ft
NIEUWS- ES APVERTE3T1EBLA»
HUIK WEE ES ÜB8TREEES.
ƒ1.50
BLOOKER'S
CACAO,
een zuiver poeder van cacao.
NOOIT LOS verkrijgbaar.
-f'
Hoe Bnilolf jlM bal kwam.
De Van Harens.
63e’ Jaargang.
Zaterdag 19 December 1908.
No. 102.
DAALDERS
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
Wordt vervolgd.
—o—
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Geen wonder dit is immers het huis van mijn oom,
den commissaris van politie. Haastig verklaarde de
assessor zijn oom, welk een vergissing hier was begaan.
Een fatale misgreep, zei de commissaris van politie
verdrietig, maar het is onze schuld niet. Hoe drommel
komt zijn portret bij het signalement
Zijn portret vroeg Stoltz verbaasd.
Ja hier is de courant.
De assessor nam het blad en schrikte. Verwenschte
ezel van een bode 1 Jou portret. Rudolf, lag op mijn
schrijftafel hij heeft het verkee. ’e genomen en bij
het signalement gevoegd.
Arno, zei de commissaris lachend, ik vrees dat jij
zelf de voornaamste schuldige bent. Wees blij, dat
het slachtoffer je vriend is, anders Maar allereerst
dient hem voldoening te worden gegeven.
En in woorden, waaruit oprecht leedwezen over het
gebeurde sprak, verklaarde hij Rudolf vrij en voegde
bij deze verklaring tevens een uitnoodiging voor het
bal, wat door de verheugde Olga met zooveel voorko
mendheid werd ondersteund, dat Rudolf het gaarne
aannam. Zeer spoedig had hij alle leed vergeten en
terwijl hij met het schoone meisje danste, gevoelde hij
zich al in den zevenden hemel en lachte met de ande
ren mee over zijn avontuur.
Nog denzelfden avond meldde een telegram dat de
ware dief in Hamburg was gearresteerd.
Toen Rudolf zich eenigen tijd later met Olga ver
loofde, dronk hij op de gezondheid van den assessor
en verklaarde, dat deze door zijn onvoorzichtigheid de
grondvester was geworden van zijn geluk.
Want, eindigde hij, had de politie mijn signalement
niet bekend gemaakt, dan was ik niet op het bal van
je oom gekomen.
Waar je inderdaad een dief bent geworden, vulde de
assessor aan, want je hebt het hart van zijn dochter
gestolen
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
is de prijs van een BUS
inhoudende twee pond
nieuwsgierig. Dat is werkelijk een fijne vogel.
Puffke meesmuilde tevreden.
Den dief Vogt, mijnheer de inspecteur.
De inspecteur zette groote oogen op.
Hem Drommels, kerel, dan ben je 500 mark rijker.
Er is immers een belooning van 500 mark uitgeloofd.
Maar is het wel de rechte.
Vergelijk hem maar met dit portret.
Waarachtig als twee druppels water.
Rudolf nam nu het woord en beweerde dat hij Hor
witz zelf, de zoon van den bestolene, was en hier eene
vergissing in het spel moest zijn.
Wat, de zoon van den bestolene zelven riep de
inspecteur ongeloovig. Hoe komt je portret dan bij
het signalement
Ja, dat weet en begrijp ik niet.
Welnu, heb je dan papieren bij je, waarmee je kunt
bewijzen wie je bent Rudolf schudde het hoofd. Hij
had er geen.
Heb je reeds bij hem naar het geld gezocht, Puffke
Dat was nog niet gebeurd. De arme drommel en
zijn koffer werden aan een nauwkeurig onderzoek on
derworpen.
Men vond 3000 mark aan goud en bankpapier.
Dat is mijn reisgeld, zeide Rudolf.
We weten er alles van het andere heb je verbor
gen. Een kostelijke vangst; dat moet ik dadelijk aan
den commissaris van politie mededeelen.
Hij telefoneerde. De commissaris antwoordde langs
denzelfden weg, dat men den gevangene onder veilig
geleide naar zijn woning moest brengen. Hij wilde
hem dadelijk ondervragen. Natuurlijk haastte de in
specteur zich aan het bevel van zijn superieur te
voldoen.
5). Vervolg).
Het eene afschrift van Onno Zwier werd,
geborgen in een ijzeren kistje met drie slo
ten, door den ouden heer Van Hogendorp, het
andere, insgelijks in een ijzeren kistje of kof
fertje, gesloten op dezelfde wijze, door Van
Sandick a deposito genomen, terwijl Hogen
dorp, Sandick en Van der Dussen, bij onder-
handsche oirkonde, elk in het bezit werden
gesteld van één der sleutels, te zamen behoo-
rende tot de aan beide kistjes bevestigde
sloten.
Dit had plaats op den 17 April. Intusschen was
Onno Zwier, daags na het onderteekenen der
door hem opgemaakte akte, uit Den Haag naar
Brussel vertrokken, waar zijn oudere broeder
Willem destijds de Republiek vertegenwoordig
de bij de Oostenrij ksche Nederlanden. Freule
Caroline’s huwelijk met den jongen Hogendorp
ging door. Willem van Haren deed wat hij
kon, in brieven naar Den Haag, om de betee-
kenis der door Onno afgegeven schuldbelijde
nis te temperen; doch te vergeefs. Onno Zwier
verliet Brussel, bracht eenigen tijd op Wil
lems buitengoed in Noord-Brabant door, ver
trok van daar naar Friesland en zou, had hij
weerstand weten te bieden aan de verzoeking,
Het huis van den commissaris van po litie was hel
der verlicht. Puffke schoof den gevangene, dien hij
weer aan den riem hield, een prachtig geverfde trap
op naar de eerste verdieping. Een dienstmeisje open
de de deur.
Neen, maar dat is zeker de spitsboefzeide ze en
trad achteruit, ’t Lijkt anders een heel knap mensch.
Dacht je dan, dat hij er moest uitzien als een roo-
vernoofdman schertste de agent.
Het meisje bracht hen in een kleine kamer, waar
de tonen van een wals tot hen doordrongen.
Wordt hier hedenavond een bal gegeven, vroeg de
agent
Het dienstmeisje antwoordde toestemmend en ver
wijderde zich.
Tien minuten later keerde zij terug met een glas
punch en verscheiden stukken gebak op een presen
teerblad.
Dat is voor jou, agent, op last van meneer
den commissaris.
Nog had zij de kamer niet weer verlaten toen een
schoone jonge dame in een zeer elegant baltoilet bin
nentrad, die eveneens een presenteerblad met punch
en gebak droeg.
Hier, Elise, hier is ook wat voor den gevangene, de
arme drommel moet
Verder kwam zij niet. Zij gaf een gil en liet het
blad vallen met alles, wat er op stond. Zij had den
gevangene aangezien en haar reisgenoot uit den
trein herkend. Dadelijk deed deze zonderlinge ont
dekking in den kring der gasten de ronde en allen
haastten zich naar het vertrek, waar Rudolf zich be
vond, om hem te kijken.
Op dit oogenblik drong iemand onstuimig door den
kring der nieuwsgierigen en een verschrikte stem riep:
Rudolf maar dat ben jij immers Om ’s he
mels wil, hoe kom je hier
Rudolf herademde. Dat was de stem van den assessor.
Gelukkig, jij kunt verklaren, wie ik ben, riep
hjj opspringend. Wat wonder brengt jou hier
wijk op de hand van Onno Zwier geweest was,
noch deze Van der Dussen, noch de andere, van
Harens zwager, iets tegen hem zouden hebben
uitgericht. Maar nu kwam juist de haat van
den machtigen »Dikken Hertog< bij de af
gunst der zwagers van Van Haren. Deze laat
ste beweert in zijn Deductiën, dat zijn onver
moeide werkzaamheid, zijn toewijding aan de
publieke zaak, en de toon van gezag, dien hij
aan dat gevoel ontleende, zijn schoonzoon
Van Sandick en zijn aanstaande schoonzoon
Willem van Hogendorp tegen de borst zijn
geweest en deze heeren den naam hunner
eigen vrouwen niet te goed hebben geacht,
om zich van hare getuigenis als een middel
tot wraakoefening tegen den gehaten schoon
vader te bedienen. Men mag dit als zeer
waarschijnlijk aannemen.
Maar wat Van Haren in diezelfde Deduc
tiën (verweerschriften) beweert, dat hij de be
kentenissen schreef en onderteekende, om der
wille van vrouw, kinderen en familie, dat
mag men toch wel als onmogelijk aannemen.
En had Van Haren in zijn Deductiën nu
maar één argument, dat werkelijk als bewijs
zijner onschuld kan dienen. Maar dat is er
niet in te vinden.
Wanneer hij al schrijft:
I De Deducent zag het papier (hetwelk de
kolonel Van der Dussen hem wilde doen over
schrijven en door zijn handteekening bekrach
tigen) in, doorliep het, wierp het, met de in-
dignatie en verachting, die het verdiende, op
zijn lessenaar, en verzocht den kolonel Van der
Dussen om ’s anderen daags eens weder te
komen.
Na zijn vertrek begonnen de Deducent en
zijn vrouw, doodelijk bedroefd van te zien tot
welke extremiteiten hunne eigene kinderen en
derzelver Godvergeten raadslieden hen wilden
brengen, te overleggen wat conduite aan hen
nu paste, of noodzakelijk was om een schrik
kelijk publiek éclat voor te komen, hetgene,
zonder een buitengewone toegevendheid van
hunnen kant onvermijdelijk was.
De Deducent zag wel, dat dit geschrift on
zinnig, absurd en contradictoir was, maar
waar is een teerhartig vader al niet toe in
staat, om drie kinderen te behouden.
Hierbij kwam, dat des Deducents vrouw, met
de koorts op hare bleeke lippen, ziek, zwak,
doodelijk ontsteld, en als verwilderd, zich voor
de knieën van haar man smeet, en met gevou
wen handen en schreiende oogen, om alles
wat hem lief was, om haar die zij wist zijn
liefste schat op aarde te zijn, om haar verstand,
om haar leven te behouden, om Gods wil bad
en smeekte, van na te schrijven en te teeke-
nen al wat men wou, want dat zij bij geen
mogelijkheid langer gezonde hersenen en het
leven kon behouden; tegelijk met de gedurige
verbeelding van drie onteerde kinderen, een
vermoord man, schoonzoons door beulshanden
op ’t schavot gestraft en zeven ongelukkige
kinderen door oneindige processen in uiterste
armoede gedompeld (Vul zoo nog eenige
pagina’s)
Na zeven uur kwamen de heeren Van der
Dussen en De Roy en de Deducent, na twin
tigmaal en meer te hebben geprotesteerd, na
twintigmaal de pen te hebben neergesmeten en
van ’t papier weggegaan te zijn, telkens weer
door Van der Dussen bij’tzelve teruggebracht,
teekende de Deducent eindelijk alles wat
hij eerst gecopiëerd had.
Wanneer hij dit schrijft, begint men juist
aan zijn schuld te gelooven. Een man van
de kracht, geestelijk en lichamelijk, verstande
lijk en stoffelijk, als Van Haren, zou die zoo
iets teekenen, als’t niet geheel waar was?
De Staten van Friesland deden nog een flau
we poging om hem te redden, maar Onno
Zwier van Haren trok zich voor goed terug.
Doch genoeg in deze narigheden geroerd.
Laten we in een volgend artikel nog zien, hoe
deze man, even als zijn broeder Willemals
schrijver, maar vooral als dichter een groote
en reine natuur had. Zoodat men bij geen
van beide uit de dichtwerken ’t karakter en de
ziel kan verklaren.
Laten we van zijn vrouw nog zeggen, dat
zij in haar tijd een beroemde schoonheid was.
Nog op haar 40e jaar, omringd dooreen acht
tal spruiten, zag zij er uit als een jong meisje,
een bijzonderheid waarop Onno zinspeelt, als
hij in »de Geuzen* bij ’t aanroepen van Ade-
leide’s naam, van zijn oogen zegt (O. Z. was
toen 63 jaar en Adeleide 58 jaar):
Zij zien wel niet de frissche wangen,
Daar roos en lelie voor verdween;
Daar, bij de schoonheid, jeugd gevangen,
En veertig jaar gekeetend scheen.
(Slot).
Niet lang zou Rudolf in het onzekere verkeeren. De
agent trad plotseling op hem toe en vroeg hem
Kent u dat terwijl hij hem de courant voor hield.
Rudolf deinsde onthutst achteruit. Het was zijn
eigen portret, dat hij zag. Hoe drommel kwam dat
in de courant
Dat ben ik immers
Nietwaar, u herkent u zelf
Zeker er is geen twijfel maar hoe komt
mijn portret daar
Op een heel eenvoudige manier. Het is de illu
stratie bij een signalement het is het portret van
den bedrieger Vogt uit L., die er met 50,000 mark
van de firma Horwitz vandoor is gegaan.
Mijnheer stoof Rudolf op. Ik ben Rudolf
Horwitz zelf
De man in uniform lachte luidkeels.
Ik dacht wel, dat er zoo iets zou komen. En
omdat u Horwitz heet, staat uw portret in de courant
als dat van den kassier Vogt? Of bent u misschien
toevallig zijn dubbelganger?
Wat Rudolf ook in het midden bracht, het hielp niet,
hij moest mee naar het politiebureau. Van schaamte
had hij wel in den grond willen verdwijnen! In de
rechterhand torste hjj zijn koffertje, om zijn linker had
de agent een riem geslagen, waarvan hij het andere
eind vasthield. Alle menschen bleven staan om den
agent en diens arrestant na te kijken. En zooiets
moest den zoon van een der rijkste fabrikanten over
komen
Wie breng je daar, Puffke? vroeg de inspecteur
door onderwerping en vastberadenheid het
ruchtbaar worden zijner fout hebben kunnen
voorkomen.
Doch, overmoedig in het besef zijner onbe
twistbare verstandelijke meerderheid, geprik
keld door de gedachte dat nietelingen als die
schoonzoons en hun aanhang zijne carrière
hadden verbroken, nog niet geleerd hebbende
dat ongelukken, gelijk hij in »De Geuzen* het
naderhand fraai gezegd en in een brief aan een
zoon duidelijk uiteengezet heeft:
dat ongelukken,
Die.leeren onder God te bukken,
Bewijzen Zijner goedheid zijn,
werd hij te rade, ondanks zijn plechtig gege
ven woord, en, onder voorwendsel der ver
nieuwing van zijn mandaat door de Staten
van Friesland, keerde hij in het begin van
1761 naar Den Haag terug om weder zitting
te gaan nemen in de Staten-Generaal.
Toen barstte de bom. De kolonel Van der
Dussen deed den hertog van Brunswijk, voogd
van Prins Willem V en feitelijk regent der
Vereenigde Provinciën, mededeeling van de
door Onno Zwier onderteekende acte; de hertog
gaf er kennis van aan den raadpensionaris
Steyn; en deze, op des hertogs verzoek, aan
de in een geheim besogne ad hoe vereenigde
Gedeputeerden van Hunne Hoogmogenden.
Deze eigenzinnige verschijning van Onno
Zwier in de Staten-Generaal op 15 April 1761
was uit een wereldsch oogpunt een even groote
misdaad als die waaraan hij zich in de akte van
18 Februari 1760 schuldig bekende. De strijd
tusschen vader en dochters en familie was een
privaat, het schenden der gedane belofte een
publiek schandaal. En het kan niet verwon
deren, dat de Staten, eenmaal van den waren
stand der zaken door den hertog van Bruns
wijk onderricht, tot het besluit kwamen,
gelijk zij in hun geheim besogne van 28 April
1761 werkelijk deden, dat zoo lang Onno
Zwier van Haren zich niet gezuiverd had, hij
in hunne vergadering geen zitting meer behoor
de te nemen.
De eenige persoon van groot gewicht, die
in deze zaak geacht kan worden door een
particuliere veete tegen Onno Zwier gedreven
te zijn, is natuurlijk de hertog van Brunswijk.
Ge zoudt zeggen: En kolonel Van der Dus
sen dan?
Ons dunkt, dat, zoo de hertog van Bruns-
RCOURANT