groote hemel, zou zijne moeder gebrek lijden Hij had stellig gemeend, dat de smederij, die vader naliet, en de arbeid van moeders vlijtige handen, geveegd bij de bankbiljetten, die hij van tijd tot tijd zond, in haar onderhoud hadden voorzien. Met een bezwaard hart klopte hij nu bij het vreemde huis aan en een oogenblik later houdt hij zijn oude moeder in zijne armen. Wat is ze oud en vervallen Mager als een geraamte, ineengeschrompeld, lijkt ze bijna een kind. Alles trilt aan haar van schrik en blijdschap; maar ze zegt alleen Neen, maar Sven, heb jenu die heele verre reis ge daan en dat met dit slechte weer Ga toch zitten, mijn jongen, dan zal ik gauw een kopje koffie voor je zetten. Maar moeder, waarom schreef u niet, dat u de sme derij moest verkoopen Waartoe zou dat gediend hebben, Sven? Jij hadt al genoeg zorgen. De Olsons zijn heel goed voor mij. Och, jongen, wat ben ik blij dat ik je nog zien kan. Doctor Holmberg kijkt het vertrek eens rond. Een jongere vrouw zit in een hoek der kamer met vier kin deren om haar heen. Het kost haar heel wat moeite om hen stil in dat hoekje te houden. Daarna moet Sven Holmberg weer naar zijne moeder zien, die ijverig bezig is bij den haard om water op te zetten voor de 1URANT. <r“

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1