MMS- Iffl APVERTESTIEBLAB
ZlJft PLICHT.
Motorrijtuigen, enz.
I
63e Jaargang.
Zaterdag 19 September 1906.
No. 76.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
I
van;
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Goeden bok voor me uitgezócht i
Tot uw dienst
Stap dan in en wijs den koetsier den weg
Dien avond schoot de graaf een flinken zesender.
Het vorige jaar had hij op hetzelfde beest vijf maal
tevergeefs gejaagd. Vriendelijk gaf de graaf hem de
hand. Ik dank je, je hebt me een groot genoegen
gedaan
Ook over zijn aanplantingen kreeg Sober veel goeds
te hooren.
En de strikkenzetters vroeg eindelijk de graaf.
Ik heb zoo juist een strik onschadelijk gemaakt; ik
geloof dat deze al lang stond. De plek wordt thans
niet meer betreden.
Nu, sper je oogen maar wijd open Ik wed, dat er
in je district nog minstens honderd liggen 1
De winter kwam met zijn massa’s sneeuw in de
wouden en het werd erg eenzaam in het boschwach-
tershuis. Toen zag Frans Sober in dat zijn meester
gelijk had, toen deze over trouwen sprak. Hij was
lid van een schietvereeniging geworden. Deze vierde
een jubilé met een bal. Hij besloot er heen te gaan
en onder de dochteren des lands naar een vrouw om
te zien.
Sober danste veel en goed. Bizonder veel danste
hij met een blond, frisch meisje, zoo groot als hij, met
blozende wangen en blauwe oogen en altijd weer
danste hij met haar.
Hij liet zich aan hare ouders, den kopersmid Reinloo,
een krassen heer met grijzen baard, en diens weder
helft voorstellen en ging bij hen aan het tafeltje zit-
7
tot één begrip vereenigen; menschen, die ze
nuwachtig zijn en het door zoo’n zenuwprikke-
lend gedoe nog meer worden; menschen die
vinden dat de nieuwe geslachten »aleve) wat
raers< uitdenken, maar dat bij de automobiel
zeker 't toppunt van buitenissigheid bereikt
heeft. (Die onschuldige zielen! Net, alsof
aanstonds niet overal de luchtscheepvaart den
draak steekt met al dat aardsch gedoe!) Ver
der de menschen, voor wie een auto een onbe
reikbaar ideaal bl’jft, die er dus wel de lasten
maar niet de lusten van genieten en dit is
toevallig juist de overwegend groote meerder
heid van ’t genus publiek. En dan de ouders,
die kinderen hebben; buitenwonenden, die kip
pen en ander kleinvee houden, dat moeilijk door-
loopend in hok of stal is op te sluiten. Lied en
met kinderwagens. Maar vooral ook men
schen met paard en rijtuig! Zij waren vroe
ger de helden van den straatweg, koningen op
't breede middenpad en moeten nu hun eersten
rang afstaan aan iets dat sterker en meerder
is dan zij; zij, die vroeger uit speelschen, soms
zelfs baldadigen overmoed de simpele voetgan
gers wel eens plaagden, worden nu getyranni-
seerd door die schokkende en schrikverwekken
de kilometervreters (’n Onfatsoenlijke Neder-
landsche vertaling van den titel eener bekende
Duitsche comedie.)
En dan de talrijke wielrijders, die meenden
heer en meester van de buitenwegen te zijn en
nu in ’t niet vallen bij de hen voorbijsnellende
kolossen. En vooral ook de nog steeds talrij
ke voetgangers, die thans haast geen vingers
genoeg hebben om de hen bedreigende gevaren
te tellen: wagens en karren, rijwielen en motor
cycles, rijtuigen, tramwagens en nu nog de au
tomobielen. En zoo voort
Wat zal de Eerste Kamer, die niet zeer ge
woon is een door de Tweede Kamer aangeno
men wet af te stemmen, de Eerste Kamer,
wier leden over 't algemeen tot de families be-
hooren, bij wie de auto’s ingeburgerd zijn,
wat zal zij doen? Zat ’t bij haar niet worden:
Entre ces deux, mon coeur balance?
In Amerika,’t land der onbegrensde mogelijk
heden, bestond reeds voor enkele jaren het plan,
één reuzen autoweg te maken, die de beide
oceanen verbindt en heel het land doorsnijdt;
een weg dus, die den autovoerder zou doen
spotten met den slakkengang der spoortrei
nen. In sommige streken zijn reeds aparte
wegen voor de kilometerverslinders. Zou dit
denkbeeld niet steeds grooter toepassing vin
den, totdat de auto na een tijdelijke impasse
nacht. Den volgenden morgen lag hij weer op zijn
post, tot den middag bleef hij er niemand liet
zich zien.
Nu begonnen liefde en plicht in hem een strijd te
voeren. Zijn gasten zouden er weldra zijn en de oude
meid was zoo dom, die kon niet eens fatsoenlijk de
tafel dekken. Zijn geweten kwam op den weg naar
huis nog wel eenige malen in opstand, maar hij had
immers den strik onschadelijk gemaakt en zoo gauw
liet een bok zich toch niet vangen, dat de wilddief den
strik slechts had op te stellen en er op kon wachten.
De gasten kwamen. In de gezellige kamer werd
koffie gedronken, toen ging men den tuin bezichtigen.
Je hebt ’t hier heel best, meende de oude Reinloo.
’t Salaris is wel niet erg hoog, maar ’t wordt om
de drie jaar verhoogd en dan mag men het bijbehoo-
rende land ook niet vergeten. Ik ben tevreden. Me
neer de graaf is heel goed en dat blijft de hoofdzaak
om den lust tot werken aan te wakkeren.
Tevreden menschen zjjn tegenwoordig haast wereld
wondere
Is u dan niet gelukkig, mijnheer Reinloo?
De kopersmid schudde peinzend het hoofd en zei:
Beter wil toch iedereen het wel hebben! Toen ademde
hij een paar maal de geurige dennenlucht in. Och,
dat doet goed, dit groene bosch! Ik benijd u werkelijk,
houtvester! Kom Hans, zeide hij tot zijn zoon, laten
we nog een beetje naar buiten gaan.
Gaarne was deze daartoe bereid.
Mijn vrouw en Greta zullen het avondeten helpen
klaar maken. In een uurtje zijn we terug! vervolgde
de kopersmid. (Slot volgt.)
Graaf Van Wolfsburg bleek bijzonder ingenomen
met den nieuwen jachtopzichter Sober, die zich zoo-
even bij hem had aangediend, ’t Was een flinke
vierkante kerel, wiens kalme, korte, duidelijke ant
woorden hem zeer bevielen. De man was nog onge
trouwd en de graaf had hem op het hart gedrukt eens
onder de dochters van het stadje of uit de dorpen in
den omtrek naar een geschikt vrouwtje rond te zien.
De nieuwe jachtopzichter voelde zich spoedig thuis
in zijn nieuwe woning, met zes mooie kamers, een
grooten stal en een flinke schuur. Op het erf bloeide
juist de overoude linde, voor het huis stonden een
paar breedkronige kastanjeboomen, door den moestuin
klaterde lustig de woudheek en van de hoogte zagen
de donkergroene dennewouden in het vreedzame dal
neer.
Sober vond werk van den vroegen morgen tot den
laten avond, hij moest immers zijn district grondig
leeren kennen en zich eenige autoriteit bij de woud-
arbeiders verschaffen. En de grafelijke opperhout
vester, onder wien zes jachtopzieners stonden, kwam
elk oogenblik om hem te controleeren en instructies
te geven.
Op zekeren avond kwam de graaf zelf aangereden.
Hij was erg vriendelijk, de opperhoutvester had hem
niets dan goeds van den nieuwen jachtopzichter gemeld.
Gooiland bezitten de meeste automobielen.
Waar in Friesland het hoogste motornummer
denkelijk nog beneden de 400 is, stijgt dit in
Zuid-Holland steeds hooger boven de 2000.
(Ofschoon een buitenlander om zulke getalletjes
lacht, want op Duitsche en andere wa
gens, die des zomers ook ons land binnentrek
ken, ziet men wel getallen boven de twintig
duizend.)
Men zou verwachten, dat, al heeft menigeen
van ’t groote publiek in zoo’n streek ook last
van de tufs, hij toch uit belang van de stad
en zich zelven vóór zoo’n adres aan de Eerste
Kamer zou zijn en wat ziet men? Waar de
Arnhemsche V. V. V. de Eerste Kamer be
zweert het door de Tweede Kamer aangeno
men ontwerp tot wijziging der Motor- en Rij
wiel wet 1905 niet goed te keuren, komt de
Nieuwe Arnhemsche Courant (hoofdredacteur
de heer Pijttersen, vroeger boekhandelaar,
raadslid alhier en Kamerlid voor Leeuwarden)
daar tegen op en schrijft:
Wij zijn waarlijk geen tegenstanders van
het verkeer met motorwagens; integendeel, we
verheugen ons in eiken vooruitgang op dit ge
bied. Doch ook de voetgangers hebben rech
ten en waar men den bestuurders toestaat zich
vrijelijk op publieke wegen en straten te be
wegen, daar mag en moet de eisch gesteld,
dat het gevaar, daaruit te ontstaan, tot het
kleinst mogelijke minimum worde beperkt. En
waar die ervaring maar al te duidelijk leert,
dat men zich hierbij niet kan verlaten op ei
genaren en bestuurders, is het de taak van den
wetgever, het publiek te beschermen tegen
roekeloosheid.
Is de voorspelling juist, dat dientengevolge
het bezoek van vreemdelingen zal verminde
ren, dan behoeft men daarover niet te rou
wen. De beschaafde vreemdeling, die ons
land wenscht te zien, zal geen aanstoot nemen
aan de tien-kilometerwet. En de overigen, ook
al herinneren hunne namen aan hooge geboorte
en grooten rijkdom, kunnen gerust elders zich
en anderen ongelukkig gaan maken.
Men ziet, zelfs een Arnhemsch blad durft ’t
royaal op te nemen tegen de >bandelooze
vrijheid der auto’s< en keurt de 10 kilometers
goed.
We gelooven, dat ’t blad vele medestanders
zal tellen. Vooreerst alle eenvoudige, brave,
ouderwetsche zielen, die van al dat nieuwmo
disch gedoe niets moeten hebben; menschen,
die schrikken als ze een auto hooren aanko
men en die de woorden auto en levensgevaar
ten. Reinloo begon direct een ijverig gesprek met den
jachtopziener. Weet u, als ’taan mij had gelegen, had
ik ook het groene pak aangetrokken. Als eenige zoon
moest ik echter de zaak van mijn vader overnemen,
maar het groene woud trekt me nog steeds aan.
Dat begrijp ik; ons beroep is ook zoo mooi
En de graaf is een beste kerel.
Dat zou ik denken
Na afloop van het bal vergezelde de houtvester de
blonde Greta nog tot aan de huisdeur en stapte toen
door de sneeuw naar zijn eenzame woning.
't Was merkwaardig zooveel zaken de jachtopziener
sedert dien in de stad had af te doen, terwijl hij dan
telkens bij den kopersmid uitrustte. Greta had ook
altijd zulke blijde oogen als hij het huis binnen trad.
Op zekeren dag noodde hij de geheele familie uit hem
des Zondags een bezoek te brengen.
Zaterdags ging de jachtopziener door zijn district.
Het was een mooie dag, begin Mei. Den vijftienden
was de verboden tijd voor den reebok geëindigd en hij
wilde een paar flinke zesenders uitzoeken, tegen den
tijd dat de graaf er naar vroeg. Want wanneer deze
niet naar wensch onder schot kwamen, zou de graaf
uit zijn humeur raken, zooals bij alle hartstochtelijke
jagers het geval is.
Sober trok voorzichtig door een twaalfjarig pijnbosch,
toen voor hem in de namiddagzon een splinternieuwe
koperstrik schitterde. Een verwensching kwam over
zijn lippen. Hij maakte den strik onschadelijk en ging
op den loer liggen.
Maar geen mensch kwam tot het aanbreken van den
Door de Vereeniging V. V. V. te Arnhem,
die dezelfde strekking heeft als de vereeniging
voor vreemdelingenverkeer alhier, is tot de
Eerste Kamer het verzoek gericht om het
door de Tweede Kamer aangenomen ontwerp
tot wijziging der Motor- en Rijwielwet 1905,
niet goed te keuren.
Men weet, dat de Tweede Kamer, reeds we
ken geleden, een wet heeft aangenomen, waar
bij het mogelijk gemaakt wordt in alle be
bouwde kommen der gemeenten de maximum
snelheid, die auto’s mogen ontwikkelen, op
hoogstens 10 Kilometer te stellen. We schrij
ven ’t woord Kilometer voluit, omdat ’t zou
kunnen, dat iemand meende: Dat is een druk
fout; er moet tien myriameter staan.
Dit lijkt voor flinke automobielen iets aan
nemelijker; immers, tien myriameter is gelijk
aan honderd Kilometer en daar zijn flinke
auto’s niet bang voor.
Men herinnert zich misschien nog het debat
in de Tweede Kamer, hoe daar gesproken
werd over het groote gevaar van het snelle
rijden op gewone verkeerswegen, hoe er verschil
lende maxima-getallen werden voorgesteld en
ten slotte het bovengenoemde getal werd aan
genomen.
Het was te denken, dat de aangenomen wet
aanleiding zou geven tot heel wat spot en goed-
koope humor; natuurlijk moesten de gewone
weekbladen in hunne illustraties 10-kilometer-
prentjes geven. Men zag bijv, op den weg
een auto, die met het meeste gemak werd ge
passeerd door flinke rijtuigen, terwijl zelfs ou
de afgeleefde knollen spottend naar den ge
vonniste omkeken. Ja, reeds spoedig was er
behangselpapier in den handel verkrijgbaar,
dat in zijne teekening dit dankbaar onderwerp
behandelde. We willen intusschen niet geloo
ven, dat dit staaltje bij groote massa’s ver
kocht is en wordt; voor een enkele maal is ’t
heel aardig te zien, maar stel u eens voor,
dat ge minstens een paar jaren lang in uw
kamer, waar ge uw oog ook wendt, niets ziet
dan telkens dezelfde auto, dezelfde afgedankte
knollen!
Toen de Tweede Kamer de tien kilometer
voteerde, wilde het er eigenlijk bij de menschen
niet in, dat ’t daarmee ten volle ernst kon zijn.
Men durfde haast denken aan een soort April
grap, die geen langen levensduur zou kunnen
hebben.
Het duurt ook zoo lang, vóór in ons land
iets afgehandeld is. Want men is de spotter
nij over die bewuste tien kilometer bijna ver
geten en nog steeds ligt de wet ter griffie
van de Eerste Kamer. Deze moet er nog in
lengte en breedte over discussieeren vóór het
tot de stemming overgaat.
Het verwondert ons, dat er niet meer ge
protesteerd wordt tegen die maximum-snelheid;
dat er niet een algemeen protest, ondertee-
kend of gesteund door alle vereenigingen en
fabrikanten, die iets op sportgebied prestee-
ren, gezonden is naar onze hooge regeering,
ten einde de bespottelijke belemmering van het
zoo mondaine en moderne nieuwe verkeers
middel terug te houden. Daaraan hadden
moeten meedoen: alle fabrikanten en verkoo-
pers van automobielen; alle houders er
allen, die wel eens gebruik maken van een
huurauto; allen die belang hebben, als bewo
ner eener stad of streek, waar de rijkdom zich
vestigt, bij ’t vooruitgaan dier stad of streek;
alle houders van motorrijwielen; alle hoteliers,
koffiehuishouders, enz., die ’t van ’t saison moe
ten hebben, mitsgaders alle andere vakgenoo-
ten, die belang hebben bij ’t verkeerswezen.
Desnoods had men hulptroepen moeten zien
te werven onder de honderdduizenden, die in
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
enz. van de electrische trams gebruik maken.
Verder had men als welwillende reserve kun
nen gebruiken: allen, die beoefenaars en am-
bitieuse toeschouwers zijn van de verschillen
de andere takken van sport, omdat ’t in ’t al
gemeen sportbelang is, dat geen enkele tak
van sport gehinderd, aan banden gelegd wordt.
Buiten deze landweer en landstorm had men
nog een kostelijke reserve kunnen formeeren;
men had de aandacht van het buitenland op
onze kostelijke wetgeving moeten vestigen,
waardoor voor goed bewezen wordt dat Neder
land het meest Chineesche deel van Europa is;
Duitsche, Fransche en Engelsche spotbladen
hadden hunne teekenaars aan ’t werk kunnen
stellen.
Men had dus hemel en aarde in beroering
kunnen brengen en ziet, alleen een simpele
vereeniging voor vreemdelingenverkeer, zij 't
dan ook in een stad, die juist door de men
schen van weelde en de reizenden bloeit, zendt
een adres aan de Eerste Kamer en daarmee
houdt het op.
Nu is ’t alleszins begrijpelijk, dat zoo’n
adres uit Arnhem komt.
Juist plaatsen als Den Haag, Arnhem, ’t
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1OOO regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.