O IIHIIl SREEK 18 018TRM. I- e. 63e Jaargang. Woensdag 18 November 1908. Feuilleton. gen concert aan boord. No. 93. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. f» aan onze l- 1 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. veroveren, dus nog jonger allures maar ons eens de T- d- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. de dame op enkele schoonheden opmerkzaam; hier moest de stem tot een juichtoon verheven worden, want het was zalige hoop, die het hart vervulde; daar was het de klacht des verlangens, des weemoeds; en eindelijk, eindelijk, van den prachtigen overgang van durin een smeltend zacht mol, is het de zaligheid van den eersten kus, daar moet de volle innigheid en zoete verrukking der ziel in de stem zich openbaren. En de zangeres zong. Zij zong het eene lied na het andere, zijn lied ook Es blühen die Rosen im Thai, en de componist had alle reden om over haar tevreden te zijn. Zij de zee zingt nooit schooner dan het bloeiende jeugdige menschenkind in zijn hoog- sten lust en diepste smart. Es blühen die Hosen im Thai 1 Hoor, dat is de stoomspuit, die haar sissen de stralen in den gapenden afgrond zendt, waaruit kronkelend roode vlammen omhoog stijgen Es blühen die Rosen im Thai daar ginds staat de man die haar niet meer een mensch, maar een halve God toeschijnt; hij staat aan den rand des verderfs, met door den rook zwart geworden gelaat en verzengde kleeren, en zijn stem leidt en gebiedt en hij worstelt met bovenmenschelijke kracht tegen het vijandige wispelturige element Es blühen die Rosen im Thai! Reeds baant een verborgen vuur zich een weg onder de kajuiten, reeds breekt het door het dek heen en lekt aan de geteerde zeilen en touwen omhoog en thans, o, de vuren der machines dooven uit! Es blühen die Rosen im Thai! Vol vertwijfeling wil het hart der zangeres zich van den angst en de tafereelen, die zij zich onder het zingen voorstelt, losmaken. Het schip begint te zinken en dichte rookwolken stijgen dwar- lend over de wateren omhoog. Maar hij, de krachtige, de eenige, zorgt, dat geen hem toevertouwd leven kan verloren gaan. De booten zijn langs het brandende In den loop der tijden veranderen landen en volkeren, verdwijnen heerschappijen en komen er andere voor in de plaats. Doch vooral in de steden is die werking dier tijden het best te bespeuren. Men kan in sommige steden een heele geschiedenis opbouwen, als men de verschillende wijken, bouworden, mo numenten, kerken en regeeringsgebouwen aan schouwt. Geen stad in Europa geeft duidelijker in drukken van de historie der eeuwen dan Rome, de Eeuwige stad. Wel vindt men er weinig of geen overblijfselen van de alleroudste geschie denis dier stad, welke eigenlijk ook in nevelen gehuld is en meer tot het rijk der mythen be hoort, maar de oude republiek vóór Julius Ce sar, de tijd der Romeinsche keizers, de eerste middeleeuwen, de glorietijd der Pausen, zij al len hebben in ‘meerdere of mindere mate hun stempel achtergelaten op gebouwen en plei nen en daarboven springt nu de nieuwe tijd der Italiaansche koningen uit, vindt men’t mo derne Rome. Niet alzoo met Neérlands hoofdstad. Amster dam moest nog een stad worden, toen reeds meer dan één beschaving over Rome was heen gegaan, Amsterdam is zelfs nog jong onder de groote steden van Europa. Het is waar, Berlijn, thans verbluffend door zijn moderne geweldigheid, was nog slechts een provincie-stedeke, toen onze stad reeds be roemd was. Sint Petersburg, door den wil eens Czaren gebouwd op grond, die men nog bezig was op de Zweden te veroveren, is slechts twee eeuwen oud en dan Berlijn. Maar neem zoovele andere groote steden, die een lange geschiedenis torsen. Parijs werd een Romeinsche stad, toen in ons land de Batavie ren en Friezen in hutten leefden. Londen is ook reeds oud. Neem Keulen, Trier, Mainz, neem meerdere steden in Spanje en Frankrijk, om van de oeroude steden in Italië maar niet te gewagen. De Belgische steden waren eerder in aanzien dan de Noord-Nederlandsche. In ons land-zelf zijn de oudste steden meest vervallen en dus niet meer in tel. Stavoren had zijn hoogsten bloei reeds gehad, was reeds dalende in aanzien, toen Amsterdam een vis- schersdorp begon te worden. Medemblik, ik verzoek u mij uw arm te bieden. zijt zelf een bevallig, onschatbaar Capriccio, me juffrouw. Welk een invalWelk een verandering 1 riep de virtuoos uit en boog zich beleefd. Maar in stilte bromde hij hij zich zelfIk zet het iemand, uit vrouwen wijs te worden, vooral wanneer zij aan kunst doen. Na een kwartier praalde het groote salon in helde ren lichtglans; duizendvoudig weerkaatste het licht in spiegels en het rijke verguldsel. Het vroolijk opgewekte gezelschap maakte het zich gemakkelijk op de fluwee- len kussens der stoelen en canapé’s, zelfs de heeren, die anders niet licht hun genotvolle rookkamer verlie ten, waren aanwezig om het genoegen van een concert op den Oceaan te smaken. De zangeres had in vliegende haast een kostbaar dofblauw toilet aangetrokken en een witte kanten sluier over haar donkere lokken gespreid. Zoo, aan een waternimf gelijk, trad zij met schitterende oogen en sneeuwwitte wangen in het salon. Door haar verwis seling van kleeding had het concert iets feestelijks ge kregen en zij hoopte de hoorders gedurende een of twee uren te kunnen boeien. Daar buiten ruischten de golven hun oude zeelied en de avond spreidde zijn tooversluier over het eenzame schip uit. Daar binnen schommelden de kristallen lampen heen en weer en bestraalden een vroolijke, ademloos luisterende menigte. Men was geheel oor, geheel gevoel. Voortreffelijk werd het capriccio door de slanke blanke vingers van den pianist weergegeven. De kun stenaar kon met den hem gebrachten bijval tevreden zijn. Zij, de zangeres, zou zijn lied ten beste geven. Hij had het zelf in een gelukkig uur gedicht en op noten gebracht, maar de eigenzinnige had het nog niet voor hem gezongen. Met gloeienden ijver maakte hij (Slot). Daar was echter een magneet aan boord, die op de oogen van het schoone meisje een wonderbare aantrek kingskracht uitoefende: zij volgde hem, ofschoon de be zitster het onwillekeurig deed, als de naald van hef kompas de pool. Die magneet was een van de grootste soort, hij mat zes voet twee duim en droeg een ge- bruinden hals. Voortdurend veranderde hij van plaats, nu eens stond hij in het hooggelegen kamertje over tabellen en kaarten gebogen; dan sloeg hij op de kom- mandobrug zijn blikken over de onstuimige wateren, die tegen zijn heerlijk schip klotsten, dan weder zat hij aan het boveneind der vroolijke middagtafel, waar hij, evenals daar boven den scepter van tucht en orde, hier dien der gezelligheid en vreugde voerde. Kortom, de magneet der zangeres was de kapitein. De oogen der liefde zien scherp. El zij zagen in dit oogenblik, dat iets onverwachts, onvoorziens, iets buiten alle scheepsberekening staande, plaats greep. Zij zagen, hoe de vierde officier in al lerijl de trap van de brug opsprong; zij zagen hoe hij in hevige beweging sprak, hoe de kapitein een snelle zijwending maakte en door een roeper een bevel naar beneden zond. Zij zag dat alles, en haar hart bonsde. Zij vermoedde gevaar, maar welk Lucht en zee schenen voor haar ongeoefend oog onveranderd; daar boven joegen de wolken en beneden de witgekuif- de golven ais twistende kobolden dooreen. Thans daalde de kapitein van zijn hooggelegen post. De jonge dame sprak nog eenige woorden in het alge- Darestad (Wijk-bij-Duurstede), en nog meer vervallen oudheden zijn te noemen. Maastricht en Nijmegen zijn vrij oud en nu nog van be- teekenis. Maar Amsterdam werd eerst in 't jaar 1300 een stedeke, dat langzamerhand groeide door scheepvaart en handel, doch eerst in den strijd tegen Spanje zijn groote vlucht nam. Zoodoende kan onze hoofdstad geen bouw werken, met name kerken aanwijzen, als Utrecht, Renen, Nijmegen, enz. De middel- eeuwsche gothiek is hier niet werkzaam ge weest, om duurzame bouwwonderen te wroch ten, zooals de domkerken van Keulen, Ulm, Rheims, Parijs, zooals de eveneens prachtige kerken en stadhuizen en gildehuizen van België. Toch is onze stad op hare wijze merkwaar dig om den aanleg van straten en grachten, vooral de grachten om de kerken en de hui zen. die uit de 16e en 17e eeuw dateeren. Geen andere groote stad van Europa bezit dien aanleg. Ja, men noemt onze hoofdstad meer malen het Noordsch Venetië, omdat ook deze Italiaansche stad zooveel waterwegen heeft. Maar toch, een doorgetrokken vergelijking gaat geheel mank. Amsterdam heeft in de 16e, vooral in de 17e eeuw een tijdperk van weelde en groot heid gekend, dat niet kon nalaten blijvende indrukken op ’t aanzien der stad te werpen. Toen kwam de eigenaardige grachtenaanleg in half cirkelvorm, toen werden die degelijk deftige heerenhuizen gebouwd, waarin koop lieden woonden, die door hun handel en geld en invloed de wereldgeschiedenis mede hielpen vormen. Daarna kwam een tijdperk, de 18e eeuw, eveneens van rijkdom, maar van verslappende weelde, die de stad niet grooter en aanzienlij- ker maakte, daarna de diepe inzinking van den ongelukkigen Franschen tijd en, eerst in de tweede helft der 19e eeuw begon weer een nieuwe vlucht, eigenlijk dateerende uit den tijd, dat het Paleis voor Volksvlijt gebouwd en Artis en Vondelspark aangelegd werden. Toen begon voorgoed de kolossale uitbouw buiten de buitenste Singelgracht en de oude poorten. De vier hoofdpoorten waren de Leidsche poort, de Utrechtsche, de Weesper en de Mui- derpoort. De laatste was reeds in het laatst der achttiende eeuw verdwenen; ze was niet afgebroken, maar ingezakt. Dat inzakken ge meen gesprek mede en begon toen bedaard haar gewone wandeling over het dek. Bij den grooten mast vond zij den kapitein. Wat is er toch? Is er een ongeluk in aantocht? vroeg zij gejaagd, maar zoo zacht dat niemand anders de woorden hoorde. De bevelhebber van het schip trok donker de wenkbrauwen samen en antwoordde Wie zegt u dat Ik zie het, ik gevoel het, kwam het ademloos van hare lippen en onmiddellijk voegde zij er bijKan ik helpen En een zonneschijn kwam op het gebaarde gelaat van den man, die hernamJa, u kunt helpen, zing een lied. Zingen Ja zingen, opdat de passagiers niets bemerken maar rustig en kalm blijven. Wij hebben brand in het ruim. En de zangeres lachte, gelukkig dat zij iets kon doen. Een groot geheim was haar onthuld; zij beminde, zij beminde werkelijk, schoon zij in den roes van het kunstenaarsleven eener groote stad gemeend had, dat zij voor liefde onvatbaar was. Zij beminde, want welk meisje zou anders tot een in zijn vak doorkneden man in het oogenblik van gevaar zeggen Kan ik helpen Zij lachte; een zeeman en een zangeres En de zan geres kon den zeeman helpen En zij voegde zich weder bij het gezelschap. De kapitein deelt mij daar mede, dat wij een onaan genaam uur op het dek zullen hebben; hij voorspelt een sterke windvlaag met regenstroomen. Wij doen beter, bijtijds het behagelijke salon op te zoeken en bij de stormmuziek onze e'gene muziek te maken. Wat dunkt u, geëerde heer collega, van een geïmproviseerd con cert Ieder geeft zijn beste stuk, gij het Capriccio van Rubinstein, ik »Es blühen die Rosen im Thai*. Kom dat in elke Nederlandsche stad met grachten plaats had, (bij u is, naar ik meen, nog maar heel weinig gedempt, al zou misschien voor 't verkeer de demping van een paar grachten niet ongewenscht zijn!) kon in onze stad, waar ’t allemaal grachten waren en nog haast zijn, niet uitblijven. Dat ’t Damrak (de naam duidt aan, dat ’t een water moest zijn; denk aan uw Zomer- rak; ook aan ’t Skagerrak bij Denemaken!) voor wel twee derde deel gedempt is, kunt ge nagaan, als ge weet, dat ’t vroeger tot aan den Dam zijn water had en nu nog slechts een korten inham vormt van de Oudebrugsteeg tot de Nieuwebrug. Het Spui was natuurlijk voorheen een gracht, waardoor gespuid kon worden. Op te merken valt, dat de stedelijke regee- ring bij de demping der grachten eerst nieuwe namen uitvond, doch later ’t zich in dezen ge makkelijker maakte. Ge kent de Spuistraat. Deze heette vroe ger de Nieuwe Zijds Achterburgwal en was dus een water. In de Jordaan veranderde men ook namen na de demping. De Goudsbloèmsgracht werd de welbekende Willemstraat, die onze Ko ningin bij Haar jaarlijksch bezoek stad nooit verzuimt te bezoeken. De Anjeliersgracht werd de Westerstraat, die loopt van de Noordermarkt naar de Lijn- baansgracht en werd van ouds op de Noorder markt lapjesdag gehouden, als ge thans ’s Maandags dien kant uitgaat, ziet ge, dat ook de lange Westermarkt werkelijk voor markt dient en dat hier een tegenhanger van Nieuw- markt en Waterlooplein te vinden is. De Noor dermarkt was reeds inde 17e eeuw een echt marktplein, waar ieder z’n gading vond. Vreeslijk mooi en vreeslijk aardig, Vreeslijk netjes, vreeslijk lief, Vreeslijk snoezig, vreeslijk vaardig, Vreeslijk opgewekt en vief, Vreeslijk vriendelijk en lieftallig, Vreeslijk gedistingeerd, Vreeslijk dankbaar en schroomvallig, Vreeslijk geestig en geleerd, Vreeslijk vroolijk en vrijgevig, Vreeslijk leuk en interessant, Vreeslijk hecht en vreeslijk stevig, Vreeslijk knus en amusant, Dagelijks te moeten hooren Menig lieve meisjesmond, Zóó de logica te versmooren, Dat is vreeslijk, en met grond! beurde hier wel eens meer en is zeer verklaar baar, als men maar even denkt aan den bo dem, den grond, die eigenlijk geen grond is. Zelfs in een Fransch tijdschrift, Lectures pour tous« zag ik voor enkele jaren een afbeelding van een flink huis aan den buitenkant onzer stad, dat niet minder scheef stond dan de muren en steenen zuilen, die de bekende leeu wen van ons spoorwegviaduct dragen. En ge weet, dat onder ’t Centraalstation en wat daar bij behoort, verschrikkelijk zwaar geheid is, geheid om er hopeloos en moedeloos van te worden. Over de slechte allures van nieuwe beursgebouw wil ik maar niet spreken. Maar nu de Muiderpoort. Die staat er toch nog, zult gij zeggen. Ge hebt gelijk, maar dat is niet de oude poort. De tegenwoordige werd gebouwd, nadat de oude was ingezakt. We wenschen haar nog een lang leven toe, omdat ze zoowel van de Plantage als van de Sarphatistraat een eigenaardig gezicht ople vert, omdat ze niemand in den weg staat en omdat ze een der weinige bouwwerken van eenige beteekenis uit de 18e eeuw is. De drie andere poorten zijn omstreeks het jaar 1860 afgebroken. Laten we als merkwaardige historische bij zonderheid nog vermelden, dat keizer Napoleon, die in 1810 ons land tot een Fransche pro vincie maakte en heel genadiglijk Amsterdam tot de derde stad zijns rijks promoveerde, in ’t jaar 1811 ons land bezocht en natuurlijk ook de hoofdstad en door de nog bestaande Muiderpoort zijn intrede binnen onze veste deed. Nog kunnen we hierbij opmerken, dat in *t laatst van 1813 de Kozakken in de onmid- dellijke nabijheid van deze poort hunne tenten hadden opgeslagen. Twee momenten van beteekenis in de histo rie, waarvan de Muiderpoort getuige was. Veel is aan den buitenkant der oude stad veranderd. In betrekkelijk korten tijd kwam er een nieuwe stad zich kringen om de oude, die deze oude stad overtreft in zielental en zeer veel overtreft in oppervlakte, omdat de nieuwe stad zooveel ruimer gebouwd is. De binnenstad is heel wat gewijzigd van aanzien. Ouderwetsche gebouwen zijn ver dwenen, straten zijn verbreed, huizenreeksen doorgebroken, grachten gedempt. Dit laatste, RCOURANT siEijws- es mmwwuD I 1 )3 es.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1