VOOK SJEEE ES oliSTKEkl-V JIEEW8- EJ 1PVERTEÏÏIEBLA1I 63e Jaargang. Woensdag 7 October ,1908. (fjet zou niet zijn. iNo. 81. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. vraag, lijn 14 hartig, bloeiend, de verpersoonlijking der lente, in het witte kleed te midden van de bloemen in haar tuin staan, waar hij, de zoon der bescheiden buren, nu en dan kwam, met de gloeiende dankbaarheid van den aanbidder, wien de toegang tot het allerheiligste toe- gestaan wordt. Hoeveel tijd is sedert verloopen en hoeveel strijd. Hij had zijn geheel eigen-ik opgeofferd, want hij had vertrouwen in zijn gesternte en wist, dat de toekomst hem hater waardig zou maken doch de frissche lippen hadden hem belogen, en de blauwe oogen ver borgen in hunne diepte geheimzinnige afgronden. Hoeveel strijd, tranen en onzekerheid Én dan eens klaps uit de trotsche hoogte neerstorten en niets in de handen te houden dan de scherven van het verwoeste geluk En haar te zien vertrekken als gelukkige ego ïstische bruid, die met eene beweging van haar blanke hand al de dwaze en zoete herinneringen van het verleden uitwischte. Hij dacht er nu aan, en een bittere voldoening over zijne eigene waarde, zijne reputatie, zijne eer ontwaakte in hem. Wat was dit arme, uitgebloeide wezen, dat hem naderde, hem smeekend haar kind te redden? Waarom maakte hij zijne overwinning niet volledig Een woord van hem kon zijne wraak zijn; hij had het in de macht, aan haar blauwe oogen stroomen tra nen van berouw te ontlokken; hij kon haar onder het een of ander voorwendsel koud en wreed wegzenden en haar kind de genezing weigeren. En inplaats daarvan werkten zijne genezingbrengen- de handen, bijna tegen zijn wil, aan de gezwollen,bijna gesloten oogen, en het bloed van het kind, dat met een warmen straal over deze oogen wegvloeide, rei nigde ook zijne ziel van alle leelijke gedachten. Papaschreeuwde de kleine patient eensklaps, als verlangde hij van zijn vader hulp. Waar is hij? vroeg de dokter de blozende moeder. u Tehuis. Hij is ook ziek en kan niets meer doen, deze stem, die alleen verwijten en bedreigingen hadj (Slot). Garmelita Bocchi, antwoordde zij na eenig talmen, doch de woorden kwamen zoo zwak, zoo bevend over haar lippen, dat de andere meende, verkeerd te heb ben verstaan. Spreek duidelijk. Garmelina of Garmelita Garmelita, zeide de dokter. Het volle licht viel op zijn gezicht en het in angst zweet badende voorhoofd. Hij greep naar de op de tafel staande waterkaraf, om een glas te vullen, doch zijne bevende handen goten er alles naast. Professorriep zijn assistent verbluft. Doch de momentane verbijstering was al overwon nen, en de handen, die nu het kind aanvatten, om het te onderzoeken, beefden niet meer. Het leven heeft dikwijls zulke wreede verrassingen. De twee, die elkaar bemind hadden met al de gloei ende geestdrift der eerste liefde, van het reinste idea lisme, de twee, die de brutale werkelijkheid daarna scheidde, zij stonden eensklaps van aangezicht tot aan gezicht tegenover elkaar, en het toeval, het duivelsche noodlot, lachte, alsof het een goede daad volbracht had. Sinds wanneer is het kind ziek Het moedergevoel kreeg de overhand en zij ant woordde duidelijk op al zijne vragen. Met den scherpen, onderzoekenden blik van een, die vurig bemind heeft, .bemerkte hij de kleine rimpeltjes aan den hals en bij de mondhoeken; hij las hier en daar, in bij zonderheden, het onuitwischbare schrift van het ■ongeluk. En voor zijn geestesoog zag hij haar weer, lucht- vond sinds langen tijd den weg naar haar hart niet meer. In plaats daarvan vergezelde heur hart den levens loop van den ander; uit den bescheiden hoek, waarin zij gevallen was, volgde zij als zwijgende maar harts tochtelijke toeschouwster zijn geheele leven; hoorde eiken dag opnieuw zijn lof zingen en zag telkens nieu we lauweren zijn hoofd omkransen. En het scheen haar toe, alsof zij met hem leefde, alsof zij trap voor trap met hem naar boven ging. Het kind genas langzaam maar zeker. Door tus- schenkomst van den jongen dokter had zij alle medi cijnen eu versterkende middelen kosteloos gekregen, en de kleine groeide tengevolge van de degelijke behan deling op, alsof hem pas nu het leven was geschonken. En zoo kwam de dag, waarop de dokter na het on derzoek den kleine hartelijker kuste dan hij tot nu toe ooit gedaan had. Nu is er voor mij niets meer te doen, zeide hij dan, terwijl hjj het jongske aan zijn moeder teruggaf. Wat moet dat beteekenen? vroeg zij met een glim lach van vertwijfeling. Met vaste stem ging hij voortDat moet beteekenen dat de kleine genezen is dat dus Zij begreep 't nu, en zij wilde niet, dat hij het eerst het wreede woord uitsprak. Dus kan ik niets meer doen dan u danken, zeide zij zacht en gedwongen, als kostte haar deze korte zin de grootste inspanning van haar leven. Hij stond onbewegelijk tegen den muur geleund en glimlachte tegen zijn kleinen vriend. Wat doet gij riep hij eensklaps verschrikt uit. Zij had zich over zijne hand gebogen, haar brandende lippen daarop gedrukt en ze met haar gloeiende tranen bevochtigd. Daarop ging zij heen, het kind vast tegen haar borst gedrukt, alsof alleen het kleine, onschuldige wezen haar wanhopig snikken onderdrukte. o— ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Het is niet zijn schuld mompelde zij met eene po ging om den slechten man te verdedigen, die, nadat hij haar in ellende gestort had, zich nu door haar liet onderhouden. Het kind verlangt een ernstige, voortgezette behan deling; gij moet twee drie maal per week komen. Zij zag hem onderzoekend aan, alsof zij op den bo dem zijner ziel wilde lezen. Ik wist het nietik zweer u, dat ik het niet wist, sprak zij zacht, bijna zich verontschuldigend. Hij glimlachte met onbeschrijfelijke ironie. Zij kwam terug, weken, maanden lang, geloovig, vol vertrouwen, zwijgend. De dokter streed met al zijn wetenschap, met al zijn machtige wilskracht tegen de ziekte; zij vond hem goed, maar koud, zonder levendige belang stelling. Hij vroeg haar nooit naar dingen, die geen betrekking hadden op de ziekte van het kind, en sprak haar over ’t geheel dan alleen aan, als het strikt nood- zakelijk was. Voor het kind was hij een ander, voor het patientje had hij glimlachjes en liefkoozingen en een warmen liefdevollen toon. Nu eens deed hij hem, voordat de moeder het bemerkte, een doos met bonbons in het schortje, dan weer gaf hij hem een kleine pop. En de kleine zelf was begonnen, hem lief te hebben; hij was niet bang meer voor den dokter, ofschoon deze hem dikwijls zeer moest doen. Menigmaal greep hij, om niet te schreien, krampachtig den baard van den dokter, en deze vond de vriendelijkste woorden en de teederste bewegingen, om de kleine vuistjes los temaken. Zij bemerkte dat alles, en in stilte, alleen met de stem van haar geweten, maakte zij vergelijkingen. Het niets doen, de harteloosheid van den echtgenoot, de voortdurende strijd met armoede, de jacht naar brood had al haar idealen vernietigd. De harde stem, die thuis het kind uitschold, om zijne klachten te onder drukken, die haar zeide, dat zij niet genoeg werkte, dende voetgangers en voor de vele fietsers heel wel uit te houden, als de auto’s ’t niet te druk doen. Maar dat is’t hem juist! Reeds sedert jaren wordt onze straatweg door chauffeurs voor een sportweg gebruikt. Men verlaat met z’n kar de Amsterdamsche poort te Haarlem en wacht, tot er liefst een sneltrein nadert en dan gaat ’t er om. De sneltrein moet zich na tuurlijk tevreden stellen met zoo onge veer een kilometer per minuut. Ge begrijpt, dat de auto het best kan winnen. Het gebeurt een enkele maal, dat de chauffeur er moeite mee heeft en ’t lijkt ongelooflijk, maar ’t ge beurt ook, dat de treinmachinist er liefhebbe rij in krijgt en z’n machine harder laat loopen dan bepaald noodig is, en dan juist als hij be merkt dat de auto er nog al moeite mee heeft. Zijt ge habitué van den trein, zoodat ge reeds onwillekeurig voelt, hoe hard de trein gaat of moet gaan, dan merkt ge terstond of ’t eens een keer te vlug gaat. Doch ge hebt er niets op tegen. Het is dubbel spoor en de weg is uitstekend. Bovendien werkt het goed voor afleiding als ge de auto ziet voortsnellen. Nu moet ge niet meenen, dat zoo’n wed strijd een zeldzaamheid is. Pardon, ik wil een pari met u aangaan, dat ’t alle dagen ge beurt, dat er geen dag voorbijgaat, dat ’t niet minstens eene keer gebeurt en ik ben zeker, dat ik de weddingschap beter win dan onlangs die Engelsche graaf, die heusch dacht de bank te kunnen doen springen. Ja, zelfs de electrische doet mee. Natuur lijk weet de wagenvoerder der tram precies, wanneer er een sneltrein, een nog snellere sneltrein of een gewone trein, die dus te Half weg stilhoudt, moet komen. Nu, tegen zoo’n gewone trein kan de tram het juist houden. Voor de afwisseling is ’t wel aardig, zoo’n niet geannonceerde wedstrijd te zien, als ge in trein of tram zit. Maar als voetganger of fietser raakt ge wel eenigszins in moeilijke positie, vooral des zomers. Stel u voor: Elke tien minuten rijdt er van weerszijden een tram, hetgeen wil zeggen, dat er tusschen de tramrails voor u heelemaal geen vrijheid van beweging is. En daar tusschen de kans op auto’s, die spotten met ’t slakkengangetje van meer dan 40 kilometer per uur, dat de tram er op na houdt. Onder dezen drukken weg ligt de hoofdbuis Wanneer ik beweer, dat de straatweg van Amsterdam naar Haarlem een weg met veel, met zeer druk verkeer is, zal niemand me van overdrijving beschuldigen. Een weg van rond drie uren gaans; aan den eenen kant een stad als Amsterdam en aan den anderen kant Haarlem, een plaatsje van 70,000 inwoners, met Zandvoort op den achtergrond, Bloemen- daal, Overveen, Schoten, enz. in de onmiddel lijke nabijheid. Zoo’n verbindingsweg moet wel druk zijn. Eigenaardig lijkt het voor iemand uit de Friesche kleistreken, dat alles zoo heel vlak ligt. Bij u in Friesland is’t gewoonte, dat de straatwegen boven ’t land uitsteken en de spoorlijnen nog hooger liggen. Waarom ze zoo heel hoog liggen? Of dat alleen is uit vrees voor ’t water? Maar kijk nu eens de wegen, ook de spoor wegen in Holland. Vrees voor hoogen of minder hoogen waterstand bestaat hier niet. Die stand wordt precies zoo en zoo hoog ge houden. Is er te veel water, dan beginnen de reusachtige stoomgemalen (Oranjesluizen te Schellingwoude) te werken. Zoodoende houdt men ’t water altijd op ’t zelfde peil en is ’t niet noodig, de wegen buitengewoon te verhoogen. Zie den weg AmsterdamHaarlem. Vlak er naast ligt de trekvaart en de spoorlijn houdt de andere zijde der vaart bezet. Nu, ’t water in de vaart is slechts een paar decimeter la ger dan de straatweg en de spoorlijn. Ge be grijpt dat die spoorlijn, al lijkt ze haast in ’t water te zitten, goed gemaakt is. Maar nu de straatweg. Vroeger, jaren geleden, was er weinig of niets op aan te merken. Maar se dert de electrische tram hare lijnen heeft, is dat wat anders. De electrische heeft dubbel spoor en de beide lijnen liggen aan de beide kanten van den weg. In ’t midden blijft dus ruimte over voor voetgangers, fietsen, rijtuigen, auto’s en wat zich verder op den weg wil wagen. De weg loopt bijna kaarsrecht door. Alleen is er, ongeveer halfweg, een bocht, waar het dorp Halfweg ligt met-de groote stoomgema len van Rijnland, de belangrijkste polder van Holland; waar een groote suikerfabriek in de zen tijd in volle campagne is. Nu is ’t op den straatweg voor de steeds zeldzamer wor- volking toch een geregelde toename van ver keer aantoont, nog altijd meer dan alleen de rente van ’t kapitaal afwerpt, wordt er na tuurlijk steeds naar lager tarieven en meer fa ciliteiten gestreefd. Maar al vervoerde de tram haar passagiers gratis, dan zou er nog geklaagd worden, misschien nog wel veel meer dan nu. Er was zelfs een raadslid zoo vrijpostig om te vragen, wat er met de ongebruikte waren van lijn 14, zaliger gedachtenis, gebeurde. Ge weet, dat is de lijn met de autobussen, die de Jordaan doorsneed, die door ieder belangheb bende hartgrondig verwenscht werd en ophield te rijden, omdat de tramwerkplaatsen de bus- sen niet zoo spoedig konden repareeren als noodig was voor de behoeften van den gere- gelden dienst. Kijk, dat vind ik nu eens een vrij brutale Te weten, dat Burg, en Weth. met een fiasco in quadratissimo geleden hebben, te weten, dat de tramdirecteur onge veer eenjaar over dit ei van Columbus heeft zitten broeden, te weten, dat een der wagens op een proeftocht reeds een half jaar voor 't openen van lijn 14 ineen winkel van de Oude Hoogstraat liep, te weten, dat deze affaire dus een schadepostje voor onze niet-florissante ge meentekas uitmaakt van item zooveel dui zenden guldens, te weten enz. en dan zoo’n vraag te doen. Natuurlijk weet ieder verstandig mensch, dat B. en W. zooveel als mogelijk is van 't fiasco- zaakje zullen redden. De chassis kunnen op andere wijze benuttigd worden, enz. enz., en ook, de heeren der tram zijn weer door on dervinding zooveel wijzer geworden. Ge kent ’t spreekwoord: Door schade en schande wordt men wijs. Dit is hier ook van toepas sing; alleen vindt zoo’n lastig vragend raads lid, dat ’t jammer is, dat de schade niet door de heeren der tram zelve geleden wordt. Weet ge, wie eigenlijk een antwoord op de vraag hadden moeten geven? De studenten. Lach niet, ’t is zoo! Voor een drietal jaren zag ik op 5 Decem ber de bekende Sinterklaas-optocht der Utrecht- sche studenten. Juist was de Utrechtsche electrische tram in wording. In de optocht moest natuurlijk de nieuwe, vlugge tram mee rijden. Aanplakbiljetten hadden ’t publiek reeds der Amsterdamsche duinwaterleiding en aan die buis moet, gewerkt worden. Een moeilijk op te lossen vraagstuk. De tram moet natuurlijk tijden, de weg moet be gaanbaar blijven voor wagens, fiietsen en men- schen. Het schijnt, dat men thans een oplos sing gevonden heeft en de beide tramsporen aan ééne zijde van den weg zullen worden gebracht. Zooals ge weet, heeft de Eerste Kamer de beruchte 10 kilometerwet voor de auto’s aan genomen. Niet meer dan 10 Kilometer per uur in de bebouwde kom, als de gemeente ’t verlangt. Nu, tusschen hier en Haarlem is bijna geen bebouwde kom. Natuurlijk brei den Amsterdam en Haarlem zich aan beide kanten ver langs den straatweg uit, maar overi gens is de weg bijna geheel vrij van gebouwen. Alleen Halfweg kan beweren ’n bebouwde kom te bezitten van zeer geringe lengte. We zul len hier dus wel niet veel van de nieuwe wet komen te bemerken. Baart de tram naar Haarlem zorgen, de ste delijke tram eischt voortdurend zorg en nooit is ’t allen naar den zin te maken. Ver leden week waren er weer raadsleden, die van ’t tarief van lijn 1 een cent wilden afpingelen. •Deze begint aan den Amstelveenschen weg vlak bij »de Houten Lepel« (onze gevangenis), loopt langs Overtoom, Leidsche straat en Voorburgwal naar den Dam en men moet overstappen om vandaar ’t Centraalstation te bereiken. Het afpingelen lukte niet en onze brave Overtoomers moeten ’t centje blijven betalen. En dan was er nog iets. Des heeren Fabius’ schoonheidsgevoel was heuschelijk gekwetst, want dit hooggeleerd raadslid vond de plaat sing der tien nieuwe tram-wachthuisjes lang niet in orde, vooral die op ’t Spui en op ’t Sophiaplein. Dat glazenkastje midden op ’t Spui bedierf zoo waar ’t uitzicht op den Voorburgwal en bovendien vond dit raadslid, dat de wachtende menschen buiten die huis jes toch nat werden als ’t regent. Ieder zal me toestemmen, dat zoo’n debat geen torenhoog peil bezet. Doch dit is zeker, zoolang de tram zal rij den, zullen er steeds menschen zijn, die dit zus en dat zoo zouden wenschen en nu de ge meentetram, die ondanks de afname der be- Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. RA NT. i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1