MMS- KI IDTOEJiTIEBLW
FWR WEI El <HISÏUEkE\.
DE WERELD GAAT VOORUIT.
J
De Verdenking.
64e Jaargang.
Zaterdag 23 Januari 1909.
No. 7.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
enz.
t
Neem
1
aan-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ons land «alge-
en vrouwen» het
’de
'00
t
e
s
d
e
lis,
ik-
be-
in-
Ite
bij
’de
1
m
;n
)r
Ie
n
3-
;e
ie
TWEEDE HOOFDSTUK.
De gepensionneerde luitenant Zier woonde reeds
sedert jaren te Wilmersdorf, zoowel om de geringe
drukte als om het minder dure leven.
Van jaar tot jaar breidde zich deze plaats uit, zoodat
heteindelijk een belangrijke voorstad van Berlijn werd;
overal zag men fraaie villa’s, die in de laatste jaren
verrezen waren. Het kleine tuinmanshuis, waarvan de
luitenant drie kamers in huur had, werd aan beide zij
den begrensd door mooie villa’s met schoone bloemen
tuinen, zoodat het lieve huisje met zijn kleinen moestuin
en boomgaard wel wat onbeduidend voorkwam, al
maakte het geen onvriandelijken indruk.
Mijnheer Zier was reeds vele jaren weduwnaar; zijn
vrouw had de geboorte hunner dochter niet lang over-
betere geneeskundige verzor-
we ver verwijderd van den
kon
leefd. Sedert werd zijn huishouding bestuurd door
zijn eenige jaren oudere, nog ongehuwde zuster Con
stance, die zijn dochter Valentine met moederlijke
zorgvuldigheid opvoedde.
Korten tijd, nadat zij tot lidmaat der kerk was
genomen, had Valentine het vaderlijk huis verlaten,
om zelve haar onderhoud te verdienen als helpster in
de huishouding of als gezelschapsjuffer bij burgerlijke
of adellijke familiën. Zij wilde haar vader niet langer
bezwaren! Tante Constance kon den zieke wel verple
gen en bovendien voor de huishouding zorgen.
Vader en dochter hielden innig veel van elkander;
het scheiden viel hun zwaar, doch zij brachten dit
offer, wegens de dringende omstandigheden, en omdat
de oude tante, die beider dankbaarheid wel verdiend
had, geen ander onderkomen had kunnen vinden.
Mijnheer Zier was een veelzijdig ontwikkeld man,
maar in den laatsten tijd was hij knorrig en stoof hij
spoedig op. Een hartziekte, die hij uit een ernstigen
aanval van rheumatiek in de gewrichten had gehou
den, noodzaakte hem op nog jeugdigen leeftijd tot het
verlaten van een loopbaan, die hij met voorliefde ge
kozen had. Naderhand schreef hij met veel bijval
artikelen over oorlogszaken, maar de daaraan verbon
den inspanning kon hij niet verdragen, en daarom had
hij ook deze bezigheid laten varen. Zoo leidde de be-
klagenswaardige man nu een eenzaam, treurig leven.
De eenige gast, die hem nu en dan kwam opzoeken,
was een achterneef van zijn overleden vrouw, die voor
eenige maanden uit Amerika was teruggekeerd, waar
hij geruimen tijd gewoond had. Zijn eenige vreugd
was zijn dochter, en het deed hem voor alles goed,
zoo deze voor langeren of korteren tijd bij hem kwam.
Zoo dacht hij ook nu, daar zijn dochter voor eenige
dagen bij hem te logeeren was gekomen.
Valentine wist dat haar vaders leven als aan een
wet gelijk staat met den man;
het recht heeft om te kiezen
kozen te worden.
Is ’t vreemd, dat daarom in
meen kiesrecht voor mannen
shibboleth is voor meer dan eene staatkundige
partij?
Neem verschillende sociale wetten!
meerdere sociale strevingeri!
Ge herinnert u allen nog, hoe, bij de op
komst der socialistische partij, toen F. Domela
zijden draad hing, en had hem daarom de waarheid
niet durven bekennen; voorloopig had zij haar toevlucht
genomen tot een leugentje en gezegd, dat zij van me
vrouw Rechling acht dagen vrij had gekregen. Daarin
lag niets onwaarschijnlijks, want mevrouw had haar
reeds meermalen toegestaan eenige dagen bij haar va
der door te brengen, wanneer zij zelve met haar zoon
op reis was.
Mijnheer Zier zat in de ruime kamer, die als salon,
woon- en eetkamer diende, en waarvan de meubelen,
ofschoon netjes onderhouden, van veeljarigen d'enst ge
tuigden. Hij zat in een met leer overtrokken leuning
stoel bij den haard, die slechts weinig warmte ver
spreidde, ofschoon buiten een snijdende noordoosten
wind blies, die ook zijn weg door de kieren van het
half vermolmde venster wist te vinden.
De luitenant had een lange, magere gestalte en in
gevallen trekken, die vroeger schoon geweest waren
en waaruit nu nog veel verstand sprak. Op de magere
kaken lag een hectische roode kleur, in de grijze oogen
flikkerde een onrustig vuur, dat verried hoe de geest
van dezen man nog immer streed tegen de zwakheid
van zijn lichaam.
Zijn stijve ledematen waren gehuld in een grijze ka
merjapon, een huismutsje bedekte zijn grijze haren en
een deel van zijn hoog kaal voorhoofd. Kussens en
dekens dienden om hem te steunen en te verwarmen.
Aan het andere einde van het vertrek zat Valentine.
Zij droeg een grijswollen japon met nauwsluitenden
hals; hoe eenvoudig dit kleedingstuk ook was, het
deed de fijne onberispelijke figuur van het meisje aller-
voordeeligst uitkomen. Zij zat met den rug naar het
venster gekeerd, en terwijl de Februari-zon nu en dan
door de wolken brak, scheen die haar lokken met gou
den vonkjes te bestrooien.
(Wordt vervolgd).
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Met deze woorden trok mevrouw Rechling zich in
haar kamer terug en Koenraad, die den volgenden
morgen wegens zaken naar Zeckta terugging, kreeg
haar niet meer te zien. Zij liet hem door Hendrik
zeggen, dat zij bleef bij hetgeen ze gezegd had, dat hij
terug kon komen als hij die bedelaarster uit zijn hoofd
had gezet.
Nog denzelfden avond was Koenraad naar Wilmers
dorf gereden. Hij wilde den heer Zier spreken, zijn
dochter ten huwelijk vragen en de verloving onmid
dellijk bekend maken.
Valentine bezwoer hem echter van dit voornemen
af te zien, niet alleen om zijn moeder niet tot het
uiterste te brengen, maar ook ter wille van haar vader,
wiens hartziekte thans zoo verergerd was dat elke
aandoening voor hem noodlottig kon worden.
Er bleef den jonkman dus niets over, dan met zijn
geliefde den eed van onwankelbare trouw te hernieu
wen en te Zeckta den verderen loop der dingen af te
wachten.
heeft gemaakt, dat niet meer, als vroeger, de
winter het doode getijde is. Voorheen leefde
de mensch als de natuur. In den zomer over
vloed, waarvan gespaard moest worden voor
flen winter, die niets of bijna niets opleverde.
Men was als de bijen, als de mieren, die in den
zomer honig vergaren om in den winter niet
van gebrek om te komen.
Maar nu, wel is voor den buitenman ’t oude
verschil grootendeels blijven bestaan, wel
weet de ambachtsman in de steden, dat het in
den winter slapper is met de werkzaamheden,
terwijl het voorjaar weer nieuwe drukte geeft,
maar ’t moderne leven gaat door, even ge
jaagd in den winter als in den zomer.
En langzamerhand rijpen zich steeds weer
nieuwe ideeën, die vooraf hersenschimmen wer
den geacht.
Zie maar eens rond in het staatkundig le
ven! Na de groote revolutie, die reeds door
het baldadig krijgsmansgenie van een Napo
leon ingetoomd werd, kwam de reactie. Maar
langzamerhand, al ging het soms hortende en
stootende, ging de staatsmachine in andere
richting werken.
Denk aan het kies- en stemrecht. In ons
land had men ook voor de Tweede Kamer
getrapte verkiezingen. In 1848 kwam veran
dering door onze vreedzame revolutie.» Maar
nog 40 jaren lang was ’t rechtstreeksch kies
recht slechts in handen van betrekkelijk wei
nigen. Men moest al een behoorlijk burger
zijn om ’t kiesrecht te bezitten. En thans
is bijna iedere man kiezer. De grens is zoo
laag gesteld, dat ’t mogelijk is voor partijaan-
voerders om kiezers te kweeken.
En toch, we zijn nog achterop bij andere
landen, waar reeds lang het algemeen kiesrecht
bestaat. En we zijn nog verre ten achter bij
landen als Finland, als sommige staten in Ame
rika en Australië, waar de vrouw voor de kies-
waar de vrouw
en ook om ge-
Les idéés marchent! zegt men en, waar men
ook rondziet, hoe men zich ook wendt, men
moet erkennen, dat dit bijna afgezaagde woord
de grootste waarheid bevat.
Ja, zal een ander zeggen, stof daarop, zoo
veel ge wilt, ik houd ’t met den Prediker, die
voor bijna drie duizend jaren gezegd heeft: Nil
novi sub sole: Er is niets nieuws onder de zon.
En die verder zei: Vanitas, enz.
O, we geven ’t u toe, voor den wijsgeer is
er, welbeschouwd, niets nieuws onder de zon.
En alles is, als men ’t filosofisch beschouwt,
slechts ijdelheid. Maar toch, men zal moe
ten erkennen, dat de wereld steeds vooruit
gaat in velerlei opzichten. Les idéés marchent.
Eigenlijk zijn dit twee verschillende zaken.
De wereld gaat vooruit; dit beteekent nog
iets anders dan: De ideeën, de gedachten,
gevoelens, begeerten, die ons leven beïnvloe
den, beheerschen, gaan steeds voorwaarts!
De wereld gaat vooruit! Hiermee bedoe
len we: Er komen nieuwe, betere zaken de
oude vervangen. Betere woningen; andere
kleeding; verandering in de voeding; betere
wegen, meer onderling verkeer; en zoo voort.
En met de tweede stelling bedoelen we
meer iets geestelijks, waar ’t eerste vooral op
’t stoffelijke ziet.
Maar L h, daar stoffelijke en geestelijke
zaken’zoozeer met elkaar samenhangen, om
dat de mensch nu eenmaal een samenstel van
stoffelijke en geestelijke zaken uit maakt, mag
men gerust beweren, dat beide stellingen met
elkaar in verband staan, elkaar steunen, el
kaar opbouwen, voorwaarts brengen, om sa
men ’t groote geheel te vormen, wat we de
zich steeds vernieuwende menschenmaatschap-
pij, de steeds moderner wordende samenleving
gelieven te noemen.
Dat we op stoffelijk gebied vooruitgaan;
wie zal ’t ontkennen?
We leven in betere woningen. Vooral in
de laatste jaren is hier groote verandering op
te merken. Gelukkig! Want door den snel
len aanwas der bevolking (in 1829 woonden
er in ons land 2 millioen 600.000, thans bijna
6 millioen menschen) zijn de groote steden
zeer sterk aangegroeid en is er dus kans op
ongezonder atmospheer.
3). EERSTE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
Woedend was mevrouw Rechling naar huis terugge
keerd, had de niets kwaads vermoedende Valentine
overstelpt met de gemeenste beschuldigingen en haar
gelast onmiddellijk haar koffer te pakken en het huis
te verlaten. Valentine had dat gedaan en was reeds
naar haar vader te Wilmersdorf teruggekeerd, voor dat
Koenraad thuis kwam. Hij was wel te Berlijn, maar
dineerde dien dag met eenige vrienden buitenshuis.
Het kwam nu tot een heftig tooneel tusschen moeder
en zoon. Koenraad verklaarde, dat Valentine zich met
hem verloofd had en hij trachtte zijn moeder duidelijk
te maken, dat het meisje niet van geringer stand was
dan hij en hun huwelijk in alle opzichten passend
mocht heeten, al hield men volstrekt geen rekening
met hun wederzijdsche genegenheid. Mevrouw schold
Valentine uit voor bedelaarster en voor slang, die zij
aan haar boezem gekoesterd had. Zij stelde zich aan
als het slachtoffer van een schandelijk verraad en ver
klaarde het een schande als een meisje, dat als dienst
bode in haar huis verkeerd had, haar schoondochter
zou worden.
Zulke onverstandige praat maakte Koenraad woedend:
hij zwoer, dat hij nooit van Valentine zou afzien.
«Jelui beiden hebt dan van mij niets te wachten dan
mijn vloek. Als je met haar trouwt, zet jij noch zij
hier ooit weer een voet over mijn drempel en ik zal
wel zorgen, dat je na mijn dood geen penning krijgt van
al mijn geld».
We worden over ’t algemeen beter gevoed,
omdat er meer welvaart is dan na den Fran-
schen tijd.
We hebben
ging. Wat zijn
tijd, dat de barbier tevens de menschen
aderlaten en dus een soort dokter heette.
We genieten meer dan vroeger. Er zijn be
ter en goedkooper wegen gekomen. Wekun-
nen spoediger ons verplaatsen. We weten
meer van de overige wereld af, omdat we
onze krant niet' kunnen missen, die gehouden
is ons met de voornaamste gebeurtenissen van
heel de wereld op de hoogte te houden. Ons
gezichtsveld is dus veel ruimer geworden en
daardoor is de wereld in onze oogen eigen
lijk kleiner geworden. Was vroeger een reis
in ons kleine landje reeds een heel stuk,
thans gaat men in een week naar Amerika, in
drie weken naar China en Japan, in 24 dagen
naar Oost-Indië, binnen drie weken naar de
Transvaal.
Dit alles maakt, dat we anders zijn dan
vroeger. We zijn heel wat veranderd, bij onze
overgrootouders vergeleken.
Onlangs hoorden we eens iemand beweren,
dat de mensch thans viermaal zoo oud wordt
als voor eene eeuw. We keken verbaasd op,
tot de man ons z’n stelling aldus verklaarde:
Gemiddeld wordt een mensch in Nederland
tegenwoordig bijna tweemaal zoo oud als voor een
eeuw (Dit is volkomen waar, n’en déplaise
degenen, die zoo gaarne spreken van ’t vroe
gere sterke geslacht.) en verder zien, hooren,
lezen, ondervinden we per jaar minstens twee
maal zooveel (de man wilde bescheiden zijn,)
dan onze betovergrootouders. Maak nu zelf
de multiplicatie en ge krijgt: We worden
thans in zekeren zin 2X2 of 4 maal zoo oud
als onze betovergrootouders.
Dus grootpapaatje, dat kleinzoontje van u,
waarover ge soms ’t hootd schudt, als hij zoo
wild voetbalt, hij en zijn even wilde vriend
jes hebben heusch plan, gemiddeld een heel
stuk ouder te worden dan gij met al uw
wijsheid.
Wie zal beweren, dat deze redeneering
logisch is?
Is ’t nu vreemd, dat, waar ’t stoffelijk le
ven zoo verbazend veranderd is, ook de ideeën
veranderen
De verandering in het maatschappelijk leven
Nieuwenhuis voor Schoterland werd gekozen
en »de« roode man was, hoe toen in veler
ooren als een utopie, een volledige dwaasheid
klonk de strijdkreetAcht uren arbeid, acht
uren enz. Ge weet het, de drie achten. En
thans, overal streeft men naar officiëele
van den vaak te langen arbeidsduur,
inkrimping
naar voldoende tijdruimte voor schaften.
De wet regelt thans nog zooveel meer,
waar vroeger geen wettelijke regeling moge
lijk geacht werdvrouwen- en kinderarbeid
in fabriekswerkplaatsen en andere bedrijven
licht en lucht, schaftlokalen, waschgelegenhe
den, zindelijke privaten in de fabrieken Mini
mum loon bij maximum van arbeidsduur.
Denk eens aan de ongevallenwet, die reeds
geheel is ingeburgerd.
En nu weer het arbeidscontract, dat thans,
bij de eerste invoering, de meeste strubbelin
gen tusschen werkgevers en werknemers ver
toont.
Denk aan ’t toezicht op ’t bouwen. Wat al
maatregelen moeten er genomen worden ter
bescherming van den arbeid, ten behoeve van
den werkman.
Was vroeger de vaccinedwang al iets bui
tengewoons, thans is er ook de leerplicht aan
toegevoegd en men is hard aan 't werk de
al te laksche bepalingen verbeterd en den
leerplichtigen tijd verlengd te krijgen.
De staat eischt, dat de huizen een vastge
steld minimum van bewoonbaarheid bezitten,
en doet langzamerhand de ongezonde krotten
ontruimen.
En men roept hard om ouderdomsver zeke
ring, om staatspensioneering.
Hoevele wetten, die vroeger door ’t meeren-
deel der menschen voor socialistisch werden
uitgekreten en dus veroordeeld, zijn nu voor
goed in onze maatschappij ingeburgerd.
Denk aan staats- en gemeente-exploitatie.
Post, telegraaf, telefoon, tram, veerdiensten,
staatsspoorwegen, staatsmijnen.
Steeds meer komt er aan de gemeenschap,
wat voorheen slechts door particulieren onder
nomen werd.
Wel mag men zeggen: de wereld gaat
vooruit! Les idéés marchent
i
on-
o
i
in
3
IU-
iet
>n-
on
5St
en
zjj
3n
e-
a-
1URANT.