ft NIEUWS- EN lllïERTEJTIEBLil) VOOR Sfflk EJ m». Na St. Nicolaas. 63e Jaargang. Woensdag 9 December 1908. No. 99. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. Deze steeg leidt V I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. '1 j ’t Is weer St. Nicolaas geweest. Echt Hollandsch gezellig feest, dat nog niet verdron gen is geworden door den Kerstboom, die misschien een heiliger vuur in menig hart ontsteekt, hoewel ze ker geen vroolijker, dan de kaarsen, waarin ge voor St. Nicolaas-avond uwe pij pen lak steektom de on telbare pakjes dicht te lakkendie de geschen ken voor vrienden en bekenden bevatten, evenals de gebrekkige of verheven uitingen van den dichterlijken geest der gevers en geefsters. De kleinste leden van ’t gezin zijn door de pakwoede aanges token. Ze moe ten ook pakjes maken, en ze plagen vader en moeder, broers en zusters om een adres of een toepasselijk rijmpje, en Jans de keukenmeid om de ongerijmdste zaken in haar kast of kelder. Heerlijke drukte 1 Zali ge agitatie 1 vooral in een groot gezin, waar de vinding rijkheid en •’t vernuft het vaak van de waarde moeten winnen, om elk ’t zijne te geven. Dat bestaat dikwijls meer in het aanwenden van, ik zou haast zeggen, dui- velsche middelen om het goed humeur of het geduld van broer of vader op de proef te stellen, dan in de keuze van een gepast geschenk. Alles is op St. Nico laas gepast, mits het binnen den goeden toon blijve en de eigenliefde er niet door gekwetst wordt. De gees tigheden, die er op aangelegd zijn te grieven, sterven hun eigen dood, maar de echte, goedhartige, ware ui blijft als een aardigheid voortleven in den familiekring, lang nadat het bijbehoorende geschenk versleten is en de kinderen uit hetzelfde huis hun eigen weg zijn ge gaan naar alle hoeken van de wereld. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Als gewoonlijk ben ik weer bezig aan ’t pakken, dit maal, helaas niet voor de eerste maal, in een ander dan mijn eigen huis. Toch zullen de kleine geschen ken bij tijds hunnen weg derwaarts vinden, en zal me nige vriendelijke hand mij dat gemis vergoeden. En bezig zijnde op de oude, altijd nieuwe wijze, met zijne duizenden variation en eigenaardigheden, komt mij de eerste St. Nicolaasavond voor den geest, waarop ik %i)n geschenk ontving. Vele schoonere zijn mij sinds gewor den, maar het eerste zichtbare teeken van een onschul dige jonge liefde zal altijd dezelfde waarde behouden, en den toets der vergelijking met elkander kunnen doorstaan. Want telkens als ik het beschouw of het liefkoozend betast, doemen uit het verleden de schoonste herinne ringen op. In dat kleine sieraad is een schat verbor gen van onnoembare waarde, een schat, dien de geest nooit moede wordt te tellen, een schat, die onmetelijk is omdat hij door alle wisseling van tijd en plaats zijn waarde voor mij zal behouden. Jeanne, zei mijn oudste zuster Marie op zekeren ge- denkwaardigen Zondag voor St. Nicolaas tot mij, die drie jaar ouder was, denk je, dat je wat van Henri zult krijgen Mijn hart bonsde op eens op een allervreeselijkste manier. Maar ik liet geen de minste aandoening blij ken, verliefd en huichelachtig als ik was. Al is men 14, men leert spoedig in de leerschool van god Amor. Ik haalde de schouders op en zei bedaard Waarom zou Henri mij wat sturen? Waarom vraag je dat zoo? Och nergens om, geef me dien klos touw eens aan. Eigenlijk gezegd is er ook geen reden waarom hij jou iets sturen zou en mij niet; weet je wat ik denk Hij singen tusschen politie en betoogers. Nu, verleden Woensdag werd in d’ Geel- vinck (een gebouw aan den Singel, dicht bij ’t Odeon en bij ’t Sophiaplein,) een vergadering gehouden van werkloozen, uitgeschreven door ’t Plaatselijk Arbeiders Secretariaat en aange sloten organisaties. Het werkloozenvraagstuk werd door Van der Spek en Luitjes (Travailleur, ook bekend in de Groninger veenkoloniën) in den breede be sproken en er werd aangedrongen tot het we der op touw zetten van werkloozen-op- tochten. Over ’t nut van deze beweging kan men zeer verschillend oordeelen. Zeker is, dat ze de attentie vragen en dat zij, die geven kun nen, worden wakker geschud- Maar toch lijkt me beter toe, wat er op dien zelfden Woensdag op heel andere wijze voor de werkloozen gedaan werd. Schreeuwen en schetteren en drukte maken over de mensche- lijke ellende in een groote stad, och, dat is niet zoo moeilijk, Maar doen, daden toonen, die ’t kwaad verhelpen, de ellende verzachten, dat is beter. Het eerste wekt grooter ontevreden heid en steunt alleen de anarchie, geeft geen brood in de kast, geen vuur in den haard en geen warme kleeren om de verkleumde leden. Maar ’t werken en streven der onderwijzers, die de arme kinderen ook een prettigen Sin terklaas verschaffen, ’t werken van ’t Heilsle ger, dat straks weer met z’n duizenden Kerst manden vreugde verschaft in even zoovele duizenden gezinnen en ook het werken van de Commissie uit de Burgerij voor 1908/’09, dat geeft reëele hulp. Zooals ge misschien gelezen hebt, wil deze commissie door de werkloozen nuttigen arbeid laten verrichten door nl. een aan vang te ma ken met den aanleg van het groote sportterrein nabij den Amstelveenschen weg, achter de Ko ninginneweg, dicht bij »den Houten Lepel«, on ze cellulaire gevangenis. Er zijn voorloopig voor ’twerk duizend man noodig. Maar Woensdag meldden zich reeds 2334 personen aan en Don derdag klom dat cijfer nog, zoodat ’t toen reeds bijna tot 3000 steeg. Natuurlijk kost ’t plan heel veel geld en dat moet nog opgebracht worden. Het is te ho pen, dat de algemeene weldadigheidszin de Commissie niet teleur stelt. achterna, haalde hem in maar struikelde over een. boomstruik. Henri tilde me voorzichtig op. Je huilt, Jeanne, heb je je bezeerd Neen, ’t is al weer over, hoor. Je behoeft me niet te kussen, flauwe jongen, want hij naderde mij onrust barend dicht. Dacht je dat, dan heb je het glad mis. Ik keek naar je jurk, die gescheurd is. Ik bloosde tot over mijn ooren. Wat moest Henri wel van mij denken Ik had een gevoel, of niet alle».. jurk maar in het hart ook iets gescheurd was. Na dien dag veranderde onze verhouding, Henri behandelde mij als een vreemde, en ik was even scherp als Marie, als hij mij aan onze spelen herinnerde en vroeg of ik ook een groote dame werd, nu ik lange rokken ging dragen. Plaag me asjeblieft niet Henri, zei ik dan, dat kan ik niet hebben en het allerminst van jou. Henri zei niets, maar op zijn gezicht, dat als een open boek voor mij was, las ik: Wat bezielt haar toch Ik begrijp er niets van. Jongens en mannen zijn soms erg dom van begrip en ik, die mij zelve niet begreep in die da gen tusschen mal en dwaas, kon hem niet uit den droom helpen. De tijd maakte ons wijzer en minder naïef, minder gelukkig! Hoe goed stond u uw blonde krullebol, toen ge in een nieuw blauw pak, met een valies in de hand en vaders hand zegenend op uw hoofd rustende, ons huis voor geruimen tijd verliet, tenminste als huisgenoot. Ik smolt weg in tranen en verstopte mij in de mangelka mer, in de speelgoedkast, waar onze schatten in be koorlijke wanorde dooreen lagen. O, Henri, Henri, ik zal dit niet overleven Ge vondt me daar en ik zag, toen ik mijn betraand gelaat naar u ophief, dat ge de waarheid vermoeddet. Zult ge altijd van mij blijven houden behoefden De Sinterklaasdrukte is weer achter den rug. Zijn de winkeliers tevreden? Moeilijk te beantwoorden vraag. Het was druk in de hoofd winkelstraten, zooals andere jaren. De malaise is niet grooter dan verleden jaar, zoodat deze niet de oorzaak van mindes kooplust kon zijn. En de diamantwerkers, die verleden jaar diep in de werkeloosheid zaten, zoodat ze zich eerst bij de gewone werkloozen dachten aan te sluiten en, toen dit met ’t oog op ’t miljoentje guldens in hun bondskas toch niet aanging, kregen ze uit die goedgespekte kas uitbetaald. Doch in den loop van den zomer verbeterden de toestanden zoodanig, dat ’t aantal stakers ongeveer tot nihil ge daald is, iets dat voor een leger van bijna ne gen duizend vaklui nog al wat zeggen wil. Natuurlijk moet een buitenstaander zich niet vergapen aan de Cullinan. Zeker, ’t is heel aardig, dat deze grootste edelsteen der wereld te Amsterdam gekloofd en geslepen is, maar dat is zoo’n groot wonder niet, als men be denkt, dat in onze stad de diamantslijperij meer beteekent dan in de andere plaatsen der wereld te zamen. En nu moge ’t voor de heeren Asscber heel aardig zijn, dat aan hunne zorgen de millioenensteen werd toevertrouwd, dat in hunne mooie inrichting in de Tolstraat (deze straat ligt in ’t vroegere Nieuwer Am stel, en komt uit op den Amstel, bijna waar lijn IV eindigt, dus haast tegenover Schollen- brug) door Henri Koe ’t slijpen verricht werd, heel aardig ook in financieel opzicht; één steen, al is ’t ook de kostbaarste, brengt geen reu zenindustrie in beweging. Voor ’t in gang houden van al die fabrieken, slijperijen, kloo- verijen, enz. is een geregelde aanvoer van ruwen steen noodig in zeer beduidende hoe veelheid. Maar nu dit weer geschiedt, zit er in zoo veel duizenden menschen weer koopkracht en ook in al de neringdoenden, die door hen geld verdienen. Toch moet men niet denken, dat er weer zoo overdadig verdiend wordt als in 1905 1906. Maar toen werden de diamantheertjes ook al te veel over ’t paard getild. Dat was een weelde die geen stand kon houden. Maar toch, zooals ’t nu is, met een loon- standaard, die aan timmerlieden, schilders, enz., een Eldorado voor de oog en doet schemeren, stuurt Pa en Moe en kleine Ben wat en daarmede basta. Mijn hoog gespannen verwachting werd op eens den bodem ingeslagen. Marie was zéker in Henri’s gehei men ingewijd. Henri was een verre neef en woonde sedert den dood zijner ouders bij ons; Papa was voogd over hem en hij werd met ons opgevoed als een broeder. Wannéér het begon weet ik niet, want Henri’s jeugd was met de mijne als het ware samengeweven, maar langzamerhand begon ik voor onzen Henri iets eigen aardigs te gevoelen. Ik gaf me zelf geen rekenschap van dat gevoel, eerst jaren daarna gaf ik er stilzwijgend een naam aan, maar het doordrong langzamerhand mijn geheele kinderhart en gaf aan alles wat er in onze kleine wereld voorviel, een eigenaardige bekoor lijkheid. Was ik jarig, Henri had mijn stoel en kopje groen gemaakt; schreide ik om denkbeeldig, maar o, toen zoo zwaar kinderleed, Henri troostte mij met een knikker, een peer en soms met een kus. Heel zoenerig was hij echter niet uitgevallen. Jongens zoenen niet, zei hij wel eens. Misschien had hij mij er te liever om dat ik ook niet kleingeestig en sentimenteel van aard was, als een jongen met hem kon vechten en stoeien, als Marie, als de oudste, de wijsheid bewaarde en den neus op haalde over onze rooverspelletjes en huwelijksplech tigheden. Toenik 14 jaar werd, veranderde dat opeens. Marie, die toen 17 jaar werd, gaf zich nu en dan het air van een groote dame, hield er geheimen op na, liet zich het hof maken en las romans. Je wordt een nuf, zei Henri, en ik beaamde het ten volle. Jij bent veel prettiger om mee te spelen, Jeanne! Kom, wie ’t eerst bij den moestuin is. Ik vloog hem is ’t toch heusch wel te leven. Natuurlijk was ’t allerdrukst in de Kalver- straat, Reguliersbreedstraat, Nieuwendijk. Daar is ’t vóór 6 December op middagen en avon den één doorloopende stroom van koop- en kijklustigen, Vooral in de groote bazars is ’t een golvende menschenmassa, één groot ge wirwar vanstemmen. En wat nu van ’t weer te zeggen? Och, ’t was dagen lang mistig en dat is onprettig. Maar de winkeliers moeten de lichten toch aansteken en in den winter is ’t in groote zaken zoo ongeveer den geheelen dag noodig. Dus daar hinderde de mist niet zoo veel. Nu ja, mist maakt koud, geeft zoo’n kil idee, is onge zond en wat al niet meer, maar toch nog veel beter dan regen en sneeuw en storm wind. En in December kunt ge geen milde zomer- of Meidagen verwachten. Dus, ’t weer schikte wel. Juist in de drukke dagen, op een drukken tijd en op een druk punt kwam verleden Don derdag de brand z’n onwelkome stoornis bren gen. Te ongeveer kwart over vieren ’s middags brak brand uit in ’t confectiemagazijn »De Raamskook, gevestigd op den hoek van den steeg van dien naam. naar de Prins Hendrikkade en ig nog al een korte verbinding naar ’t Centraalstation, de Westerviaduct en de De Ruyterkade. Ik herinner me, juist in die buurt, onmiddel lijk bij die steeg, m’n kamer gehad te heb ben, Nieuwendijk 55, drie of vier hoog. Zeven tig treden en dan was je d’r al. Ik weet ook nog heel goed, dat ik me terstond, toen ik daar zou zitten en slapen, ging oriënteeren en de juffrouw me dadelijk uitlegde, hoe ik in geval van brand me zou kunnen redden. Uit ’n raam op een platdak springen en dan was er alle kans om je verder te redden, als ten minste de 70 treden langs de trappen niette nemen waren. Hu, 't was ook in den winter en over de huizen heen zag ik de lichten van ’t stationsplein, maar van die gemakkelijke red ding onderscheidde ik in den donker bedroefd weinig. f Hu, ’k wil maar zeggen, dat ik toch liever daar geen brand met kans op redding, door middel van zoo’n luchtreis, beleven zou. Met een bestuurbaar luchtschip tot je dadelijke be schikking zou ’t nog gaan, maar aangezien deze dingen hier nog geen usance zijn, enfin, de brand is zonder ongelukken afgeloopen. Hoe ’t zoo kwam? Op ’t oogenblik, dat iemand in den winkel ’t gaslicht ontstak, werd op eens een groote vlam zichtbaar, die binnen een paar minuten den geheelen winkel in lichtelaaie zette. (Zooals ik in de «Sneeker Crt.« gelezen heb, heeft ’t gas ook bij u op de druk ste stand, bij den heer Volkers en in de gehee- ie omgeving, heel wat last veroorzaakt!) Op ’t geroep brand! brand! vlogen allen, die in ’t magazijn waren, de straat op. De boven buren, die tijdig gewaarschuwd werden, wisten zich gelukkig ook spoedig in veiligheid te brengen. Intusschen ging ’t vuur winnen in hevigheid, de spiegelruiten sprongen en fel sloeg de vlam uit. Maar brandweer en poli tie waren spoedig ter plaatse. De brandweer kazerne op de De Ruyterkade is niet zoo ver af en ook van Haarlemmerpoort en Prin sengracht kon men spoedig aanwezig zijn. Bovendien is de politie in zoo’n stadsgedeelte altijd nog al goed vertegenwoordigd en zijn de politieposten van Molsteeg, Centraalstation, Warmoesstraat al heel dicht bij. Vlug werd ’t publiek achteruit gedrongen, straat en steegjes af gezet, zoodat de handige brandweermannen, de Vechtwaterstralen gemakkelijk konden rich ten en de vlammenzee tot bedaren brengen. Natuurlijk brandde de winkel zoo ongeveer geheel uit en voegde zich de waterschade bij die, welke het vuur had aangericht. Bij zulke ongevallen is de-politie te paard toch maar heel wat waard. Deze kan beter dan de gewone politie zorgen voor ruim baan en dat is op zoo’n druk punt en dan zoowat in de grootste Sinterklaasdrukte wel noodig. Dit gedeelte van den Nieuwendijk behoort niet tot ’t deftigste gedeelte. Men treft de groote confectie- en andere groote winkelma- gazijnen meer aan in ’t deel, dat dichter bij den Dam ligt. En nu mogen daar ook leelij- ke steegjes zijn, in de buurt van den Schaaps kooi is alles toch veel minder net. Hier is heel wat van ’t allerarmst Amsterdam aan te treffen. Ge weet, dat verleden jaar, toen hier de werke loosheid zulke groote afmetingen had aange nomen en allen de handen in elkaar sloegen om te helpen, waar de nood bij duizenden zoo hoog gestegen was, om ten minste de allerui terste ellende te verhelpen, dat toen telkens optochten van werkeloozen georganiseerd wer den. Van welke zijde die uitgingen kan ieder wel begrijpen. Herhaaldelijk had men toen bot- URANT. o

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1