MW8- ES ADVERTE8TIEBLAD
VOOR SHEER ES OMSTREKES.
l
I
I
I
DE EGOÏST.
63e Jaargang.
Woensdag 25 November 1908..
No.* 95-
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
n
Feuilleton,
3.
ff
r
ide
steeds
Boele, de
van
r
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
- ------
stille zijde dier groote verkeersweg wel
beetje vreemd met den naam Beursstraat om,
die verplaatst is met de nieuwe Beurs.
Onze Nieuwe Beurs is Beurs no. 3.
eerste beurs, gebouwd in den bloeitijd
zij toch, als zij geld wilde verdienen om in haar on
derhoud te kunnen voorzien.
De sneeuw lag hoog. De tuin van mijnheer Froh-
mann zag er uit alsof hij met een wit laken was over
dekt. Het was koud en mevrouw Von Domburg had
zich in bont gehuld. Zij droeg een lichtblauw kleedje.
Het was zeer elegant en stond haar goed; maar het
was duur.
Nu zij eene zoo duistere, treurige toekomst voor zich
zag, had zij dikwijls een gevoel, alsof zij de weinige
weken, gedurende welke zij nog hare eigen meesteres
was, dubbel moest genieten. Zij reed dikwijls naar
de naburige stad, deed daar inkoopen, welke ver boven
hare middelen gingen en bracht dan de avonden door
in treurig gepeins.
De heer Frohmann zag zijne schoone vriendin vol
bewondering aan en maakte haar een compliment over
haar smaakvol toilet.
Zij streek met bevende hand over het kostbare kleedje
en vertelde met een zucht aan haar buurman, hoe licht
zinnig zij was geworden en hoe eene vrouw, die zoo
vele zware zorgen had, onvergeeflijk handelde, als zij
zich aan zulke weelde te buiten ging.
Zij wilde hem nu over haar financieelen toestand
spreken. Of hij wilde of niet, hij moest en zou alles
hooren. Hij moest weten, dat zij weldra zonder geld
en goed in de wereld zou staan en haar brood bij vreem
de menschen zou moeten verdienen.
Maar half ongeloovig glimlachte hij slechts, toen zij
hem vertelde hoe duur het toiletje was. Toen zeide hij:
Ja, er zijn menschen, die zuinig blijven, zoolang zij
over een vast inkomen kunnen beschikken, maar die,
als het hun tegenloopt en zij achterop beginnen te
onder de
heer S. Frank, firma Jac. Bos.
in deed, leerden u
bladen. De firina
meerdere plaatsen.
Natuurlijk was
(Slot).
Den volgenden avond zat zij weer tegenover hem.
Hij keek haar alleen wat verwonderd aan, was ietwat
vreemd in zijne manier van doen en werd eerst weder
de oude, toen zij haar wegblijven voldoende had ver
ontschuldigd. Er kromp daarbij iets samen in haar hart.
Hoe kwam zij, die toch anders een fiere en ingeto
gen vrouw was, er toe voor dien zelfzuchtigen man
alles op te offeren, wat zij anders zoo op prijs stelde?
Zij was bleek van ergernis en toen zij hem bij het af
scheid nemen de hand reikte, beefden hare lippen.
Zij wilde hem zeggen, dat zjj thans voor de laatste
maal bij hem was geweest en dat zij hem verachtte.
Maar zij kon geen woord uitbrengen. De keel was haar
als dicht geschroefd.
De dagen werden korter en de theeuurtjes langer.
Mevrouw Von Dornburg was ziek van angst, want
men had haar de hypotheek opgezegd. Haar rechtsge
leerde raadsman ried haar aan het huis te verkoopen,
maar de som, welke men er voor bood, was lang niet
voldoende om van te leven.
Wat voor een leven stond haar nu te wachten Zij
had niet veel geleerd, alleen wat meisjes leeren op
een noogere burgerschool. Zij was gewoon aan onaf
hankelijkheid en een zekere weelde, al had zij ook niet
op een grooten voet geleefd.
Wat zou het haar zwaar vallen zich voortaan te voe
gen naar den wil van andere menschen; en dat .moest
Ging men eerst de gedempte grachten
nieuwe namen geven, later kwam men daar
van terug. Zoo heeft de Nieuwe Zijds Voor
burgwal geen wallen, is geen gracht meer,
doch men heeft de naam behouden. En ook
’t gedempte deel van ’t Damrak blijft dien
ouden naam behouden, al springt men aan de
een
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
raken, plotselingeen vroolijk leventje gaan leiden, alle
perken te buiten gaan tot zij niets meer hebben.
Mevrouw Von Domburg klemde de tanden opeen.
Nu had zij een hekel aan hem. Hij was een laag,
hardvochtig man.
Haar trots was ontwaakt. Neen, nu wilde zij hem
niets meer zeggen van haren benarden toestand. Hij
zou er gekheid over maken en dat zou haar zeer doen,
meer pijn dan een steek met een scherp mes.
Ja, het is wezenlijk waar, mevrouw, ging hij voort.
Ik spreek uit eigen ondervinding. Zoo lang ik ginder
te New-York redelijke verdiensten had, kleine, maar
vaste, zoolang heb ik den boel bij elkaar gehouden.
Maar toen opeens mijn chef failliet ging en zijne be
dienden broodeloos maakte, verviel ik tot lichtzinnig
heid. Toen wilde ik er opeens goed van leven. Ik
kleedde mij als een fat, heb lekker gegeten en gedron
ken en hoe schraler mijn beurs werd, des te doller
werd mijn zucht naar genot. Maar op zekeren dag
was het uit met die heerlijkheid. Ik bezat niet meer
dan een hal ven dollar en had eene ledige maag. Wat
denkt gij dat ik toen deed Ik at een biefstuk en
nam een bad in een voornaam hotel. Daar waren
zulke prachtige badkamers en in den laatsten tijd had
ik zeer veel behagen in die opfrissching gevonden. Mijn
halve dollar was niet voldoende om biefstuk en bad
te betalen. Ik was dus niet alleen een bedelaar maar
ook een oplichter. Men moet echter nooit den moed
verliezen, mevrouw, en steeds op zijn goed geluk ver
trouwen. Juist toen ik den hotelbediende aan het ver
stand bracht, dat ik het bad niet kon betalen, werd
een der schoenpoetsers van het hotel weggejaagd.
Als gij niet kunt betalen, zei de oberkellner, moet
gij werken. Wilt gij schoenpoetsen en de gangen
schoon houden Vier dollar per week, behalve de
Frans Schaap er met z’n
«Themis* handig bij: Terwijl verleden Dinsdag
avond ’t failliet in de krant stond; kon men
dien zelfden morgen in ochtendbladen de an
nonce lezen: Lees »Themis<, waarin belang-
wekkende onthullingen zullen geplaatst wor
den over de firma Jac. Bos.
’t Juist afgewerkte huis heeft dus niet lang
z’n hootdbewoner in ongerepte glorie gekend.
In een vorigen brief, toen 't juist druk ging
over ’t ontslag der drie gemeente-ambtenaren,
die te boud in hun orgaan *’t Prinsenhof*
schreven, legde ik even uit, hoe die naam ge
nomen was naar ons tegenwoordig stadhuis
op den Oude Zijds Voorburgwal.
Dit gebouw draagt z’n naam niet geheel ten
onrechte.
Zooals ge weet, had 't stadsbestuur in 1808
’t eigenlijke stadhuis (’t Paleis op den Dam)
aan koning Louis Napoleon als paleis aange
boden. (Nu wordt ’t eenigszins verklaarbaar,
waarom ’t Paleis geen koninklijken ingang
heeft, al had Jacob van Campen ook
voor een stadhuis wel een royalen ingang
kunnen maken!) Het oude Prinsenhof werd
daarom in dat jaar 1808 in der haast tot stad
huis ingericht. Het was echter niet voor de
1ste maal, dat ’t als zoodanig dienst deed. Na
den brand van ’t oude stadhuis in 1652 werd
de regeering der stad daar tijdelijk heen ge-
De
onzer
republiek, stond aan ’t begin van ’t Rokin, ten
Zuiden van den Vijgendam. Ge kent zeker
’t eigenaardige oude poortje, dat nu wel >’t
Poortje naast Froger* heet. Het is de typi
sche toegang, tusschen den hoedenwinkel van
Froger en de bekende bar ’t Poortje, naar ’t
Rokin. Vroeger heette het »'t Poortje naar
de Beurs*. En thans nog heet de leelijke af
sluiting tusschen den Dam en ’t Poortje en ’t
water van ’t Rokin ’t Beurspleintje. Ge be
grijpt dus, dat daar de eerste Beurs stond.
In 1845 werd de tweede beurs gebouwd,
grenzende aan de vroegere Vischmarkt. Deze
beurs heeft ieder, die vóór zes jaren wel eens
in onze hoofdstad geweest is, natuurlijk ge
kend en ieder heeft ook de bekende zuilen
onthouden, waardoor men toegang kreeg naar
’t heiligdom van den handel. En als ge ’t
mocht vergeten, ’t aanzicht der beurs no. 2,
dan helpt u ’t fabriekswapen
bekende sigarenfabrikanten, wel weer in ’t
memoriseeren.
Onze bekende Potgieter dichtte reeds in ’t
stichtingsjaar 1845 half-schertsend en half-ern-
stig spottend:
»Een wonder is de Nieuwe Beurs!*
Geloof het maar, Jan Salie
Ei, waartoe zulk een zuilenlast,
Wanneer er niets moest opgetast
Dan ’t geveltje, dat hoogst gepast
Met gulden cijfers ons verrast?
’t Is maar een vraag, Jan Salie!
Potgieter doelde hier op de zware zuilen,
die zoo ongeveer niets te dragen hadden.
Een eerste regel in de bouwkunst is, dat
men, al worden de zuilen aangebracht tot sie
raad, ze toch moet laten dienen om iets te
dragen. En hier zondigde dus de beurs
tegen een regel der bouwkunst.
In die dagen, de eerste tientallen jaren na
den Franschen tijd, was men toch zoo onge
veer stijlloos hier te lande.
Men bouwde kerken in den abominabelen
waterstaatsstijl* en meende al heel grootsch
te doen als men zoo’n beurs of zoo’n Groninger
academie eenige zware kolommen gaf.
Dat de buitenlanders in onze gebouwen nog
al stof tot aanmerking vonden, moge blijken
uit ’t bekende verhaal van den Franschman,
die, toen hij ’t Paleis op den Dam en Beurs
no. 2 aanschouwde, deze beiden aldus karak
teriseerde: »Un edifice sans entree; une en
tree sans édifice.* De man had gelijk, het Pa
leis »een gebouw zonder ingang* te noemen.
Had hij ’t zoover mis, met den Beurs «een in
gang zonder gebouw* te heeten?
Wat zou de man wel van onzen allernieuw-
sten Beurs gezegd hebben? Kazerne? Fa
briek? Magazijn? Rijksentrepót? Wie weet
in welke richting zijne gedachten waren ge
gaan.
En dan de plaats der nieuwe Mercurius-tempel!
We schreven ’t reeds vroeger: Waarom
heeft men 't niet aangedurfd, een grootsche
boulevard te scheppen van 't Centraalstation
naar ’t hart der stad? Het heele Damrak en
Rokin gedempt. Weg met ’t Kommandants-
huis en de leelijke huizen tusschen Dam en
Rokin. 't Heele Rokin gedempt. Eén flinke,
lange, breede boulevard zonder gebouwen er
op. En dan de Beurs bijv, gebouwd in de
huizenreeks aan de stille Damrakzijde.
Dat had grootsch kunnen worden.
Doch ’t heeft niet mogen zijn. Onze vroede
vaderen hadden reeds in 1885 ’t gedeelte wa
ter, waarop nu de allernieuwste Beurs, met ’t
groote plein er voor, zich bevindt, laten dem
pen met ’t oog op beursplannen. En de
nieuwste handelstempel zou en moest daar
komen.
Zooals ge misschien weet, is de onteigening
voor de verbetering van den Dam en z’n toe
gangswegen reeds in de Tweede Kamer ge
weest. Hard gaat ie! zult ge denken. Maar
och! hoe lang zal ’t nog duren, dat we op 't
leelijke Kommandantshuis moeten aanzien?
Ik schreef u ook, dat onlangs een serieus
bod voor ’t terrein van Beurs no. 2 gedaan
was en er ernstig onderhandeld werd. Maar
hoeveel maanden moeten we nog op die ver
velende schutting staren, waarvan de reclame -
annonces zoo eentonig zijn, dat ’t er bijna mee
gaat als ’t tikken der huisklok. Uit gewoonte
zijn we bijna vergeten ons er aan te ergeren.
Of liever, we dragen de ergernis met o verge
ving, gelatenheid.
Nu we hier toch op deze hoogte lanterfanten
en over de drukke beweging van trams en rij
tuigen en wagens en menschen opzien naar de
zóóveel in haar voordeel veranderde drukke
zijde van ’t Damrak, waar meerdere kolossale
gebouwen de plaats der oude geveltjes heb
ben ingenomen, valt ons oog ook op ’t aller
nieuwste gebouw, dat in de plaats van een
oud huis gekomen is. ’t Gebouw, eigenaardig
gestyleerd, wel wat smal, op den hoek der
eerste steeg, als ge van den Dam afkomt. In
September en October werd ’t pand afge
maakt en nu is de zaak, die ér in ging
zetelen, reeds failliet.Verleden week, in’t begin,
kondt ge onder de gefailleerden vinden de
Waar die firma
de vele advertenties in de
had z’n filialen reeds in
bracht en ze moest er blijven, totdat de schep
ping van Jacob van Campen, »’s waerelds
achtste wonder*, voltooid was. Die voorloopi-
ge tijd duurde toen dus maar driejaren. En thans
duurt de voorloopige periode reeds hon
derd jaar. Ze kon thans haar eeuwfeest vie
ren, ten bewijze van de opmerking die inder
tijd door een Franschman gemaakt werd: >En
Hollande il n’ y a que la provisoire qui dure*.
(In Nederland blijft alleen ’t voorloopige van
duur.)
Doch nu den naam Prinsenhof
Niet alleen heeft ’t gebouw meermalen ge
diend als tijdelijk verblijf van buitenlandsche
vorsten. (Zooals den graaf van Leicester in
1586 en Maria de Medicis in 1638; Maria de
Medicis, echtgenoote van koning Hendrik IV,
die, na den moord van haar man in 1610, al
spoedig in Parijs gewantrouwd werd en, als
balling rondzwervende, eindelijk ook te Am
sterdam aankwam om later arm en verlaten te
Keulen te sterven).
Bovendien woonden er de Stadhouders uit
het huis van Oranje, wanneer zij onze stad
bezochten.
In de 17e en 18e eeuw was hier ook de
zetel gevestigd van het College der Admira
liteit van Amsterdam,
De gevel van 't hoofdgebouw vertoont in
z’n driehoekige frontispies nog steeds de
zinnebeelden van het zeewezen.
De groote ramen zijn van de tegenwoor
dige Raadzaal. A Heen de drie laatste behooren
tot de kamer van den burgemeester. En in
die kamer ziet men nog vol bewondering naar
«De regenten van het Leprozenhuis*, een mees
terstuk van Ferdinand Bol.
Naar ’t Rijksmuseum zijn, een paar jaar ge
leden, verhuisd twee stukken van Van der
Helstop een dier stukken ziet men de beel
tenissen van Cornelis Witsen, Roelof Bicker,
Gerrit Reynst en Simon van Hoorn.
Laten we nog vermelden, dat hier vóór den
overgang van 1578 het in ’t begin der 15e
eeuw gebouwde St. Ceciliën-Klooster stond.
»M’n jonden, knoop dit in je oor, dat op de deur
van elke succesvolle zaak staat «Duwen.*
«Pa, als ik vragen mag,is uw zaak dan niet succesvol?*
«Wel zeker m’n jongen, ik vlei me zelfs m’n zaak tot
een zeer hoogen bloei gebracht te hebben; maar dat
weet je toch wel, waarom vraag je dat zoo?*
«Omdat, pa, toen ik u gisteren kwam opzoeken, ik
duidelijk op de deur van uw kantoor zag staan
«Trekken*.
fooien.
Best, zei ik, en trok mijn mooie jas uit. Voor eene
maand.
Goed, zei hij en bracht mij naar de plaats waar ik
moest werken.
Zoo heb ik een maand lang schoenen gepoetst en
gangen aangeveegd, mevrouw, en het heeft mij geen
kwaad gedaan. Integendeel, ik heb opnieuw geleerd
het geld bij elkaar te houden Werken is geen schande!
Mevrouw Von Domburg zweeg. Zij had haar gelaat
afgewend; hij kon niets zien dan haar profiel en de fijne,
blanke hand, welke zij tegen de slapen drukte.
Wat is er, mevrouw Zijt gij boos op mij? vroeg hij.
Zij zweeg. Toen stond hij op en ging naar haar
toe. Zij schreide; hare schouders schokten.
Ik zal heengaan, snikte zij.
Wat scheelt u toch, mevrouw vroeg hij. Nu lag
er werkelijk iets van bezorgdheid in zijne stem.
Ach, niets bijzonders, zeide zij. Ik zal hetzelfde
moeten leeren, wat gij te New-York als schoenpoetser
hebt geleerd. Ik zal moeten leeren het geld bij elkaar
te houden. Ik zal werken.
Hjj zag haar ongeloovig aan.
Gij gaan werken, mevrouw Waarom
Omdat ik volslagen arm ben, omdat ik uit mijn
huis moet.
Zij was opgestaan en greep naar hoed en mantel;
maar hij drong haar terug op haren stoel.
Waarom hebt ge mij daar nooit .iets van verteld?
vroeg hij.
Och, gij hebt mij eens gezegd, mijnheer Frohmann,
dat gij alleen van geluk en vroolijkheid hieldt. Gij
hebt er ook volstrekt niet naar gevraagd of ik ver
driet had.
Wat wilt gij nu gaan doen, mevrouw
IURANT