SIElWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN DUSTMEN. r F p Woensdag 16 September .1908. 63e Jaargang. No. 75. De twee broeders. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Ig- Q VRIENDELIJKHEDEN. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. om mijn misdaad ongedaan te maken. Ik had waarlijk het voornemen niet om het geld te behouden. Ik ken de geschiedenis, antwoordde de koopman. Je hebt misbruik van vertrouwen gemaakt. Het is de oude historie. Ik heb in mijn kantoor iets dergelijks ondervonden. Ik kan volstrekt geen sentimenteel me delijden voelen voor iemand als jij. Wat kom je hier doen, Jacob Jacob van Loven nam zijn hoed van de eene hand in de andere, sloeg zijn blik naar beneden en zeideik was 25 jaar, toen ik in de gevangenis kwam en nu ben ik 35. In dien tijd is de buitenwereld voor mij gesloten geweest. Ik zoek werk en ik kom het jou vragen. Eerlijk werk wil ik doen. Ik ben een goed boekhouder, maar ik zou ook portier willen wezen en alles wat ik krijgen kan dat eerlijk is. Hier heb ik geen werk voor je, viel zijn broeder hem in de rede. Jij hebt buiten den waard gerekend, Jacob. Ik ben je broeder niet meer, ik heb je afgezwo ren, toen jij een schurk werdt. Ter wille van de arme vrouw, die jou haar zoon noemde, zal ik je wat geld geven, waarvan je een of twee weken kunt leven, maar overigens geef ik je geen cent. Bedenk dat wel. Als je terugkomt, zal ik je de deur laten uitzetten. De bezoeker was nog zoo onder den indruk van den gevangenisdwang, dat zijn trots nog niet werd opge wekt. Voortdurend naar beneden starende, vroeg hij Hoe gaat het met zuster Johanna Goed. Kan je mij niet zeggen, waar zij woont Neen, Johanna is getrouwd en jij bent de laatste, dien een geachte schoonbroeder graag bij zich zou ontvangen. Ik wilde je nog iets vragen, zeide Jacob met be- Er zijn van die kleine dingen, die ons leven veraan genamen, zonnestralen, die, plotseling schijnende over het donker van strijd en leed, een glimlach brengen om onze lippen. Zij komen van overal. Het is een .frisch koeltje, dat om ons hoofd waait, wanneer wij vermoeid van veel arbeid naar buiten treden of een kindergezichtje, dat lachend naar ons buigt, waar we, bezorgd of angstig, peinzend weg staren in de toekomst. Maar het zijn ook telkens woorden en blik ken van anderen, die even maar onze ziel beroeren en ons weer moed en vreugde geven voor langen tijd. Wjj achten er soms nauwelijks op, we begrijpen vaak niet wat het is, dat ons zoo plotseling te midden van zorg of leed doet glimlachen en het leven dat juist nog zoo donker scheen, weer kleurt met zonneschijn en vreugde. Ze zijn te klein die dingen, die even langs ons gaan en wij verwachten ons heil altjjd van iets gewichtigs en groots. Wanneer we dagen door leefd hebben in sombere zorgen om dit of dat of in droef heid. dan kan het gebeuren, dat we eensklaps als om- dig omdat er te lachen valt, een operette be koort door muziek en inhoud, doch een drama laat geen lach toe en dan, moge de inhoud ook nog zoo verheven zijn, aan Vondels wer ken verwijt men gemis aan handeling en als dat alleen door de mooie taal moet vergoed en vergeten worden, dan mogen er wel acteurs en actrices van den eersten rang zijn, waarnaar geluisterd wordt door een beschaafd publiek, dat iets weet van de litteratuur en van ’t schoo- ne en dat voor ’t bezoeken der voorstelling 't stuk heeft doorgelezen. Ge ziet, ik stel nog al eenige eischen. Maar is daaraan voldaan, dan is ’t ook een kunst genot van den eersten rang, zoo’n voorstelling bij te wonen. De heer Hub. Cuypers had ge zorgd voor mooie, passende muziek en mijns inziens z'n krans verleden week wel verdiend. Nu moest ik nog spreken over den Stads schouwburg en ook over de voorstellingen door Eduard Verkade, concurrent en geen vriend van W. Royaards, gegeven. Hij heeft te kampen met een te klein tooneel (in het Odeon) en een niet-geschoolde troep. En nu binnenkort nog de Opera bij al ’t an dere, dat er reeds is en waarvan ik nog maar een deel opnoemde. Heusch, als er niet min stens één gezelschap uit elkaar spat, zal ’t mij zeer verwonderen. Amsterdam kan heel wat hebben, maar er komt te veel en daarvoor kan zelfs de hoofd stad niet dag in dag uit 't gewenschte aantal bezoekers leveren. vende stem. Ada van Ree, wat is er van haar gewor den Leeft zij nog Is zij getrouwd Ik wil je omtrent haar geen inlichtingen geven, hernam de ander barsch. Hier heb je honderd gulden. Pas nu op, dat je werk krijgt voor dat het geld op is. Denk er om, ik geef geen cent meer. Neem het mee en kom nooit weer terug. Hij wierp het geld op de tafel. Op het gelaat van den bezoeker verscheen echter toen een trek van toorn. Zijn trots kwam eindelijk boven. Een gift, zoo gege ven, zou hij niet aanraken. Het was alsof zijn ijzige gestalte nog grooter werd, toen hij het oog eindelijk op zijn broeder richtte en met een heftig gebaar wierp hij dezen de goudstukken voor de voeten. Houd dat geld, riep hij uit, ik wil het niet heb ben. Ik heb niets meer van jou of van een ander noodig. Ik kwam om hulp, dat is waar, hulp om een eerlijk man te worden. Ik heb zoo lang uitsluitend met boeven verkeerd, dat ik de gebruiken van jou krin gen vergeten ben. Maar ik dacht dat een broeder de hand wel zou uitsteken, om mij te redden. Jij hebt geweigerd. Geldl Zie naar deze vuisten, naar die schouders. Ik kan op de een of andere wijze wel geld verdienen. Bij den hemel, als dit jou christelijke liefde is, heeft ze ook weinig te beteekenen. Ik heb kennissen genoeg, schurken, die mij met open armen zullen ontvangen. Jij drjjft mij naar hen toe, onthoud dat. Jij 1 Hij zette zijn hoed op en verliet het vertrek, de deur met een harden slag achter zich dichtwerpend. Eenige weken later kreeg op een donkeren avond Jacob van Loven instructie van een inbreker, hoe hij Wil u eens vragen of mijnheer Van Loven te spreken is De aldus toegesproken bediende knikte, stond op en wees den bezoeker een stoel aan. Deze ging evenwel niet zitten, maar bleef leunen tegen den lessenaar. Hij was een kloek gebouwd man, maar had iets dat den indruk gaf alsof hij pas ontwaakt was uit een jaren- langen slaap. Mijnheer Van Loven zal u ontvangen, zeide de bediende terugkeerende. De man volgde hem in het kantoor van den patroon. Bij de deur bleef hij staan en draaide zijn hoed in de handen rond. De ander rees niet op van zijn zetel en stak de hand niet uit, noch zeide iets in de eerste oogenblikken. Zij keken elkaar aan en dat was alles. Eindelijk was het de oudste die het eerst sprak. Zoo, zeide hij, zijt gij het Jacob Ja, ik ben het Willem, antwoordde de bezoeker. Heb je geen woord voor mij Ik heb vele woorden voor je, die je waarschijn lijk liever niet zult hooren, zeide Willem van Loven. Ik kan werkelijk niet zeggen dat ik verheugd of ver eerd ben, je weer te zien. Ik verwacht ook niet dat iemand daar blij om is. Ik weet dat ik onze familienaam heb onteerd, maar ik ben er voor gestraft. Tien jaar, Willem, denk daar aan, tien jaar gevangenisleven en gevangeniskost en gevangenisvrienden. Ik zou mjjn leven willen geven, In September is 't schouwburgleven weer in vollen geven, drama’s en blijspelen, vocale en instrumentale muziek, operette’s en variété voorstellingen, gymnastische wondermenschen en bioscopen. Ge kunt weer te kust en te keur gaan. Al leen een volledige opera is er nog niet, ofschoon wel in aantocht, want mej. Cato Es- scher zal ’t eens probeeren, wat aan de heeren De Groot en Van der Linden mislukt is: het in stand houden van een goede Nederland- sche opera in de hoofdstad. Beide genoemde heeren hebben ook Nederlandsche opera’s ge sticht, die echter na een moeitevol bestaan, na korter of langer financiëelen worstelstrijd en stuiptrekkingen bezweken. Wij hopen voor ons kunstgenot en voor de eer en glorie der Nederlandsche kunst, dat mej. Esscher met meer succes moge voihouden. Wilt ge lachen, dat de lever schudt, ge zoekt allereerst of Frits van Haarlem weer in »Carré« optreedt, of liever zijn ensemble laat optreden. Nu, zijn gezelschap is er weer. Ik zou er den eersten avond, Zaterdag 5 September heen; daar ik geen perskaart had, liet ik 's middags reeds vroeg even telephoneeren. Het antwoord was: Alles uitverkocht, alleen van de aller duurste rangen nog een paar plaatsen over. Of schoon ik veel van een première houd, vond ik nu maar beter te wachten. Ik wilde per sé zelf een kaart koopen en nu weet men wel, dat de bende, die voor Carré geregeld pos teert, wel kaarten heeft, maar die lui sla ik lie ver over. Als ’t een stuk is, dat trekt, koo pen ze zoo gauw mogelijk de kaarten op, voor al die van de laagste rangen en wordt ’t dan een eivolle zaal, dan is men aan die schreeu werige heeren overgeleverd. Politie te paard en te voet tracht de lawaai makers in bedwang te houden, maar ’t is haast onmpgelijk. Ge hebt wel eens opgemerkt, dat marktventers brutaal zijn. Vischvrouwen heb ben reeds eeuwen den naam geen katjes te zijn, die men niet zonder handschoenen kan grij pen, een bekje als een scheermes te hebben. Alles goed en wel, maar die opkoopers der schouwburgkaartjes winnen’t ver. Alleen ke rels als Frans Rosier zouden in brutaliteit hunne partners kunnen zijn. Voor Carré (Frits van Haarlem) is ’t haast altijd zoo’n herrie, voor 't Rembrandt-theater soms, voor een en- een huis moest binnensluipen, dat aangewezen was om te worden beroofd. Het was een afgelegen huis en de vensters waren laag bij den grond, zoodat het werk niet moeilijk scheen. De inbreker zeide, na hem de instructies te hebben gegeven Wij geven je een half uur tijd om ons toegang te verschaffen. Als je dan geen sein hebt gegeven, komen wij ook.door het venster. Pas maar op dat je ons niet verraadt, nieuweling, want dan raak je er om koud. Wees gerust, antwoordde Jacob van Loven en toen de ander zich verwijderde, mompelde hij Zoo behoor ik dan nu tot een troep inbrekers. Mijn masker en mijn pistool heb ik in mijn zak en mijn lantarentje ook. Ik ben een inbreker, de inbrekers waren de eenigen, die mij verwelkomden, toen ik uit de gevangenis kwam. Mijn broer keerde mij den rug toe. Mijn broeder Wat zou mijn moeder zeggen als zij het wist. Zou ze mij thans zien? Hij dacht een oogenblik na, toen maakte hij een on verschillig gebaar als om die overdenkingen te verjagen. Daarop klom hij naar het venster, door zijn makker aan gewezen, en daar het binnen niet gesloten was, duwde hij het zeer gemakkelijk open. Zijne schoenen maak ten geen gedruisch en bij het licht van de lantaren keek hij rond naar een schuilplaats. Weldra vond hij er een, een groote kleerkast met een deur er naast. In deze verborg hij zich achter een groot aantal kleederen. Na een korte poos hoorde hij een kind schreeuwen en een oogenblik later ging een zachte tred langs zijn schuilplaats. Ada, riep een vrouwenstem, wil je mij even helpen? De kleine schreit. Daarop ruischte een tweede vrouwenkleed voorbij en praatten de twee vrouwen in de kamer waar het kind lag, zoo dicht bij den inbreker, dat hij haar adem» reeds zoo lang alles in den grond bedorven hadden, vormden ’t heusche plan de Jordaan van een Zeppelin-luchtdienst te voorzien. Aan en in ’t postkantoor allemaal dames, die er in hare dienstpakjes heel coquet uitzagen. Chretienni, tusschen haakjes gezegd een krachtig mansfiguur, kreeg ’t zelfs zoo zeer te kwaad met de geémancipeerde dames, dat hij moest duelleeren. In twee gevallen won hij de partij, waarbij nadrukkelijk ongeoorloofde grepen voor onge oorloofd verklaard werden. Maar de derde kamp, tegen een klein da- mespartuurtje, werd heuschelijk door hem ver loren. In het Rembrandt-theater gaat met behoor lijk succes: »De Fideele Boer«, een leuke ope rette, spelende in Oostenrijk, in dat land en Duitschland reeds vaak gespeeld en :n ’t Ne- derlandsch vertaald door Reyding. Vooral de heer Kreeft en mevrouw BudermanVan Dijk gaven mooi en vroolijk werk te zien. Toch zal de Fideele Boer ’t wel niet zoo lang ma ken als Amsterdam in de blommetjes blijft zitten. En dan ook nog: het Rembrandt-the ater kreeg een duchtigen concurrent, want: Donderdag werd in ’t Paleis ’t stuk in de oor spronkelijke taal door ’t Weener Operetten- Ensemble van het Metropol-théatre te Keulen, en nog wel onder persoonlijke leiding van den eigenaar-directeur Max Bruck gegeven en deze is niet zoo maar de eerste de beste. Dat Flora een goedgekozen repertoire heeft, spreekt van zelf en ook in de andere schouw burgen heel veel gelachen en goed gespeeld wordt, wilt ge gerust aannemen. Denk bijv, eens aan Van Lier’s schouwburg in de Amstel- straat, waar Louis Bouwmeester en mevrouw Julia van LierCuypers aan verbonden zijn. Met zeer veel belangstelling ben ik ook naar het Paleis gegaan om »Adam in Ballingschap® te zien. Ge weet, dat Willem Royaards een apart ensemble vormde, dat in de groote zaal van ’t Paleis speelt en ’t aandurfde als eerste ling dit ernstige werk van Vondel te kiezen. Het aangedurfd! Dat is ’t ware woord. Want Willem Royaards heeft als een der al lereerste zeggers en spelers reeds lang zijn sporen verdiend, maar in zijn gezelschap moe ten acteurs van minder gehalte door hem ge- inspireerd en geleid worden en dat kost zelfs voor een Royaards veel, ontzaglijk veel moei te. Maar dan nog iets. Een revue trekt spoe- kelen anderen schouwburg nog zeldzamer. Zondag hoorde ik iemand om half drie tele phoneeren; er werd geantwoord, dat alle plaat sen van een gulden en daar beneden reeds weg waren. Maandag ben ik eens gaan kijken. We za ten onder, op de duurdeie rangen, bijna ge heel schouder aan schouder. En bovenl Een blik omhoog kon u overtuigen, dat ’t zoowat de geschiedenis van haringen in een ton was. Het is overigens wel een frappant gezicht, zoo’n groote, zeer groote zaal vol menschen. Al kan men er niet zoo goed de ruimte van nemen, ’t doet gezellig aan zoo’n drukte en voor de ondernemers en spelers is ’t ook aan moedigend. Wanneer zij een goedgekozen variëerend programma af kunnen werken en hun best doen, dan beloont hen den breeden lach van een enthousiast-gestemde groote massa. Behoef ik u te zeggen, dat er geregeld goede muziek weerklonk, dat de décors nieuw en mooi waren, de vlugge krachtmenschen verbazingwekkend, de bioscope intéressant. Maar ’t meest trok de revue aan: «Amsterdam in de blommetjes!» Een dolmooi stuk werk van Rido en de welbekende Chretienni en Louisette, om met hen de anderen maar in te sluiten, maakten dat er lang en veel gelachen werd. Men had geen tijd om tusschen een paar lachbuien een pauze te nemen. Een der décors stelde natuurgetrouw den Dam voor met ’t Paleis op den breeden ach tergrond en Naatje in ’t midden. Naatje stond er eerst kaal, eenarmig, tot zij plotseling in de blommetjes werd gezet. Want, zooals ik reeds schreef: Naatje heeft de blommetjes bui ten gezet. Ook ’t décor: de wintertuin van Kras(napolski) was uitstekend. De vrije vrou wen, die dit jaar niet alleen als Engelsche suffra gettes, maar ook als Amsterdamsche congres sisten naam maakten, moesten grootendeels de stof leveren voor al ’t comische. De dierenbe scherming werd er bij gehaald en alle vogels verdwenen plotseling van de hoeden der vrije dames. Zelfs hadden zich op verschillende punten in de zaal vrije vrouwen opgesteld, die Chretienni geduchte protesten toeschreeuwden, toen hij in zijne coupletten met de V. V. een loopje nam. Natuurlijk kreeg ook de autobus in de Jordaan, onaangenamer gedachtenis, een striem en de V. V., die zeiden dat alles ’t on derst boven moest gekeerd, omdat de mannen ize (IRANI i I i i.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1