ft
MEI'WS- ES ADVERTENTIEBLAD
FOOR SFEER ES OÜSTREREl
L
De Verdenking.
64e Jaargang.
Woensdag 64 Februari 1609.
N0.HI6.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
l
Lees dan, wat
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
VIERDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
misschien, dat Koenraad Rechling u zal
12).
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
gekleed, de woonkamer binnen. Zijn baardeloos gelaat
had een stereotiep vriendelijke uitdrukking, de kleine
grijze oogen keken onschuldig rond, doch niets ontging
aan hun aandacht; ze konden als het ware om een
hoekje zien.
De man maakte zich bekend als de commissaris van
politie Kühnel en begon met een beleefde verontschul
diging, dat hij haar nog zoo laat kwam storen. Het
was echter noodzakelijk, dat hij heden nog eenige
inlichtingen ontving van mejuffrouw Zier, die bij me
vrouw Rechling, in de Victoriastraat, als juffrouw van
gezelschap gediend had. Mejuffrouw zou wel reeds
vernomen hebben, dat die dame vandaag plotseling
gestorven was, voegde hij er terloops bij en vatte daar
bij Valentine scherp in het oog.
Tante Constance, die slechts op een gelegenheid
gewacht had, om aan haar gevoel uitdrukking te kun
nen geven, hief een luid jammergeschrei aan, dat de
beambte evengoed vooreen teeken van schrik als van ver
rassing kon houden. Valentine echter schudde alleen
het hoofd. Gedachtig de belofte aan Hendrik, wilde
zij niet bekennen, dat zij reeds bericht had gekregen
van het plotselinge sterfgeval; maar het stiet haar toch
tegen de borst te zeggen, dat zij er niet van wist.
De schijnbare onverschilligheid, waarmee het meisje
zulk een onverwachte, aangrijpende tijding opnam,
maakte op den beambte een zeer slechten indruk; dat
was zoo goed als een halve bekentenis van haar schuld.
.Is mevrouw Rechling heden morgen bij u geweest?*
vroeg hij verder.
Valentine antwoordde toestemmend.
.Hebt ge een woordenwisseling met haar gehad
»Ja«.
»En hebt ge haar toen bessensap gegeven
»Ja*.
.Hoor dan nu ook mijn laatste woord. Ik kan u
redden of verderven. Hoever dit strekt, zult ge later
ondervinden*.
Valentine zweeg.
.Hoop niet*, vervolgde Bauerlich, .dat ge u van de
beschuldiging van moord kunt zuiveren. Men zal u
veroordeelen en ter dood brengen».
»lk vertrouw op mijn onschuld*, zei ze dof.
»Ge weet zelf wel, hoe weinig die te beteekenen
heeft*, sprak hij hoonend. .Maar al waart ge zoo on
schuldig als de zon aan den hemel en zoo rein als
versch gevallen sneeuw, dat zou u niet helpen. Liever
zie ik uw hoofd op het schavot vallen, liever verricht
ik zelf het werk van den beul aan u, dan dat ik u in
de armen van een ander zie. Valentine, je behoort mij
toe; je moet de mijne worden of een schandelijken
dood sterven, je hebt geen andere keus
.Den dood, den dood 1» lispelde zij bevend; zij dacht
het koude staal reeds aan haar hals te voelen, zij dreig
de in onmacht te vallen. »Nu toont ge u in uw ware
gedaante*, kreet zij. »Ik ben u daar dankbaar voor, nu
weet ik, wat ik van u te verwachten heb*.
.Dat zal je eerst later ondervinden siste hij. »Je
hebt er zelf geen zwak begrip van, hoezeer ik je in
mijn macht heb«.
.Doe, wat ge kunt*, zei ze met onderwerping.
»De bedenktijd is voorbij; daar komen ze van de
justitie*, sprak hij. Er werd aangescheld en op dat
zelfde oogenblik schoof Bauerlich den grendel van de
deur wegen fluisterde Valentine toe: .Nogis het tijd
redding of ondergang wat kiest ge
Zij schudde het hoofd.
Weer vroeg de stem van een man in de gang naar
mejuffrouw Valentine Zier, en de ontstelde Constance
voerde een bejaard man, in een lange blauwe overjas
»Is daar nog iets van voorhanden
.0, de flesch is nog voor meer dan de helft vol,
mijn nicht ontkurkte ze eerst om mevrouw Rechling
er van te geven*, riep tante Constance.
.Heeft u dat gezien vroeg de commissaris, zich
tot de oude' dame wendende.
»Ja, zij trok er de kurk af, toen ik in de keuken
kwam om het scheerwater van mijn broeder te laten
wegloopen; dadelijk daarop ging ik weer naar binnen*.
.Mag ik die flesch eens zien En ook het glas,
waar de dame uit gedronken heeft
»De flesch, met genoegen*, antwoordde de spraak
zame tante. .Maar het glas dat zal moeilijk gaan,
want mijn nicht heeft het spoedig, nadat het gebruikt
is, afgespoeld en weer bij de andere glazen gezet*.
De commissaris wierp een doordringenden blik op
Valentine. .Laten wij dan de flesch halen Waar
staat die Mag ik u verzoeken, mejuffrouw
Met de grootste beleefdheid beduidde hij Valentine
met een gebaar zijn wensch, dat zij de flesch zou ha
len en dat hij met haar mee wilde gaan. Zonder een
woord te spreken voldeed zij aan dit verlangen, voerde
hem naar de keuken en liet hem zelf de flesch uit de
kast nemen; hij hield de flesch even tegen het licht
en knoopte ze toen onder zijn jas. In de kamer terug
gekeerd, vorderde hij, dat Valentine met hem naar
Berlijn zou gaan.
Nu kon tante Constance zich niet langer stil houden.
.Wilt ge mijn nicht gevangen nemen snikte zij.
.Hoe komt ge toch op die gedachte, mevrouw
De oude dame begreep, dat zij een domme streek had
begaan en trachtte er omheen te praten. .Als de
politie komt, krijgt men spoedig zulke gedachten*.
De commissaris lachte fijntjes en bedacht de keuze
zjjner woorden om haar nog meer in het nauw te bren-
.Hoopt ge misschien, dat Koenraad Rechling u zal
trouwen, nu zijn moeder dood is?« vroeg Bauerlich
weer.
.Wat gaat het u aan, wat ik hoop of vrees?* zeide
Valentine.
.Wat mij dat aangaat?* herhaalde hij. .Veel, zeer
veel 1 Laat het u gezegd zijn, Valentine, ik zie nooit
van u af. Ik ben niet de man om mij iets te laten
ontrukken, waar ik mijn zinnen op gezet heb, dat heeft
reeds menigeen tot zijn schade ondervonden. Ik zal
je op mijn handen diagen. Ik ben niet minder rijk
dan die Koenraad, al je wenschen zal ik vervullen,
zelfs nog voordat ze uitgesproken zijn. Kom, ga met
mij mee, en wordt mjjn vrouw*.
.Nooit, nooitHoud op, ga heen
Het was haar gelukt los te komen. Zij wendde
zich naar de deur, haar gelaat toonde zooveel afkeer,
dat hij begreep, dat dit meisje liever alles wilde ver
duren dan aan hem toe te behooren.
Hij werd razend van toorn en gevoelde een woesten
haat tegen haar in zich komen. Een boosaardigen
grijnslach vloog over zijn, door woede misvormd gelaat.
»De wraak is een gerecht, dat het best smaakt, wan
neer het afgekoeld is«, mompelde hij tusschen de tan
den. Luid vroeg hij »is dat uw laatste woord
.Het is mijn laatste woord,* antwoordde zij vast
beraden.
In een vorigen brief toonde ik zeer weinig
ingenomenheid met de courses te Woestduin
en ik schreef dit vooreerst om duidelijk te ma
ken, dat die heeren Burg, en Weth. van Bloe-
mendaal niet zulke achterlijke wezens zijn, die
uit louter absurditeit de Zondagsrennen ver
bieden; maar dat zij van de oude, doch nog
bestaande Zondagswet gebruik maken om een
kankerplek weg te nemen; verder schreef ik
’t ook om aan te duiden, dat in de duinstreek,
in de omgeving van Woestduin-zelt, in Ken-
nemerland dus, die wedrennen als een pest
beschouwd moesten worden, maar dat ook
voor zeer velen in de hoofdstad die bookma
kers en totalisators een te groote attractie heb
ben. Bij u in Friesland, ’t oude land der
harddraverijen, zijn de wedrennen nog niet zoo
ingeburgerd; maar toch zult ge ze wel een
paar malen te Leeuwarden of Oranjewoud ge
zien hebben. En nu vraag ik u eens in ge-
moede: Waagdet ge ook niet eens een kans
je? En als ge dat deedt, was dan juist dat
kansje wagen niet de reden van uw liefheb
berij voor de rennen? Nu ja, ge kwaamt heusch
ook om te zien, maar toch, niet waar, ’t is
zulk aardig werk. En wat hinderen u een
paar rijksdaalders.
Maar stel u nu eens voor, dat die wedrennen
minstens eens per week gehouden worden.
Stel u dan voor, dat dit geschiedt, omdat er
in Friesland zooveel animo voor de rennen is,
omdat ’t er geregeld vol loopt van een zeer
belangstellende menigte. Ge begrijpt, dan
wordt er niet meer een riksje of twee gewaagd
door u en uws gelijken, wien ’t niet deert of
de portemonnaie bij geval een gulden of wat
lichter wordt, maar dan komt de groote me
nigte. Stel u voor, dat geregeld door hon
derden arbeiders uit de steden, boerenarbei
ders uit de dorpen, kleine burgertjes en boer
tjes zooveel geld (meestal) verspeeld wordt,
zoudt ge dan die courses geen pest voor uwe
provincie noemen, geen wondeplek uwer sa
menleving?
Als ge beseft, dat daar even zoovele hon
derden huisgezinnen in ellende, in diepe ellen
de gedompeld worden, omdat de vaders des
Zaterdags hun zoo zuur verdiend geld niet in huis
afdragen, maar grootendeels onder zich hou
den om des Zondags mee te kunnen doen. En
er langzamerhand nog schulden bij te maken!
Zoovele mannen verslonden door een harts
tocht, die werkt als een woekerplant, die niet
alleen ’t geld, maar ook de energie verslindt,
den lust tot werken dooft; even zoovele, of lie
ver nog veel meer gezinnen tot den bedel
staf brengt. Uit zoovele gezinnen den huise-
lijken vrede bant. Zoovele kinderen een goede
opvoeding ontrooft!
Maak zelf dit schetsje verder af.
En meen niet, dat ik overdrijf. Zeker, er
zijn ook gelukkige winners, maar och, ge weet
’t immers allemaal, hoe men met gewonnen
geld omslaat, ’t Oude spreekwoord is nog altijd
waar: Zoo gewonnen, zoo geronnen. Menschen,
die uit zijn en dan een paar rijkspoppen wagen,
zien er ook niet tegen op een enkelen gulden
voor vertering te besteden.
Ge zult nog tegenwerpen: Zoo’n vaart zal
’t bij ons niet loopen. Heusch, meent ge
Is de speelduivel niet in staat, ook uwe hech
te, stevige Friesche hoofden op hol te brengen?
En bovendien, mocht ’t bij u niet zoo kun
nen worden, bij ons is ’t zoo. Ik schreef u
immers ook, dat ge die aanplakbiljetten en uit-
noodigingen om een kansje te wagen, in de
ordinairste kroegen vindt, waar niet de men
schen komen, die op geen tientje behoeven te
zien.
Meent ge, dat ik overdrijf?
een kansje wagen; wat zoudt ge denken: een
badplaats en geen gokgelegenheid? Laat naar je
kijken!) en elders, ’t schacheren in dollar-ticket
en wat daarmee overeenkomt, en nog zooveel
ander kansspel, kunnen verdrijven.
Dat in een stad als de onze, waar zooveel
gedaan wordt voor de publieke en particuliere
veiligheid, nog niet alles gaat, zooals ieder dat
zou wenschen, is best te begrijpen.
We hebben een stevig korps politie-agen-
ten. Denk maar eens om de nummers op de
halskragen; het kan u gebeuren, dat ge soms
’t nummer elf honderd en zooveel ziet.
En toch, er bestaat nog een particuliere
nachtveiligheidsdienst. Dit is een particuliere
vereeniging waarvan men tegen een betrek
kelijk gering bedrag lid wordt en dan een
klein ovaal geëmailleerd bordje krijgt op ’t
deurkozijn, waarop vermeld staat, dat men aan
gesloten is bij den particulieren nachtveilig
heidsdienst. ’s Avonds na acht uur kan men
dan de mannen van die aparte politie ontmoe
ten, hoofdzakelijk kenbaar aan hun pet, maar
overigens geen uniform dragende. Ze loopen
natuurlijk in de straten, waar die bordjes te
vinden zijn, maar daar deze zoo ongeveer
door de geheele stad verspreid zijn (enkele
volksbuurten uitgezonderd), hebben ze nog al
een heel terrein te bewaken.
Ook de geneeskundige dienst is goed ver
zorgd. Maar toch dezer dagen is een boot
werker begraven, die aan de Ertskade een on
geluk gekregen had en spoedig daarna ge
storven is. Het gebeurde op de terreinen der
Steenkolenhandelmaatschappij en dus nog al op
een verwijderd haventerrein. De ongelukkige
werkte bij een kolenbreekmachine; deze, door
stoom gedreven, was in volle werking. De hoofd
zaak van zoo’n machine bestaat uit twee metalen
cilinders, dicht met stalen punten beplant, die
tegen elkaar indraaien en daardoor de dikke
brokken vermorzelen. De werkman gleed uit
en raakte met zijn voet tusschen de rollen.
De machinist sloot dadelijk den stoom af, maar
die rollen zijn zeer groot. Ze deden nog eeni
ge omwentelingen en stopten op de heup van
den ongelukkige, terwijl diens bovenlichaam uit
de machine hing
Dit gebeurde 4 minuten over drieën, ’s mid
dags. Op de Ertskade is een politie-posthuis
hier was echter geen brancard, omdat sedert
1 Januari j.l. de Geneeskundige dienst het
verleenen van eerste hulp bij ongevallen aan
iemand, die volkomen bekend is met de paar
densport, aan een der groote bladen schrijft:
»Die renbaan is de vloek van Kennemerland
geworden. Eiken Zondag verdringt zich rijk
en arm, maar vooral de kleine man, op die
baan, om de echt Nederlandsche speelwoede
bot te vieren. Het bloed der Batavieren, die
vrouw en kinderen verdobbelden, verloochent
zich niet! Wil men in die streek een goede
stip* voor een harddraverij of een ren heb
ben, men vrage het aan slagers- of bakkers
loopknecht. Alles dobbelt mee, zelfs jongelie
den op de H. B. S. of ’t Gymnasium hebben
schulden bij bookmakers, aangezien de totali-
sator niet borgt.
Is dit geen schande?
Mag ’t voorkomen, dat bloeiende boerderijen,
vroeger 30 a 40 runderen tellende, er thans 2 of
3 hebben, en wel alleen door Woestduin?
Mijns inziens is de daad van B. en W. van
Bloemendaal zeer lofwaardig en getuigt van
moed. De Overheid wil wel drankzucht en
ontucht bestrijden, moet zij zich dan ook niet
te weer stellen, waar een zoo verderfelijke
toest ad sedert jaren heerscht?
Men spreke niet van veredeling van het
paardenras! Neerlands landbouw noch leger
behoeft dit volbloed-paard. Oefeningen en ter-
reinritten werken veel meer uit. De nationale
sport is: »de harddraverij van zessen klaar.*
Zelf ben ik ruiter en paardenliefhebber, maar
ik durf te verklaren, dat rensport geen natio
nale sport is of ooit zal worden! Slechts lut
tel aantal Ne derlandcrs voerden haar hier in
en thans, te hunnen genoegen, wordt zij de
vloek van een geheele landstreek.
Mogen B, en W. van Bloemendaal voet bij
stuk houden, en moge hun optreden weerklank
en navolging vinden.*
Aldus iemand uit Kennemerland.
Voor eenige jaren had, ik meen minister
Kuyper, afschaffing der Staatsloterij op zijn
program staan. Die afschaffing moet nog ge
schieden en ’t zal zeker nog wel eventjes duren.
Het kan ook best zijn, dat dit nummer van
’s ministers program als een soort paradepaard,
of om te getuigen voor eigen mennekens,
moest dienst doen. Enfin, dat doet er minder
toe af; tegen die afschaffing is geen deugdelijke
reden aan te voeren, misschien. Maar vóór
deze afschaffing moest men eerst wedrennen
als te Woestduin, speelhuizen als in onze stad,
te Zandvoort (’t is toch waar, hier kunt ge ook
HJRANT
B
i