«IMS- ES ADVERTENTIEBLAD VOOR Sffll ES OMSTREKEN. Inschrijving voor 18 Nationale Militie. De Van Harens. 63e Jaargang. Zaterdag 12 December 1608. No. 100. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 4). Vervolg). Uit ’t vorig artikel kon den lezer duidelijk worden, dat Brunswijk uit eigenbelang de ver nedering van Van Haren kon wenschen. We zullen nu zien, dat'hij er een schoone gelegen heid toe kreeg. Zoolang de Prinses leefde, zegt de heer W. Eekhoff, en Van Haren vriendschap toedroeg, was daartoe geen gelegenheid. Maar kort na haar dood werd er een complot ge smeed om den staatsman te doen vallen. Eg- gerik van Tiddinga, een Groninger edelman en huisvriend van Van Haren, aan wien hij zelfs zijn bevordering tot generaal-majoor had te danken, spande daartoe samen met een kolo nel Van der Dussen, om hem van het staats- tooneel te verwijderen. Met behulp van twee zijner (Van Harens) dochters werd in Febr. 1760 de meest onteerende beschuldiging tegen hem ingebracht, alsof hij zijn eigen dochters zou hebben willen verleiden. Deze helsche sa menspanning, op allerlei wijze verwikkeld, gaf hem aanleiding tot een proces, waarin de schuld van den aangeklaagde niet werd bewezen, doch dat de laaghartigheid zijner vijanden deed uitkomen, evenals de grootmoedigheid van Van Haren en zijn edele vrouw. Doch er was een blaam op hem geworpen en het doel der aanleggers van het complot werd door zijn verwijdering uit Den Haag bereikt. Brunswijk had nu de handen ruim voor zijn heerschzuch- lige oogmerken. Hij bleef Van Haren ook vervolgens vijandig en wordt zelfs voor den aanlegger gehouden van een geheimen aanslag op diens leven en van den brand, welke diens huis te Wolvega in de asch legde. Moet men Eekhoff, de bekende Leeuwar der, gelijk geven, zooals hij dit schrijft in een voorrede voor »De Geuzen*? Zeker is, dat èn zijn voorkomen en zijn dicht werken een laag zinnelijk leven logenstraffen. Maar ook Willem Van Haren vertoont te genspraak tusschen daden en dichtwerken. En wat het voorkomen betreft, dit was steeds in ’t voordeel van al de Van Harens en Onno schijnt daar ruim zijn deel van te hebben ge had. Te oordeelen naar zijn portret te Aken, waarover we reeds schreven, had hij een schrander gelaat met heldere doordringende oogen, eer spotachtig dan zachtmoedig van uitdrukking. Hoog van gestalte was er daarbij iets in zijn voorkomen, dat ontzag inboezemde en op een afstand hield. Men leest omtrent hem in berichten uit de tweede hand, doch van oogge tuigen afkomstig (zie Halbertsma’s Naoogst II, bl. 4 35—436): »De gloed eener blozende ge zondheid lag op zijn krachtig en door de re- gelmatigste trekken gekenmerkt gelaat, zijn doordringend, uitvorschend oog verkondigde een mannelijke en aldurvende ziel. Kloek van gestalte, breed van bouw, deftig in zijne be wegingen, stak hij onder alle zijns gelijken als een koning uit«. En van zijn dichtwerken zegt o. a. Bilder- dijk, dat er bij een volkomen gemis van schoon heden van den tweeden rang zeer veel edels van den eersten tang is op te merken, Doch daarover later. We meenen dus gelijk te hebben met te be weren, dat bij Onno ’t uiterlijk en de dicht- en prozawerken slechts een edel mensch zouden doen veronderstellen. Ook dr. Jan van Vloten wil niet aan Onno’s schuld gelooven en verheft hem tot een mar telaar en »eén edelman onder de ploerten». Maar, zegt Busken Huet, merk ook ’t vol gende op: Gijsbert Karei van Hogendorp (die in 1813 met Van Limburg Styrum en Van der Duyn van Maasdam den strijd voor ’t vaderland legen de Franschen aandurfde) is Onno Zwier BEKENDMAKING. van Haren’s kleinzoon geweest en heeft voor dien grootvader zich levenslang geschaamd. Breedvoerig spreekt hij in ’t eerste deel zijner Gedenkschriften over zijn moeder, doch snijdt, door ’t zorgvuldig verzwijgen van haar meis jesnaam, elke herinnering harer afkomst af. Dit moet te meer treffen, omdat hij aan het bloed van Onno Zwier groote verplichtingen had. Gijsbert Karel’s vader, Willem van Ho gendorp, mede-oprichter van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, was een doorbrenger, die in de slechtste da gen der Oostindische Compagnie, met achter lating van vrouw en kinderen, door protectie naar Batavia kwam, ten einde met een deel van den Indischen buit zoo mogelijk zijn verwoest fortuin te herstellen. Zeker is, dat, toen in 1795 de O. I. Compagnie zieltogende was, Willem van Hogendorp een der voornaamste Indische roofgieren was. »De rol, die hij in Indië gespeeld heeft, is voorzeker elk, die hem kende zoo levendig in ’t geheugen, als zijn boos voornemen om, wanneer hij naar Europa vertrok, ter oorzake van de door hem onder vonden tegenkanting wegens zijn brutale, on matige en roofzieke handelingen in zijn admini stratie op Onrust, door des Prinsen protectie te bewerken, dat zoowel de Gouverneur-gene- raal ais eenige leden der regeering werden gedeporteerd terwijl ’t aan den heer Hooy- man bekende van zijn euvelmoed, dezen bij Willems vertrek van Batavia deed uitroepen: Zoo er een rechtvaardig God in den hemel is, kan die man nimmer aan de Kaap komen En wat is het gevolg geweest van deze ge duchte sententie? Wat kon het anders zijn dan dat een alverslindend element den onwaardige met zijn meest gestolen schatten inzwolg en hem een graf ontzeide naast den minst eerlijke, die de aarde betreedt*. Dus, Willem van H. was geen edel edel man en om onder de Hogendorpen van vroe ger tijd een waardig voorvader te vinden, moet men, al was het geslacht patricisch, zeer hoog opklimmen; en dan nog zoekt men vruchteloos naar sprekende familietrekken. Daarentegen is de overeenkomst tusschen Gijsbert Karei van Hogendorp en zijn grootva der Onno Zwier van Haren treffend. In ge stalte, in gebaren, in hooghartigheid, in onhan delbaarheid, in aangeboren staatsmansgeest, in degelijkheid en veelzijdigheid van kennis, in alle gaven en gebreken van ziel en lichaam was de kleinzoon, met overspringing van één geslacht, gelijk men dit in alle standen bij oude familiën vaak gebeuren ziet, het uitgedrukt beeld van Onno Zwier. En dien grootvader heeft hij, ofschoon Bilderdijk en Feith den roem zijner Geuzen hadden doen herleven, of schoon J. M. Kemper hem een eerbiedige re devoering wijdde, ofschoon hij bij zijn leven met voorbeeldige trouw en v peering het Huis van Oranje aanhing, stelst 'matig verloo chend. Dat G. K. van Hogendorp, die in geest, verstand en karakter alles van zijn grootvader en niets van zijn vader te erven had, juist den naam Van Haren tracht weg te doezelen, dit drukt zwaar op de heugenis van Onno Zwier. Toen Onno ’t hoogst in aanzien stond kwam de débacle. Met tien kinderen gezegend, had hij in 1758 zijn oudste dochter ten huwelijk gegeven aan J. A. van Sandick, een Neder lander met Westindisch bloed in de aderen, die door Van Harens voorspraak en invloed een paar betrekkingen kreeg. Het volgende jaar werd een andere dochter ten huwelijk gevraagd door Willem van Hogendorp, wiens vader lid was der Rotterdamsche vroedschap en meermalen aldaar burgemeester. Reeds waren mr. Willem van Hogendorp en freule Caroline Wilhelmine van Haren bruidegom en bruid, reeds waren de geboden van het huwe lijk driemaal in Friesland en tweemaal in Den I t- 4 rator woonplaats binnen het Rijk. Art, 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden in geschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemeester en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrij ving moet geschieden, aan te geven tusschen den Isten en den 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hier na in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moe der of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woon plaats heeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten isof indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hijdie door de bestuurders, in art. 22 vermeld ter in schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troe pen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander daartoe schrif telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt opnieuw ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft; 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den Isten Januari van het jaar vol gende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijneof hare woonplaats binnen het Rijk, in, het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft 3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levens jaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo. omschreven gevallen ver keert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft 5o. ieder mannelijk meerderjarige; die na den Isten Janu ari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de 1 levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is gewor den, zoo hij in een der hierboven onder 4o. omschreven ge vallen verkeert; 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en artikel 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de verplich ting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter in schrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrij gen of, werd bij vroeger reeds ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woon plaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Bur gemeester en Wethouders verder bekend, dat op WOENS DAG den 6en JANUARI 1909, ten Gemeentehuize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehouden tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Nederlanders en ingezetenen, die op den Isten Januari 1909 hun 19e jaar waren ingetre den en die alzoo geboren zijn in 1890. Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer ge meente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s namiddags 1 uur. Sneek, den 8 December 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. J. de HOOP, Burgemeester. JAC. van deb LAAN, Secretaris, BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Sneek, Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no. 212 van 1901 Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II dier wet, handelende over de inschrijving voor de Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder anderen het navol gende is bepaald Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België verblijf houdt, 2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitschè Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander, zoo hij op den Isten Januari van het jaar het 19e levens jaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hier boven onder 4o. A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige niet-Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar overlijden in het hierboven onder a omschreven geval ver keerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten 's lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het be paalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B ge houden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14. De inschrijving geschiedt: lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo. zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woon plaats van vader, moeder of voogd zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft, en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente waar hij verblijf houdt zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de ge meente Amsterdam; zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge meente Rotterdam 2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.i zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duit sche Rijk, in de gemeente Amsterdam is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam', 3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de ge meente Amsterdam zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam 4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., indien hij minderjarig is zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder Aó omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft; is de woonplaats van dezen buiten ’s lands, dan ge schiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde zin snede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar hij ver bluf houdt, B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., in dien hij meerderjarig is: in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aange wezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den Isten Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrij ving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in net Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewjjst te be- hooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2o. hij, die bewjjst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woon plaats te hebben, al heeft gjju vader, moeder, voogd of cu-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1