VOOR SJiEEK ES MSTKEEEl MEIIWS- ES APVERTESTIEBLAD Armenzorg, werkeloosheid, enz. De Verdenking. 64e Jaargang. Zaterdag 13 Februari 1609. No. 13. RS.’ on- ar- Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton, )00, verhin- a en jreis. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. kan egen uitsprak, richtte hij zich tot Valentine en liet zijn blik ken op haar rusten. Dat ontging Valentine niet; toorn en schaamte joegen haar het bloed naar de wangen; zwijgend knikte zij ten dank voor dit voorstel, haar tante wist echter niet genoeg woorden te vinden om haar dank te betuigen. Tegelijkertijd schonk zij koffie en noodigde haar nicht uiteen kopje er van te drinken. «Ik moet onmiddellijk naar de stad terug om de noo- dige maatregelen te nemen. Wees dus zoo goed mij daartoe het bewijs van overlijden te geven. Mijn neef moet immers op het Invalieden-kerkhof begraven worden vroeg Adolf weer. »Dat heeft hij altijd gewenscht; daar rust ook mijn moeder*, antwoordde Valentine. »Dan zal zijn wensch vervuld worden, ik heb het rijtuig hier laten wachten en ga dus dadelijk weer heen*, zei Adolf en stond op. «Maar*, voegde hij er weife lend aan toe,»zou u me niet eerst een kopje koffie geven?* «Neem me niet kwalijk, Adolf! ik heb er in net ge heel niet aan gedacht, ik zal dadelijk een kopje halen*, zei Constance en wilde opspringen. Bauerlich drukte haar neer op haar stoel en zeide met een vriendelijken glimlach «Blijf maar zitten, tante Constance Ik weet den weg wel in uw keuken en wil zelf een kopje halen. Mag ik dat niet, dan drink ik ook geen koffie*. Zij wilde nog bezwaar maken, doch hij was de deur reeds uit. Er verliepen wel tien minuten, eer hij te rugkeerde. «Ik had niet moeten toegeven,* mompelde Constance; «hij vindt het kopje niet. Zal ik eens gaan kijken vroeg zij haar nicht, die slechts met schouderophalen antwoordde. Zij stond op en opende de kamerdeur, doch daar klonk haar uit de keuken reeds tegemoet«Ik kom reeds, tante Constance, ik kom ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 9). VIERDEHOOFD8TUK. Vervolg.) SJn de stille dorpsstraat kwam met luid geratel een rijtuig aanrijden, dat voor het huis stilhield. Een oogen- blik later werd aangescheld, en Valentine hoorde haar tante, die de deur opende, zeggen«Goddank, dat je hier bent, Adolf «Ik was niet in het hotel, toen uw boodschap ge bracht werd, anders zou ik wel spoediger hier geweest zijn*, antwoordde een scherpklinkende stem, met een ietwat vreemden tongval. «Zoodra ik het bericht kreeg, nam ik een rijtuig om mij hier te laten brengen. Hoe is het zoo plotseling gekomen «Een beroerte*, antwoordde tante Constance. «Waar is Valentine «Zij zit reeds uren lang bij het lijk in de slaapka mer*, antwoordde de oude dame schreiend en klagend; «zij heeft den geheelen dag nog geen kruimel ge geten Adolf Bauerlich, een lang, krachtig man van veer tig jaar, met gebruind gelaat, donker haar, donkere oogen en fraaien donkeren knevel, luisterde niet verder naar de jammerklachten der tante en antwoordde er ook niet op. Hij klopte aan de deur der kamer, waar Valentine bij het lijk baars vaders zat, opende die zon der eerst haar «binnen 1* af te wachten, en zeide bij het binnentreden: «Waarom zit je hier, Valentine Kom mee*. Kopje en schotel triomfantelijk in de hoogte houden de trad hij de kamer binnen, zette het gevondene op de tafel en nam weer plaats op zijn stoel. Constance schonk hem koffie in, doch juist toen hij den warmen drank aan de lippen wilde brengen, klonk de deurschel. Voorkomend sprong Bauerlich weer op om de deur te openen; immers hij wist dat men geen dienstmeisje hield en de werkster was reeds naar huis. Een mannenstem vroeg naar mejuffrouw Valentine Zier. Bauerlich liet den man in de woonkamer. Ver schrikt sprong Valentine van haar stoel op, toen ze hem zag. Zij had Hendrik, den huisknecht van me vrouw Rechling, herkend. «Hendrik! Jij wat wil je?« riep zij met doods bleek gelaat. Ten zeerste verwonderd keek Hendrik haar aan en vroeg met ietwat bevende stem «Waarom verschrikt u zoo van mij, juffrouw U kan toch niet weten—* «Ik weet niets, stamelde Valentine, trachtende haar kalmte terug te krijgen. Dit gelukte echter slecht, haar tanden klapperden hoorbaar tegen elkander. «Er moet iets gebeurd zijn, anders Zij kon niet verder spreken. «Maar lieve Valentine, ik herken je bijna niet*, zei Constance, zich in het gesprek mengende. «Waarom kijk je zoo zwart Nu, het is geen wonder*, wendde zij zich tot den verlegen rondzienden huisknecht, «mijn broeder is heden middag plotseling overleden*. «Hij ook?* riep Hendrik. «Wie dan nog meer?* vroegen Constance en Bauer lich te gelijk. Valentine sprak geen woord. Zij was half opgestaan en in gebogen houding met den mond half open, stond zij den huisknecht aan te zien. Zij had een voorgevoel van wat hij zou zeggen en toch had zij een afschuw om het te vernemen, Wordt vervolgd.) ook de «ijzeren eeuw® genoemd, ook in de Mid deleeuwen is veel grootsch en edels te vinden, dat men gaarne, zij ’t in anderen, moderner vorm zou terugwenschen.) In de Oude tijden, toen bijv, de Romeinen bijna de geheele toenmaals bekende wereld veroverd hadden, en het aan de Barbaren ont nomen geld en goed (door cijnsheffing,.^schat ting en ook door afpersing) naar Romè vloei de, waar zich de rijkdommen in de handen van betrekkelijk weinigen ophoopten, werd de groote massa, de slaven en de armen, rus tig gehouden met brood en spelen, brood om den honger, spelen om de hartstochten te vol doen. Uit liefde werd niet zoo zeer gegeven. De liefdadigheid, gelijkende op de echte chris telijke charitas, bestond niet. In de Middeleeuwen ontwikkelde zich de liefdadigheid, maar niet zoo, dat ze op die der oud-apostolische toestanden geleek. Er was te veel ruwheid, die eerst afgeslepen moest wor den. Algemeene toestanden, gewoonten, idee- en veranderen niet in een dag of jaar, veran deren niet plotseling door wetten en geloofs artikelen. Maar toch dient men te constatee- ren, dat die ruwe zeden ’t meest verzacht wa ren door en onder den invloed der godsdienst. Denk aan al ’t goede, dat de kloosters uit werkten, al zult ge dadelijk opmerken, dat ook binnen die stille muren wel bederf te vinden was. Denk ook aan ’t bekende gezegde: Onder den kromstaf is ’t goed leven. Waarmede men te kennen wilde geven, dat slaven en hoori- gen, die van geestelijke overheden afhankelijk waren, het beter hadden dan hunne broeders, die onder meestal zoo ruwe edelen moesten leven. Met de Hervorming werd er zeer veel van ’t oude, van ’t bestaande vernietigd. Doch be halve de Hervorming werkte terzelfder tijd op den geest des menschdoms: de verruiming van ’t menschelijk arbeidsveld door de ont dekkingen in andere, tot dan toe geheel of bijna geheel onbekende werelden. Vergelijkt men echter de armenzorg, de ver pleging van weezen, van ouden van dagen, van arme krankzinnigen met die van tegenwoor dig dan moet het zeer groote verschil opvallen. Zij, de armen van geld en goed en de ar men van geest, waren de paria’s der maat schappij, die men wel gedwongen was te hel pen. Maar bij die hulp zat de echte christe lijke charitas niet voor. De nooddruftigen kregen minder dan de nooddruft eischte, de weezen en de ouden van dagen kenden niet de Hij trad nader, trok haar zacht, maar met onweer staanbare kracht van haar stoel omhoog, legde haar arm in den zijne en voerde haar naar de woonkamer, waar tante Constance intusschen de lamp aangestoken en koffie en brood gereed gezet had. «Zoo is het goed*, zei tante goedkeurend, «kom, drink een ^op koffie en eet een stukje, Valentine. Geef je toch niet zoo geheel aan je droefheid over, arm kind*. Zij trad op haar nicht toe en streek haar langs de wangen; toen viel deze haar beschaamd om den hals en fluisterde: «Vergeef het mij, tante*. «Bedenk toch wat de dokter gezegd heeft*, zei de goede oude; maar ondertusschen liepen haar zelf de tranen weer langs de wangen. «Ie de dokter dan hier geweest vroeg Adolf. «Natuurlijk, wij hebben hem dadelijk gehaald*, ant woordde Constance, terwijl Valentine bleef zwijgen en strak voor zich staarde. «En zegt hjj, dat het een beroerte is vroeg Adolf. «Ja, en hij noemt het gelukkig, dat het zoo gebeurd is; mijn arme broeder had anders nog veel meer moe ten lijden. Maar Valentine gelooft Een blik van haar nicht deed haar zwijgen; zij be greep, dat Valentine niet over mevrouw Rechling’s be zoek wilde gesproken hebben. Om haar verlegenheid te verbergen, zei zij«De dokter heeft ons dadelijk een bewijs van overlijden gegeven*. Adolf Bauerlich bespeurde wel, dat men iets voor hem verbergen wilde, doch hij liet daar niets van be merken en zei«Zoo, heeft u dat bewijs reeds Dan is alles in orde, of beter gezegddan kan ik alles in orde brengen; u zal mij zeker wel toestaan om in deze treurige omstandigheden al de noodige stappen voor u te doen*. Terwijl hij deze laatste woorden op vleienden toon dagen, der armen van geest, ook der misdadi gers en wetsovertreders, ze is thans een moet, een strenge plicht geworden; een plicht, die door de uit haar volgende zorgen, alle andere oeconomische plichten en verantwoordelijkheid overheerscht In den laatsten Amsterdamschen brief las ik in een paar korte zinnen aan 't slot iets vaags over de werkeloozen en ’t daarvoor ge vormde burgercomitee in de hoofdstad. Iemand met oude ideeën zal zeggen, als hij leest van de heeren werkeloozen, die staken op gezag van een bestuurdersbond Wat on dankbaren, wat brutale schepselen. Zien die menschen dan niet, dat ze hun eigen glazen in gooien; zien ze dan niet, dat de rijkaards en burgers, die nu, evenals den vorigen winter geld offerden om die werkloozen aan de aller eerste levensnooddruft te helpen, die nu uit medelijden met hun arme medemenschen ge ven, dat dezen later hunne beurzen gesloten zullen houden, zeggende of denkende De kerels zijn ’t niet waard. Ondank is ’s werelds loon, maar dit is erger dan ondank. Dit is een generaliseering van ’t soms vuorkomende Eerst geeft ge aan uw deur uit liefde iets aan een bedelaar en nadat deze de gave in bezit heeft, maakt hij u uit voor al wat leelijk is. O, we begrijpen heel goed, dat velen zoo zullen en moeten denken. Het is werkelijk grievend als men z’n gaven zoo beloond ziet. Maar toch de toestand, de situatie is tegenwoordig anders. Denk eens aan de gevolgen, gij milde gever, die zouden kunnen, zouden moeten komen, als de gedachte door werkte Ze zijn ’t niet waard, dus we geven niet meer. Laat ze dan maarVul de rest maar in volgens uwe ideeën, die immers zoo verschillend zijn. Neen, daarmee is men er tegenwoordig niet af. Al zult gij, rijke, ontkennen, dat uw geven een plicht is, al zult gij niet berekenen, wat gevolgen er uit uw niet-helpen kunnen voort vloeien, (denk eens even na, denk eens goed na over die gevolgen de groote idee, die bij de massa der menschen voorzit, is thans deze: Wij moeten allen geholpen worden. Wij heb ben recht op een bestaan, niet alleen op een bestaan, dat slechts beteekent, dat we den hongerdood niet sterven. Neen, wij hebben recht op een menschwaardig bestaan. Misschien werken we deze gedachten, in verband met 't opschrift van ons artikel nog wel eens nader uit. zorg, die nu aan hun besteed wordt. De arme krankzinnigen werden zoodanig behandeld, dat dat men thans voor zulk een behandeling slechts afschuw zou kunnen over hebben. Dj behandeling der misdadigers en overtre ders der wet geeft een beeld van de gedachten, die toen de daden beheerschten. Heeft de Groote Revolutie ook hier de groote omwenteling gebracht? Wie geeft daarop het juist*1 antwoord? Zij, die in die revolutie alleen ’t oog richten naar ’t vaak daemonische werken en drijven der voormannen, der drijvers, zonder de gevol gen na te gaan, die er uit voortsproten en nog voortspruiten; zij, die vergeten, dat de ge schiedenis ons leert, hoe ook uit ’t slechte, ’t ruwe, ’t onmenschelijke, ’t goede, ’t zachte, ’t menschelijke geboren wordt; zij, die in die re volutie alleen hun oogen blindstaren op ’t rood van al ’t vergoten bloed, alleen zien la béte humaine, zij zullen de revolutie weinig goeds toerekenen. En ook, in de eerste decennia na 1800 kwam er in de verzorging der armen, der maat schappelijke en geestelijke paria’s weinig of geen verbetering. De Groote Revolutie en hare kleinere op volgsters vernielden veel wat geloof en chris telijke liefdadigheid heette, namen ’t uitzien naar een toekomstig geluk uit veler harten en terwijl het christelijke bleef bestaan en wer ken, vormde zich daarnaast een andere geest, die alleen ’t oog richtte op ’t tijdelijke, omdat volgens dien geest ’t hiernamaals een fictie was en ’t tijdelijke dus alles. Gescheiden en toch ook weer gezamenlijk optredend, hebben beide heerschende ideeën, gedwongen, aangedreven door de zoo reus- achtig veranderde oeconomische toestanden, nieuwe vormen gebracht in de verzorging van al wat mensch is. Maar die oeconomische toestanden zijn door de groote toename der bevolking, door de op- eenhooping van groote massa’s vierdestanders in industriëele en handelscèntra, door de veel vermeerderde levensbehoeften zoodanig veran derd, dat die verandering den bestuurders en wetgevers haast te machtig is en deze den telkens anders wordende maatschappij bijna niet meer in ’t gareel hunner wetten en zorgen kunnen houden. Doch, de groote verandering, die hieruit ge groeid is, mag men deze noemen: De verzor ging der armen, der weezen, der ouden van Als er iets is, dat in den loop der eeuwen, maar vooral in de allerlaatste buitengewoon ver anderd is, dan mag men noemen: de menschen- waarde. Waar vroeger het leven van een mensch soms gelijkwaardig werd gesteld met, ja zelfs lager dan die van ’t dier, is dit langzamer hand heel wat gewijzigd. Het Christendom bracht de groote verande ring, omdat het leerde, dat de ziel van den arme gelijk was in waarde met die van den rijke, van den lijfeigene gelijk met die van den heer van hooge geboorte, van den kleine van geest met die tvan ’t schitterendst genie. Wat gij den minste mijner gedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaan. Laat de kleinen tot Mij komen en dert hen niet. Verder de acht zaligsprekingen en nog zoo vele uitspraken van het Nieuwe Testament wil len de hooge waarde van een mensch, van ei ken mensch vaststellen. Treffend is te lezen hoe de eerste christen gemeenten leefden; hoe allen hunne goederen en rijkdommen inbrachten ten behoeve van de gemeenschap en hoe de diakenen zorgden, dat ieder lid der gemeente zijn behoorlijk deel verkreeg om als eenvoudig christenmensch te kunnen leven, zonder weelde, zonder overdaad, zonder verspilling van wat voor armeren beter besteed kon worden. Doch die ideale sociale toestand bleef niet bestaan en al verbreidde zich later de chris telijke leer ook over geheel Europa, met die leer waren nog niet de echt-christelijke ideeën in de harten en zielen der menschen doorgedrongen. De vroomste dienaren van den godsdienst mochten hun best doen, allen van den waren geest te doordringen, dat ging daarom niet zoo gemakkelijk En ook de geestelijken-zelf wa ren kinderen van hun tijd. Behoeven we te spreken over de ruwste tij den der middeleeuwen. (Al moet men daarom niet generaliseeren en denken, dat al wat tot de Middeleeuwen gerekend wordt, ruw en wreed en onbeschaafd is. Verre van daar. Al moge men de eerste eeuwen na den Rornein- schen tijd een tijd vari geweld noemen, die echter, als men bedenkt hoe alles dooreenwoel- de en het resultaat daarvan de nieuwe maat schappij moest worden, al wordt de 10e eeuw 1 IURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1