fWR SNEEI ES OtIXTIiEki:
I
JIEEWS- ES JIITOEfflEBEAD
J
De laatste reis.
63e Jaargang.
Woensdag 28 October 1808.
No, 87.
Van den Hak op den Tak,
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
k
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
dering, verdenking zelfs in zijn hoofd, bij de plotse
ling veranderde houding der patroons. En hij besloot
voorzichtig en op zijn hoede te zijn.
Den volgenden dag was hij aan de havenwaar het
schip’t laatste gedeelte van de lading innam. Terwijl
hij in zijn hut zat, bezig met papieren, kwam een ma
troos hem zeggen dat eene dame hem verlangde te
spreken. Hij snelde dadelijk naar ’t dek en vond daar
Lucy Norman.
O, Lucy, dat is een aardige verrassing
Ik dacht wel, dat ’t je plezier zou doen, Harry.
En ik wilde toch eens weten, hoe ’t op dit schip er
uitzag. Daarom ben ik gekomen.
Harteiijk welkom, lievelingIk zal je alles
laten zien. Apropos, wat zeg jij van die frontveran
dering van je voogd
Ik begrijp het niet, Harry; gister was er niets
te slecht voor jou, en vandaag ben jij de beste kapitein,
die ooit een schip heeft gecommandeerd.
En Grime?
O, die is nog meer enthousiast dan Zeidler. Hij
is gister den geheelen avond bij mijn voogd geweest,
hij heeft mij zelfs gefeliciteerd met mijn engagement.
Al dat gevlei maakt mij bang, lieve. Ik wenschte,
dat ik kon snappen wat hun bedoeling is. Ik ben er van
overtuigd, dat ze iets met jou voer hebben, terwijl ik
weg ben.
O, daarover kan je gerust zijn, Harry Ik ben
geen kind, dat zich laat bepraten, en van dwingen is
geen kwestie
’t Werd tijd voor Lucy, heen te gaan; Druce ge
leidde haar tot op de kade. Zij gingen voorbij een
stapeltje waren, die nog ingeladen moesten worden.
Eensklaps bleef Lucy staan en riep Dat is komiek!
Wat?
Dat kistje. Ik had ’t altijd in mijn kamer staan
en ik mis het sedert een paar dagen. Hoe komt dat
hier
Ben je zeker, dat 't hetzelfde kistje is
Heel zeker, Harry. Ik bewaarde er vroeger
mijn schoolboeken in. Draai ’t maar eens om; aan den
voorkant zit er een rij koperen spijkertjes op.
Druce keerde het kistje en zag, dat Lucy gelijk had.
’t Is zoo, Lucy; ik zie dat het geadresseerd is
aan Wimbush en Caird te Sydney, door Brice en Co.
te Londen. Hoe komen Brice en Co. aan jou kistje?
’k Weet ’t niet, ’t Komt er ook niet op aan.
Ik zal ’t eens onderzoeken.
Toen Lucy weg was, liet de kapitein het kistje in
zijn kajuit brengen. Hij achtte ’t geval vreemd ge
noeg om verdenking te koesteren en ’t kistje te openen.
Hij deed dit met een schroevendraaier. Spoedig was
het deksel er af en hij zag niets dan watten. Daar
trof een regelmatig tikken zijn oor. Voorzichtig ont
pakte hij ’t kistje.
Goede hemeleen helsche machine
Plotseling begreep hij ’t geheele complot van Zeid
ler en Grime. Hij had den vorigen dag zorgvuldig
inlichtingen ingewonnen en vernomen, dat de reeders
de Havik hadden verzekerd ver boven de waarde.
Dit was te merkwaardiger, wjjl ’t bekend was, dat
Zeidler en Grime gewoonlijk niet verzekerden, doch
zelf de risico droegen.
Met het bewijs van hun moorddadige plannen voor
zich, begreep hij hun verlangen, dat hij de reis zou
mee maken. In hun begeerte naar geld achtten ze I
menschenlevens niets en doemden de geheele beman
ning ten doode.
Het met geraffineerde techniek vervaardigde moord
tuig beziende, werd hij rood van woede.
Naar men zegt, zijn er sinds eenigen tijd
te Parijs gedrukte kartonnetjes in gebruik,
waarop de antwoorden, gewoonlijk noodig voor
de zoo belangwekkende oordeelvellingen om
trent het weer, gereed staan. Het lijkt me een
goede maatregel toe om de menschen te
dwingen, een minder banale wijze uit te vinden
om een gesprek te beginnen. Naar men zegt,
vindt men te Londen aan den ingang van som
mige kantoren reeds langen tijd waarschuwin
gen, die den bezoeker verzekeren, dat mijn
heer van het weer voldoende op de hoogte is,
zoodat verdere inlichtingen daaromtrent slechts
verloren tijd geven.
Zouden echter diezelfde phlegmatieke hee-
ren, die te hoog beweren te staan voor zoo’n
weerpraatje, hunne gedachten niet, even goed
als een ander, over ’t weer laten gaan? En
gedachten kosten toch ook tijd! En zouden
diezelfde heeren vooral in deze wondermaand
van October niet eens een enkele verzuchting
over ’t weer kunnen dulden?
Wat een Octobermaand! Zóó heb je nog
Augustus-weer en zoo zit je in December. Je
maakt heel gemoedelijk een sprongetje over
een maand of drie, en juist over de verve
lendste maanden van het jaar, heen. Van ouds
weten we, dat elk fatsoenlijk jaar er vier jaar
getijden op na moet houden, maar heusch,
ditmaal zou men haast beweren, dat de herfst
overgeslagen wordt. Als er nu weer eens
wat veel zieke menschen komen, kunt ge er vast
op aan, dat het weer en niemand anders het
gedaan heeft. Ge zult ’t hooren: de herfst, die
er niet geweest is, heeft ’t ’m gedaan.
Doch zooals verleden week was 't ook een
beetje buitensporig. Dagen, neen weken ach
tereen, zit je ’s avonds op straat, vóór een der
bierpaleizen op ’t Rembrandtplein, of Leidsche
plein, vóór Palais Royal, of op ’t Damrak of
waar dan ook, je biertje te drinken, volop ge
nietend van ’t zoele weer. Je hoort lieden, die
uit nieuwsgierigheid eens op den thermometer ge
zien hebben, vol verbazing verklaren, dat ’t
nog zóó en zooveel graden is en dat in 't midden
van October en dan ’s avonds. En verleden
Woensdag was ik ook eens nieuwsgierig. Hoe
veel zou ’t wel gevroren hebben, ’s Avonds
even in ’t weerbericht gezien. Dit wees aan:
’s morgens 8 uur, Groningen 24. Dus 8 graden
vorst en dat als de koudste nachtelijke uren
reeds gepasseerd zijn. Natuurlijk hebt ge weer
tal van menschen, die stokstijf volhouden te
beweren, dat ’t in zoo en zooveel jaar niet zulk
weer geweest is. Ik meen dat sommigen ’t
reeds zoeken vóór de regeering van Willem
III. Hetgeen ik ook erg verstandig vind.
Vertel van die dagen’een leugen als tien
koeien zoo groot, niemand kan ’t tegendeel be
wijzen.
Ihtusschen is ’t nu wel zeker, dat we minstens
een half jaar lang niet weer buiten kunnen
zitten. Lach er niet om, lezer. Als ge weet,
met hoeveel hartstocht een Amsterdammer
tracht te genieten van de avondlucht (’t spreek
woord: »De morgenstond heeft goud in den
mond* is niet door een Amsterdammer ge
maakt en alleen die stadgenooten, die te lang
van den avond genoten, schijnen de waarheid
van dit bekende gezegde te willen doorgron
den!), zult ge medelijden hebben, als hij z’n ver
zuchting slaakt: Nog minstens een half jaar
binnen blijven. Als ik me niet vergis, leerden
we vroeger onder de aardrijkskundige les, dat
Spanje zoo’n onvermakelijk klimaat heeft: Drie
maanden winter en negen maanden hel. Zoo
zou ’t dan ten minste in de hoofdstad Madrid
zijn. Doch me dunkt, dat ’t alleen een soort
jaloerschheid van dien geograaf geweest is om
daarop te schelden; immers, we hebben ’t hier
zelf nog veel minder.
Troosten we er ons mee, dat, moge het bui
tenzitje onmogelijk geworden zijn, een wande
ling door een onzer parken nog hare bekoor
lijke zijde heeft. Ik mag ze zoo gaarne, die
variëerende tinten, groen, bruin, geel, rood, in
alle nuanceeringen. En als er sneeuw komt te
vallen, dan is zoo’n park weer eenig. In ’t cen
trum der stad is sneeuw iets afschuwelijks; ge
rilt reeds bij de gedachte er aan. Ge zult zeg
gen: Ook bij ons is dat reinwitte kleed spoe
dig in een onmogelijk vuile massa veranderd.
Toegegeven! Maar bedenk vooreerst, dat ’t
hier nog drukker is en denk aan onze pekel-
wagens. Overal, waar de tram rijdt, spreiden
die onmisbare voertuigen hun vocht over den
weg aan weerszijden der rails, zoodat de tram,
die ’t op zulke dagen nog drukker heeft dan
anders,geregeld rijden kan. En dit is een behoefte
in een groote stad. Maar arme voetgangers
en wielrijders, die nu en dan die rails moeten
oversteken.
In de stillere stadsdeelen blijft de sneeuw
ook z’n kleur behouden, maar ’t mooist is het
»Hoor! in het ruischen der geeldorre blaadren
Spreekt ons een stem van verlangen en hoop:
Hunkren naar rust, dat in dagen van strijden
Sterk en gedurig ons harte bekroop*.
Mij dunkt, zulk een verlangen en hunkeren naar
rust zal ook de onderwijzer wel kennen, die daar te
Eemnes als hoofd der school 40 jaren achtereen aan de
opvoeding der jeugd arbeidde, waarvan vele jaren ge
heel alleen, staande voor 80 a 100 kinderen. Hij
werkte met noeste vlijt zoo vertelt een oud-leer-
ling en staat algemeen als een uitstekend onderwjj-
zer aangeschreven.
Wat een arbeid en waf een zegen kan er van zulk
een’ man, die in bescheiden kring werkte, in al dien tijd
zijn uitgegaan, waar hij bovendien nog de Eemnesser
boeren met raad en daad bijstond! Hoe zal men ’s
mans verdiensten prijzen en waardeeren!
Zoo zoudt ge denken, niet waar lezer? Maar och,
ge kent het spreekwoord van de paarden en de haver.
Nog erger ging het den man, dan hem, geteekend in
de volgende dichtregelen I
»Hij had zijn leven lang gevlast,
De tobberd (noem hem toch geen kwast),
(Slot).
Druce was zeer verrast, den volgenden morgen een
brief te krijgen van de heeren Zeidler en Grime, waarbij
hem ’t commando over de Havik werd opgedragen;
zoo verrast, dat hij dadelijk den heer Zeidler ging op
zoeken.
En mag ik vragen, waarom u mij wenscht op
schepen met die collectie schurken, die u een equi
page belieft te noemen Is dat om ’t kleine geschil
dat wij gister hebben gehad
0 neen, kapitein, volstrekt niet. Ik heb eens
nagedacht en ben tot de conclusie gekomen, dat ik
volstrekt geen recht heb, Lucy in eenig opzicht te
dwingen. Daarom laat ik die zaak rusten tot u terug
zijt van deze reis. En ik geloof niet, dat wij reden
zullen hebben om te twisten.
Ik ben de laatste man op de wereld om te kib
belen zonder reden, meneer Zeidler, en als u werke
lijk verlangt, dat ik het commando over de Havik op
mij neem, verzet ik mij er niet tegen, daar ’t mijn
laatste reis is.
Uw laatste reis
Ja, dat zit zoo. Mijn oom wordt zwakker en hij
wil graag dat ik thuis blijf. Als ik met de Havik ga,
zal ik eerder in Engeland terug zijn dan wanneer ik
wachtte op mijn eigen schip.
Hoewel kapitein Druce bereidwillig er in toestem de
met de Havik te gaan, bleef er toch zekere verwon-
toch in zoo’n Vondelpark.
Men ziet alles reinwit en men ontmoet er
zelfs nog arresleeden, al wordt dit voermiddel
hoe langer hoe zeldzamer. Men zou zelfs dur
ven beweren, dat er spoedig een tijd komt,
dat vele menschen nog nooit eenarreslee, nog
nooit arren (arretikken, zeggen ze in Zuid Hol
land) gezien hebben. Het zal kunnen gebeu
ren, dat iemand eerst in ’t Rijksmuseum voor
’t eerst van z’n leven een arreslee ziet.
Ge weet zeker, waar ge de afdeeling voer
tuigen vinden kunt? Als ge van de voorzijde
’t Rijksmuseum nadert, moet ge de rechter
achtervleugel hebben.
Daar vindt ge van alles bijeen: oude mu
ziekinstrumenten, zooals piano’s of clave cim
balen, zooals ze vroeger genoemd werden,
waar een oudroest-koopman geen gulden voor
zou durven bieden zonder te vreezen, bekocht
te zijn.
Daar vindt ge ook de verschillende kleder
drachten, waarbij men dezelfde opmerking zou
kunnen maken als ik zooeven ten opzichte van
de arren maakte. Want langzamerhand ver
dwijnt er zooveel van ’t ouderwetsche. Hier
echter blijven ze staan in historisch getrouwen,
kleederdracht. Ge ziet mannen-, vrouwen- en
kinoerkleeding. Vooral de vrouwencostuums
zijn bezienswaardig. Ge verbaast u bepaald er
over, dat er zóóveel verschillende klederdrach
ten in Nederland bestaan of bestonden. Beston
den! Neem de Friesche kap; dat mooie oor
ijzer (oor-ijzer: wat een naam!) met die echte
kanten muts en die veeren; dat costuum pre
cies zooals de Koningin bij u ’t wel eens ge
dragen heeft. In gemoede, vertel me eens,
hoevele dames nog zoo gekleed loopen, als ze
ter kerke of op bezoek of waar dan ook heen
gaan. In ’t Rijksmuseum vindt ge een echte
Hindelooper kamer; die is reeds historisch,
hoorde ik beweren; want in heel Hindeloo-
pen is geen Hindelooper kamer meer te vin
den. Ge vindt er de priksleedjes, die mis
schien nog wel in ’t oude Friesche stadje te
vinden zijn. Ge moet dus naar ’t Museum gaan
om echt oud-Friesch te bewonderen.
Nu vraag ik u eens: Hoe lang zal ’t nog
duren, dat alleen de poppen in 't Museum de
echte Friesche dameskleederdracht te zien
geven?
Ge kunt in deze beeldengalerij ook uw ken
nis vergrooten. Ge leert er, wat zuiver Friesch,
zuiver Saksisch (Sassisch; denk aan Sassen-
heim) en zuiver Frankisch is; ge leert, waar
en hoe die hoofdstammen gemengd zijn. Ik
geloof zelfs, dat een oprechte Fries er eenigs-
zins trotsch kan worden, als hij opmerkt, dat
de Friesche stam bij die vermenging zelfs tot in
GelderlandZuid-Holland en Zeeland door
dringt.
In diezelfde omgeving vindt ge ook werkelijk
historische damescostuums, hoofdzakelijk van
vorstinnen en voor kenners (kensters) van
wat fijn is, wat first classe is, een lust, een be
geerlijkheid der oogen.
Nu, in deze zelfde afdeeling staan ook de
voertuigen.
Ge ziet ze van allerlei model. Prachtige
landouwers, echte krompaneelen sjeezen, rnooi-
antieke arresleeden en zelfs ook de heel or
dinaire, alle poësie uitsluitende kruiwagen,
waarmee ’t eerste hoopje klei van ’t Noord-
zee-kanaal werd weggereden.
Doch wat dwaal ik af. Ik wilde eigenlijk
met u een bezoek gaan afleggen bij de twee
koningen op variété-gebied, bij Frits van Haar
lem, de man die dezer dagen z’n jubilé vierde
en steeds een stroom van menschen naar Carré
lokt en bij Ant. Nöggerath, de durvende ex
ploitant, die aan ’t toch zoo drukke Flora niet
genoeg heeft en nu reeds meer dan een jaar
't reeds bekende gebouw in de Reguliersbreed-
straat tot een attractiepunt van stadgenoot en
vreemdeling maakte.
Even dacht hij na, toen ging hij zelf een emmer water
halen; schroefde de moordmachine los van den bodem
van het kistje en dompelde haar in ’t water. Dadelijk
hield het uurwerk op te loopen. Toen maakte hij ’t
heel voorzichtig onschadelijk.
Hij deed de watten weer in ’t kistje, schroefde het
dicht, riep een matroos en liet ’t weer bij de andere
goederen brengen.
Da Havik moest uitzeilen bij vloed, den volgenden
avond. Toen de tijd van vertrek naderde, werden de
heeren Zeidler en Grime zoo vroolijk dat ze besloten,
de feestelijke gelegenheid te vieren meteen glas cham
pagne. De oudste compagnon nam het schuimend
glas op.
Op de Havik en haar laatste reis 1
Op kapitein Druce en zijn laatste reis
Nadat ze eer hadden gedaan aan hun edele gevoe
lens, kreeg hun opgewektheid een schok. Er werd
een brief gebracht van kapitein Druce.
Ik verzoek u verlof, het vertrek 24 uren uit te stel
len, daar particuliere zaken mijn tegenwoordigheid te
Londen vereischen.
Dat kunnen wij niet toestaan, Grime; hij moet
om zes uur afvaren.
NatuurlijkWat denkt hij welHij moet uit
zeilen, zonder uitstelLaten we er zelf heengaan,
om te zien, dat ’t gebeurt.
Een uur later zag kapitein Druce tot zijn groote vol
doening beide compagnons de kade opwandelen.
We komen, kapitein, om antwoord te brengen
op uw brief. U weet dat het onmogelijk is, de Havik
een dag langer te laten wachten, begon Zeidler.
Ónmogelijk echode Grime; het schip moet
afvaren om zes uur, er mag in geen geval uitstel zijn.
Best, heeren, zei Druce kalm, ’t Spijt mij, dat
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tfjde aangenomen.
I