MEI WS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN «ISMEN. De Van Jiarens. 63e Jaargang. Zaterdag 28 November 1808. No. 96. 'IJ Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. ’NI AVONDJE UIT. 11 zich in hem ’t va- trein. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ;p hij een Crawley, Beiden waren ver- Willem werd te Franeker en Groningen opgeleid, in welke laatste plaats hij in de rech ten studeerde, terwijl zijn verblijf bij den uitge weken professor Barberyac hem liefde voor de Fransche letterkunde inboezemde. Van zijn grootvader erfde hij het slot en de grietenije van ’t Bildt en huwde in Mei 1737 in eerste huwelijk een Engelsche, elf jaren ouder dan hij en in ondergeschikte betrekking bij de hof houding van prinses Anna, de echtgenoote van Stadhouder Willem IV, geplaatst. Mari anne Charles, zoo heette zij, wordt om haar ka rakter geroemd en was van de zijde des dich ters het voorwerp eener omslachtige en breed sprakige, maar ridderlijke genegenheid. (Zie bv. den bundel minnebrieven in ’t provinciaal archief van Friesland.) Echter kon zij hem slechts een tiental jaren boeien en de tijd zou komen, dat hij (met open oogen kan men niet zeggen, want zij werd blind!) in haar eigen huis haar bedroog. Vóór zijn huwelijk met haar, dat zonder kinderen bleef, had hij er twee bij zekere Maria Crullers, een Leeu warder hellebaardiersdochter, vóór haar dood drie bij de kapiteinsdochter Anna Natalis, zijn huishoudster, die naderhand zijn wet tige vrouw werd en hem nog twee kinde- deren schonk. Een dier onechte dochters van Natalis moet madame De Nérah geweest zijn, Deze laatste madame heeft in betrekking ge staan met Mirabeau, den reus der Fransche omwenteling. Van de twee kinderen van Ma ria Crullers studeerde de zoon voor advocaat en geraakte met veel moeite naar Indië, dat in sommige opzichten het vuilnisvat der misluk te Nederlandsche jongeheertjes kon genoemd worden; de dochter Crullers trouwde met een luien en dommen luitenant en kreeg acht kin deren. Toute cette marmaille, zou Rousseau ge zegd hebben, leefde op Zijner excellentie’s (Wil- lem’s) zak en moest, toen de berooide ambas sadeur de oogen sloot en zijn boedel te aan vaarden een gewissen ondergang zou zijn ge weest, in alle richtingen een goed heenkomen zoeken. Willem van Haren ging veel om met den grooten Huydecoper, met wien hij gere geld briefwisseling hield. Verder had hij een groote vereering voor Voltaire, op wien hij ook een klein maar uitgelezen lofdicht maakte. Werd Willem als lid der Staten van Fries land tot Staatkundige betrekkingen geroepen, ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 1 Twee of drie keer stak hij de hand uit naar de bel maar telkens begaf de moed hem op ’t beslissend mo ment. Hij ging op den drempel zitten. Zoo verliep een uur. Als ik maar stilletjes kon inbreken Ondanks de hopeloosheid van zulk een idee, kwam het toch telkens terug. Hoe kon hij inbreken ’t Huis had geen zijingang. ’t Stond tusschen de andere van de straat. Angst en behoefte aan rust deden in het ontstelde brein een wanhopig plan ontstaan. De straat, die vlak achter zijn straat liep was Ru dolph Gardens. Hier waren de huizen deftiger dan in Pattie’s rij. In een dier huizen echter woonde, met zijn gezin, zekere meneer David Jones, die eenige ver plichting had aan Pattie. Zijn huis grensde achter tegen dat van Pattie en de heeren hielden soms een praatje over den scheidenden tuinmuur. Op een avond, een week of vier geleden, toen Pattie in zijn tuintje scharrelde, had Jones gevraagd, of hij even over het muurtje mocht wippen en door Pattie’s huis de andere straat bereiken. Er stond nl. iemand voor zijn deur, dien hij liever niet wilde ontmoeten. Pattie had natuurlijk dat verzoek ingewilligd, en hoe wel hij hem sedert niet meer sprak, knikten ze elkaar toch vriendelijk toe, als ze elkaar ontmoetten. U begint te begrijpen, welk grootsch plan ontkiem de in Pattie’s hersens. Zenuwachtig, maar vol hoop wandelde hij naar Rudolf Gardens en bleef staan voor no. 14. Het huis was donker en stil wat hem niet bevreemdde, daar hij wist, dat de familie reeds eenige dagen uit de stad was. ’t Huis had een ingang op zij met een hekje naar den tuin; Pattie’s idee was, daar over heen te wippen en zoo, via het tuinmuurtje zijn eigen residentie te bereiken. Was hij eenmaal op eigen 2). Vervolg). We noemden de beide Van Harens echte Friezen. Dit is waar, doch hun geslacht was van ouds niet uit Friesland afkomstig. Adam of Daam van Haren was van een adellijk ge slacht uit ’t land van Valkenburg (Limburg) en had het verbond der edelen (1566) getee- kend. Hij vluchtte voor Alva en voegde zich bij de Watergeuzen. Toen in 1572 de tocht naar Den Briel ondernomen werd, was Daam van Haren een der bevelhebbers van de 24 schepen. (Jan Abels, zijn zoon Fokke en z’n broeder Tamme waren in 1568 de eerste en dappere vrijbuiters ter zee Jan Abels, Homme van Hettinga, grietman van Baarderadeel te Jorwerd, Douwe Glins van Dronrijp en Jelmer Gabbes, van Ameland, waren de Friesche ka piteins). Daam van Haren en Marinus Brand wierpen het eerst hun anker uit voor Brielle. Prins Willem I waardeerde Daam zoo hoog, dat hij hem tot Raad en Hofmeester aanstelde, in welke betrekking hij, na ’s Prinsen dood, overging bij den Frieschen stadhouder Willem Lode wijk. (Us heit standbeeld te Leeuwar den in 1906). Zijne talrijke nakomelingen bleven in Friesland gevestigd en bekleedden er de aanzienlijkste betrekkingen. Onder deze onderscheidde zich vooral Willem van Haren (16261708), de Ambassadeur genoemd, om dat de Algemeene Staten hem wegens zijne buitengewone bekwaamheden 12 maal een ge zantschap en 44) buitengewone commissiën van staat opdroegen.' Hij had tot kind aangeno men den zoon zijns broeders, Adam Ernst van Haren, die hein ook opvolgde als grietman van Het Bildt,! waar hij te St. Anna-Parochie, evenals te Leeuwarden, een aanzienlijk huis bewoonde, nadtat hij gehuwd was met Amelia Henrietta Wilhelmina du Tour. Ernst en en Onno Zwier, die te Leeuwarden werden geboren. Reeds in 1717 verloren zij hun der. Leidde «eerst Amelia de opvoeding harer kinderen, la ter zorgde grootvader daar voor. Zij kwamen dikwijls aan het hof van prin ses Maria ILouise om met den jeugdigen prins Friso te spoelen en hierdoor werd de grond gelegd vari die innige en edele vriendschap, welke hert later als mannen vereenigde. later was hij tevens lid der Staten-Generaal, ge deputeerde te velde en sedert 1748 (vrede van Aken) afgezant van onzen staat aan het hof van den hertog van Lotharingen, gouver- neur-generaal der Oostenrijksche Nederlanden, te Brussel. ToenWillem naar België ging, kocht hij ’t kas teel te St. Oedenrode, waar hij voortaan zijn verblijf hield. Even na ’t koopen van dit kas teel plunderden de boeren van ’t Bildt zijn voorvaderlijke woning te St. Anna-Parochie, waardoor ze hem groote schade berokkenden. Sedert 1748 bleef Willem aan ’t Belgi- sche hof. In 1766, toe hij zijn vrouw verloor, begon nen de rampen hem ’t zwaarst te drukken en, het leven moede, mengde de ambassadeur den 17 Juli 1768 zich zei ven den giftbeker en moest op ’s lands kosten begraven worden. Over ’t algemeen mochten de Haagsche edelen hun Friesche collega’s, die begrijpelij ker wijze bij de stadhouders een schreefje vóór hadden, niet best lijden. Zoo waren Willems zoogenaamde Haagsche vrienden eerst zijn be- nijders, later zijn haters. En zoo aan het werk zijner lasteraars, die hem beschuldigden als ontvanger-generaal in Friesland ’s lands penningen zich te hebben toegeëigend, iets ontbrak, het werd door dieven en plunderaars aangevuld. Doch, we vertrouwen, dat de lezer uit deze korte gegevens genoeg narigheden op kan bouwen, die den giftbeker tot ’t slot van een levensdrama maakten, laten we Willem van Haren als dichter gaan zien. Reeds vroeg ontwikkelde dicht erstalent. In 1732 had hij reeds een lijkdicht op zijn moeder uitgegeven. In 1741 volgde het groote heldendicht «Lot gevallen van Friso, koning der Gangariden*. Een stuk van grooten omvang, dat duidelijk in de bewerking de navolging van Fénelon’s Télemaque verraadt. Busken Huet noemt ’t meer een gelegenheidsvers (dat de lotgeval len van den Indischen Prins Friso behandelt, die in de 4e eeuw vóór onze jaartelling naar Friesland zou zijn afgezakt en daar Stavoren gesticht hebben;) dan een dier meesterwerken, waarop het genie voor alle eeuwen zijn stem pel drukt. In 1758 gaf Willem er een tweede, gepolijste uitgave van, die wel vele ruwe kant jes van de eerste uitgaaf miste, maar ge grondgebied, dan kon hij wel naar binnen komen door ’t keukenvenster. Er was niemand te zien of te hooren. Pattie begon het plan uit te voeren. Helaas De hoop bleek aanstonds ijdel. Boven het houten tuinpoortje was een rij nijdige spijkers met de punten naar boven. Pattie was klein, gezet en ver van lenig. Een paar seconden staarde hij diep ont moedigd naar de onverwachte hindernis, toen leunde hij tegen den huismuur en zuchtte. Daar raakte zijn hand bij toeval een kozijn. Bij nader onderzoek zag hij een klein venster,behoorende tot een soort provisiekamer. En tot overmaat van vreugde bleek het venster on gesloten en kon hij ’t opschuiven. De waarheid eischt te verklaren, dat Pattie aarzelde, eer hij een poging deed, een andermans huis binnen te klimmen. Zijn brave natuur verzette zich daarte gen. Toch beteekende het onder de gegeven omstan digheden niets. Hij kon door de keuken het huis weer verlaten om door den tuin zijn eigen terrein te bereiken, ’t Was zoo gemakkelijk en aanlokkelijk. Pat tie bezweek voor de verleiding. Zich door ’t venstertje wringend, gevoelde hij reeds blijdschap in ’t vooruit zicht, weldra veilig onder eigen dak te zijn, zonder noodzakelijkheid, de zoete sluimering van zijn betere helft te storen. Hij struikelde over een paar jampotten en een puddingvorm, en toen hij de keuken bereikte, was hij erg warm en buiten adem, doch toen hij op het koele vloerzeil zat, voelde hij zich opgelucht en vol moed. Het ergste was achter den rug. Dan, plotseling werd de diepe stilte van .den nacht verbroken door een scherp, schril geluid. Een poli tie- fluitje Simon Pattie slaakte een gesmoorden kreet van schrik; hij kroop over den vloer, klappertandend. (Slot volgt). val door een glas wijn en nog een praatje over oude tijden. Met zekerheid weten we alleen, dat Pattie den laatsten trein nam naar Hammersmith en dat hij de rest moesc loopen, een goed halfuur. De doodsangst, welke hij uitstond onder die wande ling, is moeilijk te beschrijven. Beroofd van Crawley’s zedelijken steun en niet meer onder den indruk van een opwekkende omgeving, met de frissche nachtkoelte om zijn slapen, werd bij elke schrede het vreeselijke van zijn toestand hem duidelijker. Misschien sliep Sara, Dit was zijn eenige hoop. Als hij ’t huis binnen kon komen zonder gehoord te worden en heel zacht zijn bed bereiken, kon hij met wat leugens den volgenden morgen de zaak nog red den, maar ’t was een geweldige beproeving voor een man van zijn temperament en het klamme zweet pa relde op zijn voorhoofd. Halverwege zijn huis hoorde hij een klok slaan twee uurHij sidderde en ver haastte zijn schreden. Toen hij eindelijk moe, met pijnlijke voeten en geheel ontnuchterd bij zijn villa aan kwam was hij lichamelijk en zedelijk gebroken. Als een dief in den nacht sloop Pattie het hekje van zijn voortuintje binnen, met de uiterste behoedzaamheid stak hij den huissleutel in het slot van zijn eigen deur. Met ingehouden adem draaide hij den sleutel om. Een haast onhoorbaar geluidje en Pattie drukte een beetje harder. Nog geen beweging. Nu stond de wreede waarheid eensklaps helder voor zijn geest. Hij was buiten gesloten. Zijn vrouw had niet gewacht; zij was ter ruste, gegaan op haar gewonen tijd, maar had eerst de voordeur gegrendeld Pattie wischte zijn voorhoofd af. Net iets voor Sara! mompelde hij. Nu moet ik ’t heele huis opbellen om binnen te komen, en dan Neen, dat waag ik niet. weet hoe men over polijstwerk la Feitama mag denken. Neen, zijn eigen kracht toonde Willem in zijne lierzangen, die meestal een politieke strekking hadden. Zooals «Leonidas*, waarmee hij zich beroemde een leger van 20,000 man op de been te hebben gebracht. We zouden ook »De Lof van den Vrede, op de munt der Hollandsche dukaten* kunnen noemen. Maar grootsch als dichter en daarmee heel zijn eeuw in hooge en breede dichterlijke vlucht overstemmend, is Willem in de ode «HetMen- schelijk leven*, een onmiskenbaren zielekreet van den man, die zooveel ondervond. Roerend is wat op den dood zijner vrouw slaat Terwijl de vreugd u bloemen schijnt te geven, Ach zieldoorgrievend nieuw, ontrukt u ’t lot een vriend, Een vrouw, beminder dan het leven, Of’t waardste pand, het liefste kind. In «Het Menschelijk leven* zie men slechts de aaneenschakeling van ellenden, waarvan de echo in dien schoonen en aandoenlijken lierzang voor alle geslachten bewaard zou blijven: Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen, Hoe spoedt zich ieder uur met onzen luister heen! Hoe flauwe vreugd, hoe bittre plagen, Hoe min vermaak, hoe veel geween! 0 dierbaar perk van drie tot zeven jaren, Als ieder voorwerp ’t oog bekoort, het harte streelt: Och, of ze zonder einde waren, Als alles lacht, als alles speelt! Beminlijk kind, speel, nuttig u dees dagen, Want’s werelds grootheid schaft aan ons’t genoegen Dat u door uwen houten wagen [niet, En door uw kaartenhuis geschiedt Somwijlen rukt, vóór ’t eind van uwe dagen, Fortuin uw staat terneer, gelijk men in het woud Een hoogen eik omver geslagen, Na ’t woeden van den wind aanschouwt. Dan wordt een dwaas op uwen stoel verheven, ’t Geweld verwoest uw erf, de laster verft uw kleed, Geen vriend durft zich naar ’t huis begeven, Daar ’t bleek gebrek den vloer betreedt. Wie zulke strofen geeft, is een dichter van den echten stempel, vol gevoel, oorspronkelijk, klassiek van zegswijze en een toonkunstenaar in de taal. Jammer, dat niet zeer vele zulke juweeltjes door dezen dichter zijn nagelaten. Voor een paar dezer coupletten geeft men gaar ne een heele Feitama cadeau. Wordt vervolgd. Simon Pattie was bang voor zijn vrouw. Gelijk de meeste mannen, met die kwaal behèpt, voelde hij nu en dan neiging tot verzet, doch die opwellingen van moed 1 rwamen meest, als hij op zekeren afstand was van me jvrouw Pattie. Soms kwamen ze, als hij achter zijn lei ssenaar zat in de stad, soms terwijl hij zijn be- scheidf jn twaalfuurtje gebruikte, maar ze duurden nooit lang en vernevelden op zijn thuisreis met den trein. In de nabijheid van zjjn villatje te Gunners- bury verdween zijn moed en hij werd weer het ze- nuwa< chtige onderworpen kereltje. Do ch er kwam een dag van groote verzoeking. Het was een mooie Meidag, en na kantoortijd liep hij een vrienc I zijner jongelingsjaren tegen ’t lijf, dien hij in geen jaren had gezien. EE.L_ rukt rver de ontmoeting. Wa’ c er toen verder gebeurde, ligt eenigszins in het duist» er, maar waarschijnlijk trakteerden de heeren el- kand er over en weer en spraken over oude tijden. Er is he> el weinig bekend omtrent Crawley, maar ik ben ge- neigc I aan te nemen, dat hij een man was met een sten ken geest. Hoe ’t zij, hij inspireerde het volgende tele( 'gram, dat Pattie afzond om 6.55 Oj jgehouden kantoor. Kan laat worden. Wacht niet. f iimon. D -aarna gingen beide boosdoeners er op uit. ’t Is bell rend, dat zij dineerden in een aardig klein restau rant, t en dat ze later naar een variété gingen. Dit were 1 mogelyk gevolgd door een. souper of in elk ge- I OURANT. v» uijicuuuia uu xijux. Deze Adam Amelia waren de ouders van Willem

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1