ft
VOOR SNEER ES MSTMffli.
NIEUWS- ES lllVERTESTIEllL.il)
De Verdenking.
64e Jaargang.
Woensdag 3 Maart 1609.
No. 18.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
Amsterdamsche Brieven.
kort
es:
14).
Kiesche oplettendheden voor oudere menschen
zijn altijd een bewijs vaneen fijngevoelend en liefdevol
hart.
'd.
»Ik had noch het een, noch het ander*, antwoordde
Valentine, die weer in dezelfde moedelooze stemming
verviel, waarin ze hij het begin van het verhoor
verkeerde.
«Dus u erkent, dat u mevrouw Rechling het vergift
hebt toegediend vroeg de rechter nu ronduit; na al
het gesprokene was hij tot de overtuiging gekomen,
dat dit jonge schoone meisje in een soort van waanzin,
de vrouw, die haar zoo bitter gekrenkt had, het ver
gift had toegediend, doch hij had ook een openhar
tige bekentenis verwacht.
«Gelooft u dan dat ik mevrouw Rechling vergiftigd
heb luidde haar wedervraag.
«Mejuffrouw®, zei de rechter met nadruk, «volgens
de wettelijke bepalingen behoeft niemand zichzelf te
beschuldigen. Het is zelfs de plicht van den rechter
de betrokkenen daarop te wijzen; daar staat tegen
over, dat een bekentenis niet noodzakelijk is om een
veroordeeling te kunnen uitspreken. Bij voldoende
bewijzen
«En gelooft u die te hebben viel zij in.
«Al heb ik ze nog niet geheel, dan zal het onderzoek
ze wel aan het licht brengen; voor het oogenblik is
er reeds gegronde reden om u gevangen te houden*.
«Ik had niet anders verwacht*, antwoordde zij onder
worpen, hopende dat de rechter het verhoor nu zou
sluiten. Daarin vergiste zij zich echter. Nogmaals
ging de jonge en daarom nog ijverige rechter de zaak
in alle bijzonderheden met haar door en deed moeite
haar te doen begrijpen, dat mevrouw Rechling het ver
gift nergens anders kon ingekregen hebben dan bij haar
bezoek te Wilmersdorf.
«En daarom moet ik het haar gegeven hebben P*
sprak Valentine schouderophalend.
«Niet daarom alleen, maar ook om de omstandighe-
«Mejuffrouw*, sprak de rechter op strengen toon, «op
haar sterfbed heeft mevrouw Rechling van een paarlen
halssnoer gesproken».
Nu had bjj het meisje plotseling een vreeselijke ver
andering plaats, haar zenuwen kwamen in spanning,
haar oogen kregen weer glans. De rechter meende in
haar een geheel andere persoon te zien en deze
scheen hem niet verheven boven de verdenking, een
mensch door vergift uit den weg te ruimen.
«Zij heeft dus van het halssnoer gesproken*, riep
zij uit. «Zij heeft de lage beschuldiging herhaald, of
schoon zij wist, dat het een schandelijke leugen is.
O, die vrouw was veel slechter dan ik dacht het
was geen kwaad, dat ik Die laatste woorden sprak
ze zacht en ze voleindigde den zin niet, maar het oor
van den rechter had ze toch vernomen.
Hij oordeelde het echter niet verstandig hier op in
te gaan, maar dacht haar verder in de engte te kun
nen drijven door de vraag «Beschuldigde mevrouw
Rechling u, dat u dat halssnoer ontvreemd zou hebben?*
Hij had het meisje juist beoordeeld. Valentine had
van haren vader een fijn eergevoel geërfd, dat door
haar opvoeding en door de krenkingen, die dit gevoel
in haar afhankelijke betrekking had ondervonden,
uitermate prikkelbaar was geworden.
Weer stond haar nu het tooneel van dien morgen
met al zjjn afschuwelijkheid voor den geest, weer
voelde zij den toorn in haar gemoed opvlammen.
Nog vervuld van de gedachte, dat zij zich moest ver
weren tegen den smaad, dien de overledene haar eeni-
germate nog uit het graf had aangedaan, verhaalde zij
met groote levendigheid alles, wat tusschen haar en
mevrouw Rechling was voorgevallen.
En wat zij niet vertelde, meende de rechter zelf te
kunnen aanvullen. De vrouw, die het meisje zooeven
per week heel wat meer dan de edele voor
gangers van ’t agitatie-comité beweerd hadden
en de agitatie liep eerst op groote woorden en
loopt thans geheel op niets uit. Groote woor
den: de Burgemeester en de leden der werk-
loozen-ondersteunings-commissie zouden gepost
worden. Het posten werd uitgesteld en
verleden Woensdag werd ’t heele agitatie co-
mité opgeheven wegens gebrek aan belang
stelling. Toen werd er vergaderd in d’Geel-
vinck, een geschikt gebouw aan het Cingel,
hoek Geelvinckstraat, dicht bij ’t Sophiaplein.
Arm Plaatselijk Arb. Secretariaat. Zooveel
zeepbellen opgeblazen en 't bleken heusch
maar zeepbellen te zijn.
Intusschen mag men zich verheugen, omdat
de liefdadigheid, al vloeiden de gaven ook niet
zóó ruim als den vorigen winter, ondanks het
werken dergenen, die rijkere menschen van ’t
schenken van giften afkeerig zouden maken,
toch steeds doorgaat, omdat de betreffende
commisse doorgaat, alsof alleen dank haar loon
was, en ook omdat de groote massa der
werkloozen ’t voor zich als voor hun gezin zoo
bitter noodig hadden. Want o, als de malaise,
zooals ’t hier voor velen, voor zeer velen ’t
geval is, eigenlijk meer dan een paar jaren ge
duurd heeft, dan is er zooveel achterop. Meen
niet, dat ik overdrijf door meer dan twee jaren
te noemen.
Al wist ik ’t niet, dan zouden afgeluisterde
gesprekken ’t u duidelijk maken. Ik stond
bijv, op Koninginnedag 1907 in ’t Vondelpark.
Daar was, zooals er geregeld gebeurt, de mu
ziekuitvoering, de schutterij muziek van Wol
ters. Beste muziek en die niets kost. Voor
me stonden menschen uit de arbeidersklasse,
maar die er zeer netjes en hoogst fatsoenlijk
uitzagen. De uitvoering kost niets en daarom
konden die menschen toch ook op Koningin
nedag uitgaan. Een kind moest naar een ze
kere gelegenheid en de menschen waren te
fatsoenlijk om te willen, dat ’t kind maar een
kreupelboschje moest opzoeken. Het moest
dus een paar centen kosten, al viel ’t hard.
Want ’t viel hard; de vader vertelde aan een
ander, dat hij meer dan een half jaar had om-
geloopen, maar over eenige weken weer werk
kreeg bij een timmerbaas. En hij en zijn ge
zin verheugden zich in de aanstaande vermin
dering der misère. Hoe zulke menschen dan
toch leven? Moeder doet wat ijaaiwerk, een paar
kinderen verdienen reeds een schijntje. Doch
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
lenteweder en lentedrukte en dat de betere
tijdsomstandigheden maken, dat er voorjaars-
drukte kan komen; drukte in de bedrijven
van^fabrieken en havens, drukte in de ambach
ten, drukte in den middenstand.
Dat er anders nog heel wat werk te
komt voor al de duizenden, tienduizenden han
denparen, bewijst de opgave verleden week,
dus in ’t laatst van Februari, verstrekt door
den secretaris van den Alg. Bestuurdersbond;
in een zestiental gecontroleerde vakken zouden
dan naar schatting nog 3500 werkloozen zijn,
waarvan het meerendeel gehuwd.
Ook de verslagen der groote bedrijven, al
klinkt er reeds een moedgevenden toon door,
moesten allen een naklank der maatschappe
lijke’.depressie uiten.
Wel is de havendrukte verleden jaar groo-
ter geweest dan een der vorige jaren, zoodat
we hier niet met een gezicht van «gedeelde
smart is halve smart* naar Rotterdam behoe
ven te kijken, maar ge weet, hoe er meerdere
oorzaken van ellende, ook voor de gegoede
standen, waren. Denk maar, wat de Yankee’s
hier leelijk op de Beurs en in de brandkasten
hebben huisgehouden.
De bevolking der hoofdstad, die op 31 Dec.
j.l. nog iets beneden 1 Januari 1908 was, toont
sedert eenige maanden weer een, zij ’t ook
geringe, toename. Het is te hopen, dat ’t niet
moge gaan als in de beide vorige jaren, toen
juist in den zomer ’t zielental afnam, maar dat
dit jaar een geregelde avance kan zijn te
constateeren.
Want over ’t algemeen is dit een vrij ge
voelige barometer van den maatschappelijken
welstand.
Van lente gesproken; we hebben reeds eeni
ge mooie dagen gehad. Want ook van den
nachtvorst, en zelfs vorst overdag in de scha
duw, daar merken we hier niet zooveel van,
midden tusschen de huizenzee. Als ’t zonne
tje er vroolijk bijstaat, denkt men al spoedig
weer aan ’t zomersch buiten zitten, waarop we
zoo gecharmeerd zijn. Al hebben we hier niet
te veel natuur, in Artis is bijv, al heel wat
voorjaars-beweging te zien, nl. het revival der
dieren.
Men mag respect hebben voor de heeren
van ’t Comité tot steun voor de werkloozen
en vooral voor den iiverigen secretaris, die
heel wat te doen heeft, groote verantwoording
draagt, buitengewoon veel aan den weg moet
timmeren en dus buitengewoon veel bepraats
lijdt, natuurlijk van een kant, die sommigen
gaarne over zouden willen slaan, maar die er
tegenwoordig is en waarmee men rekening
moet houden. Zocals ge weet, maakten de
menschen van dien kant van de gelegenheid,
door de groote werkloosheid geboden, gebruik
om te agiteeren. Het was iets moois en haast
iets nieuws: een staking van werkeloozen. Uit
drukkingen als: uitzuigerscomité, macht van
’t kapitaal, slavernij van den werkman, om de
welwillendsten nog maar te noemen, konden
niet zoo publiek opgeld doen, al kon men er
in de besloten vergaderingen nog heel wat
vuurwerk mee afsteken. Maar voor openbaar
machtwoord was iets moois gevonden: De
bedoelde menschlievende commissie, die uit
ging van de menschwaardige gedachte, dat
een fatsoenlijk arbeider liever iets verdient
dan iets als gift ontvangt, omdat ’t eerste
meer onafhankelijkheid van geest verraadt, ’t
tweede naar den bedelaar riekt, had zich het
hoofd moe gepraktiseerd om eenigszins ge
schikt werk te vinden. Dit was veel lastiger,
dan zelfs een handige commissie in een groo
te stad met talrijke behoeften, kon bevroeden.
En toen dan eindelijk na veel praktiseeren,
na tal van besprekingen met Burg, en Weth.,
met aannemers en leveranciers, eindelijk een
soort van werkverschaffing voor elkaar was ge
bracht, begon de bekende agitatie. Hetwas
zoo’n mooi wacht- of machtwoord. Geen on-
derkruiperij! Geen onderkruipers, oftewel beun
hazen in gewone omstandigheden, ook geen
onderkruipers als ’t om werkverschaffing te
doen was. Menschen,','toont je solidair. Werk
loozen, schaart u aan onze zijde. Zoowaar, ’t
scheen te gelukken.
Maar de commissie bleef zich boven ver
dachtmakingen verheven achten, hield voet bij
stuk en, scheen ’t eerst, dat de werkverschaf
fing (waarbij zoowel de Commissie als de Ge
meentekas geld opofferde!), zou mislukken, la
ter verloren de heeren agitators terrein. Het
werk aan de Kostverlorenvaart ging geregeld
door; een paar honderd menschen verdienden
doodelijk beleedigd had, vroeg van haar een verfris-
schenden drank en verblind door toorn, droppelde rij
in den drank een weinig van het vergift, dat de dames
soms als schoonheidsmiddel aanwenden.
«Kostte het u geen strijd, uw vijandin een verfris-
sching te geven
«Ja, dat kostte het mij*, antwoordde Valentine, «ik
ik wenschte
«Wat wenschte u
Zij antwoordde niet. De levendigheid van daareven
was vervlogen met de woorden, die op haar lippen
bestorven waren. Zij keerde tot de werkelijkheid terugl
Daar zat zij in de verhoorzaal tegenover den rechter,
wiens hoofd in de schaduw bleef, terwijl haar gelaat
ten volle beschenen werd door het licht van de gas -
lamp boven de tafel.
«Toen verlangde uw gemoed naar wraak, niet waar?*
vroeg Hausler.
Zij zweeg.
«Toen kwam de begeerte op, die vrouw dood aan
uw voeten te zien
Nog altijd zweeg zij; ze bedekte haar gelaat met
de handen en zonk kermend in haar stoel.
De rechter liet haar geen tijd om zich te herstellen;
onmiddellijk vroeg hij«En op dien wensch volgde de
daad; toen mengde u het vergift in het water, niet
waar
Die woorden hadden toch niet de uitwerking, die hij
zich daarvan had voorgesteld, het verschilde echter
niet veel. «Als ik op dat oogenblik een wapen in de
hand had gehad, zou ik het tegen haar gebruikt heb
ben, geloof ik«, antwoordde zij.
«Dat zou ten minste eervoller en moediger geweest
zijn, dan u op verraderlijke wijze van vergift te bedie
nen*, sprak de rechter op strengen toon.
tracht niet, de rekening voor zulke menschen te
maken. Zij verheugden zich ook, omdat ze
toch nog gelukkiger waren dan anderen, die,
naar ik hoorde, ook hun ambacht verstenden,
reeds langer hadden omgeloopen en nog geen
uitzicht hadden.
En dan na 31 Augustus begint de winter
reeds in ’t verschiet te komen.
Kijk, zulke menschen zijn diep te beklagen.
Te kunnen werken, te willen werken en dan
moeten omloopen.
Doch voor zulke menschen heb ik diep res
pect. Als zulke menschen ondanks alle ellen
de toch door en door fatsoenlijk blijven, dan
is dat fatsoen geen vernisje, dat er maar losjes
opligt, zooals bij zoovele menschen uit schijn
baar veel hooger standen.
Dat zijn de stille armen, die ’t minst en ’t laatst
bedacht worden, maar het ’t meest en ’t eerst
noodig hebben.
En zulke menschen zijn er ook in onze groo
te stad nog zoovele.
Menheeft vaak van een groote stad eenscheeve,
liefst een veel te ongunstige voorstelling. Om
dat er zooveel slechts is, scheert men alles
over een kam en noemt alles slecht. Omdat
de menschen er anders, grootsteedscher moeten
leven en niet kunnen zijn in hun handel en wan
del als de bewoners van kleine dorpjes, daar
om meent men wel eens, dat dit reeds iets van
’t verkeerde is. Omdat zoovele koffiehuizen
vol menschen zitten, die niets schijnen om han
den te hebben dan alleen maar geld te verteren,
meent men dat al de Amsterdammers druk uit
gaan. En men vergeet te bedenken, dat da
gelijks zoo heel veel duizenden van buiten in
de stad komen en deze zoo’n groot deel van
’t uitgaande publiek in koffiehuizen, schouw
burgen en andere gelegenheden vormen. En
ook heel wat minder nette dingen bestaan
gedeeltelijk van den buitenman; want velen
van buiten gaan naar de hoofdstad, omdat daar
wat te zien en te doen en te vinden is, wat
men thuis niet vindt of niet zou durven
vinden.
Geloof me, in onze stad zit nog wel een ge
zonde kern, niet alleen in de burgerstand, maar
ook in de groote klasse der arbeiders.
En als deze lijden is ’t een genot te denken:
Kijk, ze worden ten minste door de kwaadste
tijden heengeholpen.
De winter duurt anders wel heel lang en ’t
is te hopen, dat ze spoedig wijkt voor
VIJFDE HOOFDSTÜK.
Vervolg.)
«Nog dienzelfden avond zocht mijnheer Rechling mij
op in de woning van mijn vader, die gelukkig reeds
te bed lag, want die mocht van het gebeurde niets
weten. Ik had hem verteld, dat ik eenige dagen thuis
kwam doorbrengen, omdat mevrouw op reis was. Ik
bezwoer mijnheer Rechling mij niet te komen bezoe
ken, totdat ik mijn vader had voorbereid. Wij spraken
af, dat wij brieven met elkaar zonden wisselen, ik
heb slechts eenmaal aan hem geschreven, weinige uren
voor dat voordat de catastrophe kwam
Zij verstomde; de rechter wachtte eenige oogen-
blikken voor hij verder vroeg, want nu kwam hjj aan
het beslissende punt.
«Mevrouw Rechling bracht u een bezoek. Wat ver
langde zij van u
Valentine zat onbeweeglijk; zij was nu doodsbleek;
haar boezem zwoegde hoorbaar, de zweetdroppels pa
relden op haar voorhoofd.
«Ik kan het niet zeggen ik kan nietbracht
zij met moeite uit.
«Wilde zij haar toestemming geven
Valentine schudde het hoofd.
«Wilde zij u bewegen om weer bij haar uw betrek
king van gezelschapsjuffer te aanvaarden
Weer schudde zij het hoofd.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
f
>URANT
o