SIEBWS- ES JDMWBLM) ÏHR SNEEK ES MSTMS. d Heide-ontginning. fe SêüëWQQfi. 63e Jaargang. Zaterdag 26 September 1608. No. 78. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. iar d” (Slot volgt.) I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Gezellig zat ik met eenige kennissen te babbelen, toen het oude vrouwtje, dat mijn lijdenden vriend Hardy verpleegde, kwam binnensnellen en om den dokter riep. Deze was spoedig geroepen en toen hij weer naar buiten kwam, vroeg ik hoelang mijn arme vriend ’t nog zou maken. Vermoedelijk zal hij morgenavond niet meer halen, antwoordde de dokter. Maar, voegde hij er bij, ik kan mij vergissen. Zoo lang er leven is, is er hoop en er is in ’t menschelijk leven nog altijd zoo oneindig veel dat wij niet begrijpen. Je kunt wel bij hem binnen gaan, het zal hem geen kwaad doen. Ik drukte den dokter de hand en trad binnen bij mijn vriend, die, sedert ik hem het laatst had gezien, weinig veranderd was, alleen zag hij er iets meer ver vallen uit en was hij zeer kort van adem. Hij keek mij zwijgend aan en ik begreep, wat dit zeggen wilde. Je verlangt je kind te zien, zeide ik en hij knikte toestemmend, zonder een woord te spreken. Zij bevond zich bij vrienden te Troy Town, dertig mijlen ver van ons kamp wonende. Ons kamp was geen geschikt verblijf voor het aardige meisje van 17 jaren. Zij heette Alice, maar ik noemde haar steeds zusje. Ik heb niets dan haar en jou oude vriend, bracht hij met moeite uit. Ik zat aan zijn bed en dacht na. Sedert eenige dagen hadden de Indianen zich weer vertoond en het zou een gevaarlijk tochtje worden. Had Hardy geweten hoe ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Juffrouw, zei een koetsier tot een heel dikke dame, die hem geen fooi had gegeven, juffrouw, als het u hetzelfde is, zou u dan niet vóór het paard langs willen gaan? Waarom niet, vroeg zij. Omdat-ie misschien een flauwte zou krijgen, als-ie zag wat ie voor zestig centen heeft moeten rijden. Keukenmeid (tot den loopjongen van den speksla ger): »Zeg eens ventje, heeft je baas nog varkens- pooten?« Jongen: «Gunst, juffrouw, dat weet ik niet; ’k heb hem nog nooit zijn kousen zien uittrekken, maar ik wil het zijn vrouw wel eens vragen!* Vijftien mijl. Dat kan Bruce immers best zoolang volhouden? Hij heeft een zwaren last te dragen. Zij verbleekte. Ik ben niet zoo heel zwaar en hij loopt immers nog goed vlug. Ja mijn kind. Ik streelde den kop van het trouwe dier, dat zich nog meer inspande en Alice keek voortdurend over mijn schouder. Hoever is het nu nog Veertien mijl. Zouden ze ons kunnen inhalen Neen, kindlief, Bruce zal het nog lang uithouden. Het is juist iets, om later met elkaar over te praten, zeide ze opgewekt. Ik stemde toe, maar vreesde het ergste. We kwa men aan een zee van lang gras, dat tot aan het zadel reikte en Bruce werkte er zich doorheen. Ze komen nader bij, zeide Alice, toen wij weer in het open veld waren. Hoe ver is ’t nu nog Ongeveer dertien mijl. Bruce liep wat hij kon, maar de Indianen naderden meer en meer. We zullen probeeren, wat wij kunnen, zei ik ge jaagd. Ik begon zenuwachtig te worden. Zij lachte. Vader zegt, dat u nergens bang voor is. Ik ben ook niet bang, alleen wat ongerust. Ze schudde haar hoofd. Indien u angstig is, is dat alleen om mij. Voornamelijk om jou, stemde ik toe. Ik was bang voor ons allebei. Zij streelde mijn hand. Ze had altijd veel van mij gehouden. We kwamen aan het ruwste gedeelte van den weg. Bruce begon langzamer te loopen en de Indianen kwamen steeds nader. 'X de heideontginning deed, niet het minst in de buurt van zijn bekend landgoed. Laten we een paar gegevens uit de jaar vergadering van Oldenzaal hier nog aan stippen. Kort na de oprichting der maatschappij moest men voor technische hulp een buitenlander in dienst nemen, thans heeft men een corps van 200 ambtenaren en beambten voortdurend werkzaam en er komen nog steeds handen te kort. Maakte men in ’t 3e jaar bezwaar te gen het aanschaffen van zes ploegossen, thans bezit de Mij 12 zesspan ossen, één zesspan paarden en twee stoomploegen, die bezig zijn den vasten heidebodem te bewerken om dien te maken tot vruchtbare grasvelden, golvende korenakkers en bosschen. In ’t afgeloopen jaarwerden zoo 1850 bundersheide gecultiveerd. Het bedrag der uitgekeerde arbeidsloonen is in 10 jaren tijds gestegen van f 23,000 tot f 417,000. Werkverschaffing staat niet speciaal op den voorgrond, maar toch waren er 1400 arbeiders ’t geheele jaar voor de Mij werkzaam. Opmerkelijk is, dat steeds op een aantal ont ginningen handen tekort komen, terwijl er overal over werkloosheid geklaagd wordt. Het werk der Mij geeft den arbeider werk in de streek, waar hij geboren wordt en bindt hem daaraan en naarmate de Mij krachtiger kan werkzaam zijn, zal zij een grooter zegen blijken voor land en volk. Belangrijk mag genoemd worden, dat ook de zoetwatervisscherij een voornaam onderdeel van de Ned. Heidemaatschappij uitmaakt, als wilde de Mij daarmee zeggen, dat zij in ons water land zoowel het water als het land in haren grootschen arbeid omvatten wil. Het spijt ons inderdaad, geen ruimte te heb ben voor een breede bespreking dezer nuttige vereeniging. In dit blad werd meer dan eens de droog making der Zuiderzee volgens het reeds zoo lang vaststaande plan der Zuiderzee-vereeni- ging (een afsluiting van Piaatn naar Ewijk- sluis en daar achter vier afzonderlijke polders, zeer verschillend in grootte, een groot zoetwa- termeer overlatende) aangeprezen. Voor eeni ge maanden nog, toen de nood der werkloo- zen zoo hoog gestegen, de algemeene malaise op zijn nijpendst was. Die droogmaking eischt veel geld, zoo’n kleine tweehonderd millioen gulden, maar als al ’t land, bijna geheel en al van het vrucht baarste kleiland, verkocht werd, zouden die kleine tweehonderd millioen gulden ook weer te voorschijn komen. Het zou een heele moei te zijn, hiervan een geheel nationale onderne ming te maken, te zorgen, dat de Nederland- sche regeering het benoodigde kapitaal in het binnenland kon leenen (dit zou echter nog niet zoo noodzakelijk zijn; het buitenland mocht desnoods ook wel een deel der leening op brengen tegen een matige rente!); alle werk moest door Nederlanders uitgevoerd worden met Nederlandsche krachten en Nederland- sche machines; maar vooral ook, en dat zou de grootste moeite geven, alle gronden moesten later alleen aan Nederlanders verkocht wor den, niet gesteund door buitenlandsche geld mannen. Er werd toen aangeduid, dat van die uit te geven tweehonderd millioen zoo’n be langrijk deel als werkloon zou moeten dienen. En later zouden er zoovelen van de vruchtba re akkers kunnen leven. Deze grootsche onderneming heeft dit eigen aardige Men moet ze óf niet aanvangen óf geheel, ten volle uitvoeren. Een tusschenweg bestaat niet. Half werk zou weggeworpen geld beteekenen. Daarom heeft deze reuzenonderneming zoo vele tegenstanders; vooreerst de menschen zon der durf, zonder ondernemingsgeest en dan allen, die zeggen: Er kan nog zooveel slecht land, zooveel heide in vruchtbaarder land veranderd worden; op het land zelf ligt nog zooveel arbeid, vruchtdragenden arbeid voor het grijpen, dat het dwaas zou zijn in de zee te zoeken, wat op het vaste land veel gemakke lijker en zekerder te vinden is. Daarbij komt nog, dat men zich als voorstanders der arme Kunt ge hem niet vlugger laten loopen vroeg Alice angstig. Hij loopt zoo vlug als hij kan. Zij streelde zijne manen en hij antwoordde met een groote krachtinspanning. Hij begreep ons. Hoeveel mijlen nog Ongeveer tien. Dat is niet ver, zeide zij verheugd. Ik vermeed een slecht stuk grond, om Bruce te sparen. Hierdoor verloren wij vijftig meter. Toen be reikten we weer een effen pad en ging het weer goed voorwaarts. Nog ongeveer acht mijlen, zeide ik tot Alice. Mis schien zullen we nog ontkomen. De Indianen zijn nog slechts een halven mijl verwijderd. Alice zuchtte diep. Ze zag er vermoeid uit door de inspanning en de brandende hitte. Er was geen wolkje aan de lucht, men voelde geen windje. Ik gaf het meisje wat te drinken. Zij drukte zich dichter tegen mij aan en beloofde niet laf te zullen zijn. Neen, mijn beste kind. Ik weet,dat je dapper zult zjjn. Ik kan een weinig schieten, moet mij de revolver geven, wanneer zij heel dicht Dij zijn. We zullen zien, beloofde ik. De hitte werd steeds ondragelijker. Bruce struikelde dikwijls en ik verwachtte elk oogenblik, dat hij zou vallenmaar we kwamen aan een ondiep stroompje waaruit hij dronk, terwijl hij er doorheen waadde. Dit slechts scheen hem goed te doen. Beste, beste oude Bruce zeide ik, terwijl ik zijn kop streelde. Zuiderzee- visschers opwerpt, die door de droog making hun bestaan zouden verliezen. Nu zou ’t jammer zijn, dat het meest ty pisch ouderwetsch gedeelte van ons volk ver dween, dat buitenlanders niet meer naar kleeding en zeden en gewoonten van voor eenige eeu wen zouden kunnen kijken, maar zou 't overi gens te betreuren zijn, dat die menschen ge dwongen werden in plaats van hun moeitevol, gevaarlijk en slecht loonend bestaan, een ander moesten kiezen? Ook zou ’t nieuw te vormen IJselmeer heel wat visschers vragen. Neen, wij zijn voorstanders van heide-ont- ginning, zeggen ze, dan weet men zeker, wat men heeft. Och, ze hebben gedeeltelijk gelijk. De re sultaten, die de Nederlandsche Heidemaat schappij reeds bereikt heeft, zijn zoo groot en klaarblijkelijk, dat men wel voorstander er van moet zijn of worden. Maar men kan het een doen en behoeft daarom het ander nog niet te laten. Wat heideontginning vóór heeft is vooral, dat men bij stukjes en beetjes kan voortwer ken. Alles, wat men doet, is behouden werk, geeft rente. En bij de Zuiderzee-droogmaking is't: óf alles, óf niets. Verleden week vergaderde te Oldenzaal we derom de Nederl. Heidemaatschappij en met belangstelling hebben wij die vergadering ge volgd, met bewondering de resultaten nage gaan, die reeds bereikt zijn en diegene, welke nog bereikt kunnen worden. België is ons in dezen flink voorgegaan. Toen in Nederland nog bijna niet aan heide ontginning gedaan werd, had men in de Belgi sche Kempen reeds groote resultaten bereikt. Thans behoeven we echter niet meer naijverig te zijn op onze buren, waar afgevaardigden der Duitsche heideontginning te Oldenzaal verklaarden, dat Nederland hen ver voor was en onze maatschappij veel meer werkte dan de Duitsche. Er was wel werk aan den winkel. In het jaar 1880 was er nog 22 percent van ons land door heide ingenomen, m. a. w. ongeveer 730 duizend hectare woeste grond. We kunnen niet precies opgeven, hoeveel percent de heide nu nog beslaat, doch zeker is dat er duizenden bij duizenden hectare ont gonnen zijn. Voor dertig jaren wees men er met nadruk op, dat er meer bosch moest aan geplant worden, alsof de heideontginning alleen de zaken stonden, hij zou er zijn kind niet aan ge waagd hebben. Maar ik had aan Alice beloofd haar te zullen halen, als zijn toestand gevaarlijk werd, onver schillig of er Indianen waren te vreezen of niet. Je hebt mij daarop je eerewoord gegeven en je zult dat houden, had zij mij toegevoegd, terwijl zij mij met hare groote oogen had aangezien. Ik dacht niet meer aan het gevaar en tien minuten later reed ik op mijn trouwe Bruce door de duisternis. Kort na middernacht kwam ik te Troy Town. Alice wilde dadelijk met mij naar het kamp op reis gaan, maar alle rijpaarden waren door de patrouilles in be slag genomen en mijn goede Bruce moest eerst uit rusten. Daarom moest gewacht worden tot den volgenden morgen en zou mijn paard ons beiden moeten dragen. Even over achten vertrokken wij. Ofschoon het warm begon te worden, draafde Bruce goed voor waarts, tot wij Half-Way Hill bereikten en besloten daar aan ons paard eenige rust te gunnen. Alice dwaalde rond, plukte bloemen en zong een liedje ik lag op mijn rug te kijken naar den blauwen hemel tot eensklaps Bruce onrustig begon te hinniken en op den grond te stampen, Alice, riep ik, spoedigDe Indianen komen. Zij snelde op mij toe, ik sloeg een arm om haar heen, sprong met haar in den zadel en Bruce galoppeerde onmiddellijk in volle vaart den heuvel af. Ze zullen teleurgesteld worden wanneer ze dachten ons te kunnen krijgen, niet waar vroeg Alice. Ik hoop het. Ze zag mij met groote oogen aan. Meent u van niet Hoe ver moeten we nog rijden in boschcultuur bestaat. Want hadden Gel derland, Limburg, Noord-Brabant en Utrecht op hunne zandgronden veel bosch, Drente en Overijssel hadden veel te weinig; nauwelijks 3 en 4 pct. van den bodem was bosch, en dat, waar in Drente ruim de helft van den bodem woest was. Nu, sedert is aan boschbouw heel wat gedaan en het percentage daarvan belang rijk hooger geworden. Maar ook op andere wijze werd de heide ontgonnen. We spreken hier nu eens niet van de af graving der hooge veengronden, vooral in Drente, waardoor langzamerhand veel dalgrond voor den verbouw van fabrieksaardappelen, enz. geschikt gemaakt kan worden, waardoor het niet meer noodig is, dat we in het voor jaar zooveel last hebben van ’t veenbranden. Neen, ook op andere wijze is de barre heide in vruchtdragenden grond verkeerd. Vroeger had men alleen in de onmiddellijke nabijheid der dorpjes de >enk« of »esch«, die nog iets opleverde, thans strekt die enk of esch zich gezichten ver buiten de dorpen uit. Ieder die voor een kwart eeuw en nu ver schillende streken van ons land bezocht, zal de handen ineenslaan over de reuzen-omme- keer. Vroeger had men alleen flinke boeren op de vette kleilanden en op de zandgronden alleen arme, beklagenswaardige heidebewoners, die van zeer weinige guldens per week moesten bestaan. Die heidemenschen vormden een minder soort ras. En thans heerscht op de vroegere heide een welvaart, die niet minder is dan die op de vruchtbaarste kleigronden. Kom in tal van dorpen, waar vroeger de men schen in den winter met keienkloppen tegen 40 a 45 cents per dag aan ’t hoogst noodige brood geholpen werden; thans hoort men in meerdere van zulke plaatsen beweren: Eigen lijke armoede is er bij ons niet. Eere daarom den voormannen der heideontgin ning. Wanneer ge in de Dichtersbuurt te A’dam het Janssenplantsoen passeert, neem dan uw hoed af voor den jammer genoeg reeds ver scheiden weldoener der maatschappij, die een deel van zijn in Deli verdiende enorme schat ten zoo nuttig wist te besteden. Zijt ge in Lochem en wandelt ge den kant op naar de bekende Cloese, dan zult ge het monument zien, opgericht ter eere van den vroegeren ge- westgenoot, den heer Sickesz, die zooveel voor OURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1