NUT WS- EN fllVEKTfflMLlIl
IMR Sffi M ÜKTHEkEI
tairiiw vuor ao Nationale Militie.'
Nieuwjaarsgroeten.
De Van Harens.
63e Jaargang.
Woensdag 30’December 1908.
No. 104.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Op NIEUWJAARS
DAG wordt dit blad, inplaats
van 7s avonds, ’s morgens be
zorgd,
10
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte,.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
BEKENDMAKING.
I
I
Zij, die een NIEUWJAARSGROET
aan familie, vrienden, kennissen of begunsti
gers wenschen te plaatsen in ons blad, dat op
1 Januari verschijnt, worden beleefd uitgenoo-
digd hunne opgaven vroegtijdig in te zenden,
uiterlijk tot DONDERDAGMORGEN a.s.
uur.
De prijs is 25 cent per advertentie.
DE UITGEVER.
zonder dat één, twee en dikwijls meer men-
schen flauw uit de kerk werden gedragen, in
dien staat gebracht niet door eenige onzekere,
maar door een bekende en gedecideerde cada-
vereuse reuk.
En Uw WelEerwaarde begrijpt ligt, dat
lieden sedert eene eeuw aan dit agrement ge
woon, gelijk mede aan de gezellin van het
zelve, de Rotkoorts, die alle jaren zonder excep
tie te Leeuwarden heerscht, aan alle die voor-
deelen niet zullen renuntiëeren op een bloote
redeneering, alleen op de gezonde rede ge
grond
Onno Zwier’s proeven voor het tooneel,
zoowel Pietje en Agnietjen als Agon en Wil
lem de Eerste, werden kort na haar verschijnen
gespeeld.
Van Willem de Eerste kan men zeggen:
Er zijn fraaie partijen, een menigte kernspreu
ken, vooral ook tal van eigen blikken in de
vaderlandsche geschiedenis, maar er is te wei
nig handeling.
Pietje en Agnietjen of de doos van Pando
ra werd in 1778 geschreven ter gelegenheid
van het naderend tweede eeuwfeest der Unie
van Utrecht. Bilderdijk noemt ’t stuk een
tooneelmijmering.
In ’t eerste bedrijf verbeeldt 't tooneel een
beeldhouwers-atelier. Het marmeren beeld van
Pandora staat op den achtergrond. Op ’s kun
stenaars gebed verschijnen Mercurius, Jupiter
en Cupido, die den zielewensch van Prome
theus (zoo heet de beeldhouwer) vervullen en
het marmeren beeld bezielen. Cupido roert
met zijn toorts de borst van Pandora aan
en Pandora leeft. Jupiter schenkt haar een
doos, en Mercurius den wijzen raad, die nimmer
te openen.
In ’t 2e bedrijf stelt het tooneel een vrien
delijk dorp in een aangename vlakte voor.
Mercurius verschijnt in de gedaante van Lie-
reman en belooft allerlei liedjes te zullen zin
gen op de bruiloft van Pietje en Agnietje,
die heden zal gehouden worden. Pietje, een
jonge boerenknaap, en Agnietje, een der meis
jes van het dorp, zijn toonbeelden van eenvoud
en goede trouw. Dit zijn vooralsnog ook
al de andere dorpelingen: Agnietje’s moeder,
haar tante Stijntje, haar nichtje Aagje, zekere
Jan de Voerman en Kees Slimmert, een boer.
Geen jaloezie, geen eigenbaat, geen dubbelhar
tigheid, worden onder hen gevonden; ook
geen ziekte, maar enkel gezondheid en liefde.
Doch Pandora, die een van Agnietjes vrien
dinnetjes is en haar een aandenken in de
huishouding wil geven, meent niet beter te
kunnen doen, dan te putten uit de doos, die
Jupiter haar schonk. Zij opent haar en »o
hemelk roepen allen. Want daar knallen
donderslagen; daar vluchten de beelden der
goede trouw en der eenvoudigheid, die den
achtergrond van het tooneel versierden, daar
vliegen uit Pandora’s noodlottige doos allerlei
gedrochten. De verslagenheid is algemeen;
elk zoekt een goed heenkomen; alleen het
beeld van Astrea, de rechtvaardigheid, blijft
over.
In het 3e en 4e bedrijf aanschouwt men de
booze vruchten van Pandora’s onvoorzichtig
heid; de vruchten tevens eener valsche maat
schappelijke ontwikkeling. Aaltje Reiniers, de
moeder van Agnietje, heelt het schrikkelijk op
de borst gekregen niet alleen, en kucht en
kucht, maar zij wil ook het voorgenomen hu
welijk hater dochter met den boerenknaap te
niet doen. Zij heeft in Jan de Voerman, die in-
tusschen een mijnheer en rijk geworden is,
eene betere partij (zegt ze) voor Agnietje ge
vonden. Onderwijl is tante Stijntje veranderd
in een oude kokette en noemt zich juffrouw
Steverina; tevens speculeert zij op een huwe
lijk met mijnheer De Slimmert, voorheen boer
6). Vervolg)
Dat er kern zat in Onno Zwier bewijzen
niet alleen zijn gedichten. Ook uit zijn proza
zouden we gedeelten willen aanhalen, die dat
aantoonen.
Neem ’t volgende, getuigende van wat Bus-
ken Huet noemt iets stil-satirieks, met diepzin
nigheid en belezenheid gepaard:
(Brief aan predikantlater professor Te
Water:)
Uw Wel Eerwaarde’s allervriendelijkste laat
ste had eerder moeten beantwoord worden;
en ik zou dien plicht ook eerder voldaan heb
ben, zoo de verafgelegenheid van Wolvega
van groote steden niet was geweest de oor
zaak, dat ik niet vóór laatstleden Zaterdag het
vierde deel van de verhandelingen van het
Zeeuwsch genootschap heb mogen ontvangen.
Ik heb aanstonds Uw Weleerwaarde’s werk
(Te Water had ’t over 't begraven in steden
en kerken; destijds een actueel onderwerp,)
in hetzelve gezocht, gevonden en, volgens mij
ne verwachting, met het uiterste genoegen ge
lezen; waarna ik het tot onderwijs heb aanbe
volen aan die van mijn familie, die hunne le
dige uren aan lezing besteden.
Maar niettegenstaande de gezonde rede, die
er in blinkt, de menschlievendheid, die er in
doorstraalt, de studie, welke er in praalt, en de
kracht en zenuw van oorzaken in weinig
woorden, in een tijd dat de meeste heden-
daagsche voortbrengselen in vele woorden wei
nig zeggen; niettegenstaande dit alles vrees
ik, dat er twee groote steden zijn, alwaar Uw
Wel Eerwaarde’s wijze aanmaning van weinig
uitwerking zal wezen. De eerste is Lima, in
Peru. Dit augureer ik, omdat Frezier, die er
in ’t begin van deze eeuw is geweest, verhaalt
dat ten tijde van zijn aanwezen aldaar twee
particulieren ieder 24.000 gld. aan de Paters
Augustijnen gaven, om in hunne kerk begra
ven te worden. Men kan, ’t is waar, lachen
om die twee particulieren, maar men moet van
kwaad humeur zijn om kwalijk te nemen, dat
de Paters Augustijnen anders denken als Uw
WelEerwaarde in dezen. De tweede stad is
Leeuwarden, in Friesland, alwaar, zoolang mij
met eenige kennis heugt, dat is sedert vrij
meer dan 50 jaar, nooit in den zomer in de
Westerkerk (vooral’s middags) werd gepredikt Kees, nu een man van gewicht. Aagje heet
'l
toepassing van het be-
en Wethouders voornoemd,
P. J. de HOOP, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
en WETHOUDERS der Gemeente
J
'levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in
den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en
artikel 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de
inschrijving opnieuw moet geschieden en van de verplich
ting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter in
schrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en
de laatste vijf zinsneden van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter Inschrijving opnieuw van
hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden
ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrij
gen of, werd hij vroeger reeds ingeschreven doch van het
register afgevoerd, na het terug erlangen van het Neder
landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging
van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woon
plaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende de
lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van
dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig oents en ten
hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16,
18 en 22.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Bur
gemeester en Wethouders verder bekend, dat op WOENS
DAG den 6en JANUARI 1909, ten Gemeentehuize alhier
eene bijzondere zitting zal worden gehouden tot inschrijving
der bovenbedoelde mannelijke Nederlanders en ingezetenen,
die op den Isten Januari 1909 hun 19e jaar waren ingetre
den en die alzoo geboren zijn in 1890.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer ge
meente kan geschieden van 's morgens 9 tot ’s namiddags
1 uur.
Sneek, den 18 December 1908.
Burgemeester
BURGEMEESTER
Sneek,
Gelet op art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad no. 212
van 1901
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II dier
wet, handelende over de inschrijving voor de Militie en
Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder anderen het navol
gende is bepaald
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in
het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
woonplaats heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander,
zoo hij op den Isten Januari van het jaar het 19e levens
jaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art, 15
omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hier
boven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderjarige
niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woon
plaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen gehad heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar
overlijden in het hierboven onder a omschreven geval ver
keerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze
buiten ’s lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en van wien niet bekend is dat hij een voogd heelt, indien
hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het
Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het be
paalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is
in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt
voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B ge
houden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedt
lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder
of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woon
plaats van vader, moeder of voogd
zoo hij binnen het rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, ouder
loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft, en
het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente
waar hij verblijf houdt;
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de ge
meente Amsterdam;
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge
meente Rotterdam
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen
het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder
of voogd;
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duit-
sche Rijk, in de gemeente Amsterdam
is zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam'.,
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente
zijner woonplaats
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijkin de ge
meente Amsterdam
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de
gemeente Rotterdam
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o.,
indien hij minderjarig is
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van
dat artikel onder A<z omschreven, in de gemeente waar zijn
vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder Kb
omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats
heeft; is de woonplaats van dezen buiten ’s lands, dan ge
schiedt- de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige
verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in évenbedoelde zin
snede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar hij ver
blijf houdt,
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., in
dien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aange
wezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats
gevestigd is of was op den Isten Januari van het jaar, vol
gende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e
levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrij
ving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens
verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in net Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België.
Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te be-
hooren tot een staat, waar de Nederlanders niet aan den
verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien
van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woon
plaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of cu
rator woonplaats binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden in
geschreven, is verplicht zich daartoe bij burgemeester en
wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrij
ving moet geschieden, aan te geven tusschen den Isten en
den 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in
schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hier
na in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting
tot het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder
of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder eurateele
gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moe
der of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woon
plaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge
maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend
op den in te schrijven minderjarige
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats
heeft,
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht
missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten isof
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader
of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd
heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld ter in
schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de
zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder
begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troe
pen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht
is, kan de aangifte geschieden door een ander daartoe schrif-
telijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en
wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken,
wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of
wordt opnieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den
Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18e levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd na den Isten Januari van het jaar vol
gende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar
volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar
zijne ol hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk Belgie gevestigd heeft;
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levens
jaar volbracht, en vóór het intreden van' het 21ste levens
jaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo
hij in een der hierboven onder lo. omschreven gevallen ver
keert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een
der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den
Isten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats
verkregen heeft;
Öo. ieder mannelijk meerderjarige; die na den Isten Janu
ari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is gewor
den, zoo hij in een der hierboven onder 4o. omschreven ge
vallen verkeert;
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den Isten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e