1MR SHEER Eli OMSTREKE». J1EW8- ES 1WERTEHTIEBL1D r De Verdenking. 64e Jaargang. Woensdag 10? Februari 1909. No. 12. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. V. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. 1 De doodsklok luidde Herin- l4 i Dit was echter nog niet al het veischrikkelijke, dat hij vernam. Op haar sterfbed had zijn moeder het meisje, dat hij tot levensgezellin had verkozen, ge noemd als degene, die haar het doodelijk vergift had toegediend. snikte Louise. Schmidtlein keerde zich om, hij wilde niet in een woordenstrijd met de meisjes geraken. »Doe, wat ik u gelast heb«, zeide hij. »Kom, Hendrik, gij gaat met mij mee«. Vergezeld van den huisknecht verliet de dokter het huis en begaf zich naar de naaste politiewacht, om aan gifte te doen. Terwijl van daar uit per telephoon aan eenige ambtenaren van de justitie bevel werd gezon den om naar het sterfhuis te gaan, bracht de telegraaf naar Zeckta het bericht over, dat mevrouw Rechling plotseling ernstig ongesteld was geworden. Om afleiding te vinden voor zijn verwarde gedach ten en om den strijd tusschen zijn kinderlijken plicht en zijn liefde een oogenblik te vergeten, was Koenraad Rechling ter jacht gegaan. Hij was juist thuis geko men, toen hem het telegram werd gebracht. De vorm, waarin het gesteld was, deed hem het ergste vreezen, maar te vergeefs zocht hij in het telegram naar een aanduiding, die hem kon verklaren, hoe zijn krachtige, gezonde moeder zoo plotseling ziek was geworden. Nauwelijks een kwartier later zat hij in het rijtuig, dat hem in ijlende vaart naar het naaste spoorwegstation voerde; hij kwam nog op tijd om vlug plaats te nemen in den sneltrein naar Berlijn. Zonder op zijn medereizigers acht te slaan, zat hij gedurende den geheelen rit in een hoek van de coupë en dacht er over na, wat zijn moeder overkomen zou zijn, en in welken toestand hij haar zou aantreffen. Welke schrikbeelden de phantasie den jongen man ook voor den geest tooverde, ze bleven alle beneden de werkelijkheid. Hij vond zijn moeder reeds verschei dene uren dood, en baarlijk in handen van de justitie, daar geen twijfel mogelijk was, of zij was vergiftigd met atropine. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. kwam en zich zoo aanstelde «Ik had aan mijn vader moeten denken en alles met haar in stilte moeten afmaken*, antwoordde Valentine, Wie een rilling door de leden ging. »Ik had moeten bedenken, dat hij zoo dicht bij was«. »Geef toch niet toe aan zulke gedachten*, vermaande de dokter. «Bij vele menschen, en bijzonder bij vrou wen, bestaat een neiging om, als ze door een ongeluk getroffen woiden, de verantwoordelijkheid daarvoor op zichzelve te schuiven en zich verwijten te doen, en daarbij toont men dan een scherpzinnigheid, die een betere zaak waardig is. Maar u, juffrouw Valentine, houd ik voor te gezond om zulk een ziekelijke neiging te koesteren*. «Gezond gezondkermde Valentine, terwijl zij krampachtig de handen wrong. «O, als u eens wist, als u eens wist*. Haar geheele lichaam trilde, groote tranen biggelden langzaam over haar bleeke wangen. «Ik zal het bewijs van overlijden schrijven*, zei de dokter opstaande. «Kan ik nog van dienst zijn met het een of andere?* voegde hij er dienstvaardig bij, daar hij wist hoe afgezonderd zij leefden. «Hartelijk dank, dokter, maar het zal niet noodig zijn; weldra zal onze neef hier zijn, en die zal wel voor alles zorgen*, antwoordde tante Constance. Valentine wierp de oude dame een verwijtenden blik toe, doch zij zweeg, totdat de dokter vertrokken was. Toen zeide zij misnoegd«Heeft u om Adolf gezon den, tante Dat hadt u niet moeten doen*. «Maar kind, hoe kan je zoo zijn Wat moeten wij beginnen Wij hebben niemand als Adolf, aan wien wij hulp kunnen vragen*. «Dat hadt u mij toch eerst wel kunnen vragen*, antwoordde Valentine nog immer op verwijtenden toon. VIERDE HOOFDSTUK. Met de hulp van buren werd het lijk van luitenant Zier van den vloer opgenomen en in zijn bed gelegd. Buren hadden ook den dokter opgehaald. «Een be roerte 1» zeide hij tot de beide weenende vrouwen, die vast geloofd hadden, dat de luitenant slechts in on macht lag en spoedig zou bijkomen. «Een beroerte Ik had het reeds lang verwacht en eerlijk gezegd ik heb er naar verlangd*, vervolgde de dokter, terwijl hij de snikkende Valentine de hand drukte. «Ja, ik verlangde er naar*, herhaalde hij met nadruk. «De arme man heeft lang en zwaar geleden en dat lijden zou nog veel erger geworden zijn, als een plotselinge, pijnlooze dood hem niet verlost had*. «Maar de dood is hier veroorzaakt door schrik, door hevige aandoening», zeide Valentine. »U heeft ons daar altijd voor gewaarschuwd*. «Dat was mijn plicht als geneesheer, ofschoon ik eigenlijk niets beters kon wenschen voor hem. Het is echter zeer goed mogelijk, dat de beroerte is opgeko men zonder eenige aanleiding van buiten*, «Pat zegt u slechts om mij gerust te stellen*, sprak het meisje. »U weet wel, dat dit niet zoo is en dat weet ik ook maar al te goed. Een heftige gemoeds aandoening heeft hem gedood, en ik ben er de oorzaak van*. «Hoor nu eens, hoe dit kind zichzelve kwelt*, zei tante Constance, terwijl ze haar tranen droogde. «Wat kondt ge er aan doen, dat die ruwe, booze vrouw hier 8). DERDE HOOFDSTUK. Vervolg.) «Mevrouw heeft zeker juffrouw Valentine terugjwil len halen, en die wou niet komen, daarom wasjjzij in haar laatste ©ogenblikken nog zoo woedend op haar*, opperde Louise. «Maar zeg ons nu toch, dokter, wat mevrouw gemankeerd heeft.* «Bij mij staat vast, dat mevrouw Rechling aan ver gift is gestorven. Ik heb geen reden om u dit te ver zwijgen, en het kan toch niet geheim blijven. Ik moet onmiddellijk naar de politie om kennis te geven van het geval*. «Om Godswil, mijnheer. U gelooft toch niet, wat mevrouw in haar laatste oogenblikken gebazeld heeft riep Louise verschrikt uit. «Wij mogen daaraan nie mand een woord van zeggen*. «Wat ik geloof en wat gij gelooft, is in dit geval ge heel onverschillig*, antwoordde Schmidtlein. «In de kamer, waar mevrouw ligt, moogt ge niets aanroeren of verplaatsen; alles moet blijven zoo het nu is, totdat de politie hier een onderzoek heeft ingesteld*. «De politie de politie riepen de beide meisjes, en ze begonnen nog erger te schreien dan daar even bij het lijk van haar meesteres. «Ten laatste zult ge ons nog beschuldigen, dat wij onze mevrouw vergift heb ben toegediend «Wees toch niet zoo dwaas*, antwoordde de dokter. «Waarom ons niet even goed als juffrouw Valentine?* Italianen in het Paleis voor Volksvlijt te zien optreden. Hoe komt dat zoo? Heeft mijnheer De Hondt dan plotseling andere plannen gekregen of toegegeven aan een kunstenaars- of liever impressario’s luim? O, heusch niet. Zoo’n man komt natuurlijk daar, waar ’t meest te verdienen is. Maar de reden was een geheel andere en wel deze: Jarenlang had de heer F. van Hall, iemand die zeer geïnteresseerd is bij ’t Paleis v. Volks vlijt, en die over veel rollend materieel, of lie ver over pakjes banknoten beschikken kan, want wie de Maecenas wil spelen, moet geld bij hoopen hebben, de Italiaansche opera gesteund en hare komst mogelijk gemaakt. Dcch ook een Maecenasgril kan eindelijk een einde nemen. Maar voor de Italiaansche waren twee ande re opera’s in de plaats gekomen. De eene speelt in het Rembrandt-theater en de andere staat onder artistieke leiding van mej. Cateau Esser. Ieder kon op z’n tien vingers uitrekenen, dat er geld bij moest. Eerst de vorming, dan de reus achtige voor-werkzaamheden, de vele werkzaamheden en onkosten voor ’t tooneel, voor decoratiën, doeken, mise-en-scène, de costuums, enz. Al die menschen, aan de zaak verbonden, moeten leven, weken en weken lang, vóór dat er een cent entree door ’t publiek betaald is. Waar kwam ’t geld van daan? Nu onlangs deed een bericht de ronde, dat de heer Verloren van Themaat, te Utrecht, er genoeg van had de Noord-Nederlandsche opera van mej. Cateau Esser financieel te steunen. Met andere woorden: voor de onderneming. Hoeveel zou ’t dien heer reeds gekost heb ben, dat hij reeds vóór ’t einde van 't seizoen z’n geldkast sluit? Nu, de man kan ’t zeker wel doen, ner u maar, dat ’t ook een Verloren van The maat was, die bij ’t laatste, zoo schitterende lustrum der Utrechtsche academie de hoofd persoon van de feestviering was en vraag maar eens na, wat een dergelijke eer wel kan kosten. Het wordt wel eens een getal van zes cijfers. Op ’t gewone schouwburggebied zag men niets verloren gaan en er kwamen er maar even twee gezelschappen bij. Dus precies twee te veel. We bedoelen natuurlijk de heeren Willem Royaards en Eduard Verkade met hunne gezelschappen. Twee knappe tooneelspelers, beide met genie en leidend initiatief en organiseerend talent; beide met hooge idealen. Denkelijk zal de meerderheid van ’t kunstlievend publiek aan den oudste, aan Royaards, de grootste gaven toeschrij ven. Heel ’t seizoen treden nu reeds de beide hee ren als concurrenten van elkaar op; Royaards gewoonlijk in’t Paleis, Verkade in Odeon met z’n voor groote uitvoeringen wel wat heel klein tooneel. Vooral Royaards moet men bewonderen om wat hij reeds gegeven heeft. Hij heeft gestreefd naar ’t hoogste, wat in ons land te bereiken is; hij zelf is de man, die dat onge veer bereiken kan. En dat was lang bekend. Hoeveel jaren is ’t reeds geleden, dat hij Svengali speelde in ’t bekende Trillby? Hij heeft die rol zelfs te Berlijn met succes gege ven. Wie kent hem niet in zijn andere groote rollen? Wie niet als heerlijk zegger van gedeelten uit onze klassieken, ja van heele gedichten, ook uit de buitenlandsche letter kunde? Zijn geest heeft hij gestort in heel zijn troep, waarvan hij de speler der hoofdrollen, de re gisseur, de ziel, het alles is. Zoudt ge denken, dat de kunstonderneming uit kan? Ook Verkade heeft heel wat gepresteerd en dezen winter veel moois gegeven. Hij ging, meer dan Royaards, de provincie in, ofschoon deze laatste ook nog al eens de hoofdstad verliet. Doch op ’t avontuur hadt ge zeker liever met mij een flink aandeel in de onderneming van den Zaanlandschen Verkade, welbekend in de meeste huisgezinnen alleen reeds door z’n waxine, dan in de kunstonderneming van Edu ard Verkade. Wanneer zal hij moeten eindigen en zal Royaards hem spoedig volgen? In ’t groote, rijke, schitterende Parijs, waar al wat schittert in de wereld, samenstroomt, krijgen de grootste ondernemingen, zooals The atre Francais en l’Opéra, geweldige jaarlijk- sche subsidies van deregeering. Zelfs in zoo’n stad is daardoor alleen het voortbestaan ver zekerd. In onze stad, met hare zooveel bescheidener verhoudingen, een provinciestad als men ze bij Parijs vergelijkt of bij Londen of Berlijn of New-York, bestaan twee zaken op kunstgebied alleen door grooten financiëelen steun: het Concertgebouw en de Stadsschouwburg met de Koninklijke vereenigingHet Nederl. Tooneel. De laatste wordt ook gesteund door een aan zienlijke jaarlijksche gift van Hare Majesteit de Koningin; ik meen elk jaar 25 duizend gld. Daarmee is bereikt, dat we in ’t Concert gebouw een orchest hebben, dat een allereer ste plaats inneemt, en waarlijk niet voor ons land alleen gerekend. Daarmee is bereikt, dat de Koninklijke niet gedwongen is, allerlei draken te geven of door werken op de hartstochten 't op sensueel ge not beluste publiek te trekken, ter wille van de cassa. Maar daarmee is nog niet bereikt, dat een man als Willem Mengelberg uitsluitend z’n groote gaven aan ’t Concertgebouw be steedt, dat de allereerste krachten voor dat orchest behouden blijven. Daarmee is ook niet bereikt, dat onze eerste tooneelartisten een veilig rendez-vous vinden op hetLeidsche plein. Laat de Koninklijke en andere subsidiën eens ingehouden wordenwat zou er in den Stads-Schouwburg gebeuren Arme Konink lijke Met belangstelling zullen velen in den lande bij ’t begin van ’t seizoen vernomen hebben, dat Louis Bouwmeester als gast verbonden was aan ’t Grand Theatre in de Amstelstraat van de gebr. Van Lier. Als gast, zooals ’t dan vergoelijkend heet. Heeft dit den ondernemenden gebroeders Van Lier voordeel opgeleverd Niemand zal anders dan met neen kunnen antwoorden. Is de groote Louis dan minder geworden Beginnen de klimmende jaren te wegen? Niemand zal ’t beweren. Maar toch, Van Lier kan in z’n geldlade niet bemerken, dat er precies ’t gewicht van Bouwmeester extra bijgekomen is. Reeds vóór de tweede reis van Louis naar Indië was er sprake van zijne verbintenis met Van Lier. Maar nu spreekt men weer, zooals er reeds voor een half jaar geruchten gingen, van een derde reis naar Insulinde. Proefballonnetjes Men zou ’t betreuren als ’t bewaarheid werd, maar de mogelijkheid is nog verre. Ook al In September jl., het begin van het tegen woordige speelseizoen, schreven we over de vermeerdering van het aantal directies en gezelschappen op schouwburggebied. Waar onze stad al zoo ruim voorzien is van gele genheid om uit te gaan, om dramatisch en vo caal, met oog en en ooren en hartstochten te genieten, dat men er zich over verbazen mag, hoe alles nog zeilen en treilen blijft, moet eene bedenkelijke toename van’t aantal gezelschap pen tot bedenkelijke vermoedens aanleiding geven. Ge zult zeggen: Maar Amsterdam is groot. Zeker, maar vergelijk eens geregeld de A’- damsche agenda van voorstellingen met die van Rotterdam en Den Haag. En, och arme, kom eens te Utrecht kijken, waar de men schen niet eens alle avonden wat hebben, laat staan van keuze te hebben. Voeg daarbij, dat Den Haag rijk en Rotter dam zeer bedrijvig is. Neem eens een plaats als Groningen, met ruim een achtste deel der bevolking van de hootdstad; gebeurt daar ook wel ’t achtste deel van wat in onze stad gegeven wordt? En voeg daarbij de malaise, die juist in de hoofdstad zoo groot was. Ge zult zeggen: nergens komen ook zooveel reizigers als te Amsterdam en een goed deel daarvan willen ’s avonds uit. Goed en wel, ’t moet ’m natuurlijk toch ergens in zitten. Ook is ’t waar, dat Haar lem en omstreken en ’t Gooiland en de Zaan streek een deeltje der bezoekers van de voorstellingen leveren. Maar de hoofdmassa moet uit onze stad zelve komen. Summa summarum, we hebben hier ons deel wel van wat dramatisch en vocaal en|sensueel genot kan geven. En dan nog weer nieuwe ondernemingen er bij. Dat moet spaak loopen. Het eenigste gezelschap dat niet terugkwam, was de Italiaansche opera, die hier jaren lang onder aanvoering van den impressario, den heer De Hondt, het publiek op waarlijk goede mu ziek vergastte. En ’t laatste jaar, den vorigen winter, had onze cavaliero De Hondt toch voor een paar uitnemende solisten gezorgd. We waren er reeds aan gewend, in ’t seizoen de F Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS, ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. J U R A NI I I 5

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1