IMI! SPiEEI ES MSTMffli.
Buitenlandsche zaken.
De Verdenking.
MKBWS- ES .WÏERTESTIEBLA1)
64e Jaargang.
>n-
•r-
17,
<S.
ZatercLag 13 Maart 1609.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel,
Sneek.
Feuilleton,
□I
00,
ie-
17).
i
!C-
)S,
Valentine beschuldigd had. Maar was dit voldoende
om een vervolging in te stellen tegen de door de over
ledene ongunstig beoordeelde Aangenomen dat ze
goed bij haar verstand was geweest,kon dan de haat tegen
Valentine en haar doodangst haar de vreeselijke be
schuldiging niet in den mond gelegd hebben Verkeer
de zij eenige oogenblikken te voren ook niet in een bijna
even groote dwaling, toen zij Valentine van diefstal be
schuldigde
Wel was Valentine’s gedrag geschikt geweest om de
verdenking te versterken; miar kwam dat niet op reke
ning van haar vreeselijke aandoening, na al het ge
beurde
Met deze vragen kwelde de rechter zich den gehee-
len dag, toen hij de schouwing bij woonde van mevrouw
Rechling’s lijk, en bericht had ontvangen van de huis
zoeking en van het scheikundig onderzoek van het
bessensap. Zijn positie werd nog pijnlijker, toen hij
de dienstboden nogmaals verhoord had en zoowel Louise
als Mina zoo mogelijk met nog meer lof dan te voren
van Valentine hadden gesproken. De huisknecht toonde
meer terughouding, doch zeide toch niets dat in haar
nadeel kon zijn.
En nu kwamen mevrouw Von Beeren en Koenraad
Rechling! Was het mogelijk, dat eene dame uit de
hoogste kringen zich zoodanig voor een misdadigster in
de bres stelde, dat zij zich zelfs tot onbezonnenheden
liet medeslepen Kon een bedaard mensch als Koen
raad Rechling zich zoo door zijn genegenheid laten ver
blinden, dat hij de moordenares van zijn hartelijk be
minde moeder, zijn geliefde bruid noemde, en elke ver
denking tegen dit reine, edele schepsel terugwees als
een beleediging, hem persoonlijk aangedaan
Het verhoor der arme tante Constance leverde ook
niets op dan betuigingen van de onschuld barer nicht.
ZESDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
Agnes dacht er langer over, maar liet het eindelijk
glippen. «Ik kom daar wel op terug, maar voor het
oogenblik heb ik iets anders te doen«, dacht ze en
herhaalde bij zich zelf nog eens, wat Koenraad haar
van een strafvervolgingsproces gezegd had. Zij over
dacht ook nog eens, wat zij over merkwaardige pro
cessen in de courant had gelezen. »Naar de terecht
zitting verwezen, en door de rechters en gezworenen
ter dood veroordeeld riep zij uit. »Dat overleeft zij
niet, en Koenraad ook niet 1 Zoover mag het niet ko
men Maar als het eens zoover komt vervolgde zij
peinzend. «Sedert ik dezen rechter ken, ben ik op
alles voorbereid! Zij moeteen verdediger hebben, nu
herinner ik ’t mij; op hem komt alles aan, den beste,
die er is of misschien meer dan een, als dat kan. Daar
moet ik maar dadelijk naar omzien. Koenraad zal
zeker zeggen»Dat heeft den tijd nog, als wij weten
hoe de zaak loopt», maar ik kan met wachten. Men
wacht niet met den dokter te halen, totdat de zieke
zoo erg is, dat herstel onmogelijk wordt, en zoo zal
het met zulk een verdediger ook wel zijn. Wie weet,
of hij wel tijd heeft, en of hij niet lang te voren moet
zijn aangenomen. Ik zal mijn ouden vriend om raad
vragen; die zal mij wel een goeden verdediger kunnen
aanbevelen,* sprak zjj en ze trok aan het koord, dat
diende om den koetsier een teeken tot stilhouden te
geven.
«Naar den raadsheer Ring, in de Marktgravenstraat
48« gebood zij den bediende, die aan het portier haar
bevelen was komen vernemen.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Ofschoon mijnheer Zier reeds lang lijdende was ge
weest, zoodat zijn plotselinge dood geen verwondering
kon baren, vond de overheid in het samenvallen van
zijn dood met die van mevrouw Rechling aanleiding om
zijn lijk te laten onderzoeken. Deze maatregel achtte
men nog te eerder noodig, aangezien Constance aanhou
dend jammerde, dat haar broeder reeds zoolang bes
sensap gebruikt had zonder eenig nadeel daarvan te
ondervinden. Het was dus mogelijk, dat een onge
lukkig toeval in het spel was, ’t welk den dood der
beide overledenen had veroorzaakt. Het onderzoek
bevestigde echter het oordeel van den huisdokterlij
dende aan een hartkwaal, was de heer Zier gestorven,
ten gevolge van een heftige gemoedsaandoening. Van
vergift was geen spoor te ontdekken en daardoor werd
tegen Valentine de verdenking nog versterkt, dat ze
mevrouw Rechling vergift had ingegeven.
Nergens viel iets te ontdekken, dat als een bewijs
voor die verdenking kon gelden. Volgens de bestaande
voorschriften had men Valentine’s kleeren nauwkeurig
onderzocht, voor zij in haar cel werd opgesloten, doch
men vond geen fleschje bij haar of iets, dat atropine kon
bevat hebben. Een huiszoeking in de woning te Wil
mersdorf had eveneens niets opgeleverd, en de flesch
bessensap, die de commissaris in beslag had genomen,
was ook vrij van vergift bevonden.
Zoo had men alleen het feit, dat mevrouw Rechling
aan vergift gestorven was, en dat zjj op haar sterfbed
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Daarbij kwam zij er telkens op terug, dat haar broe
der reeds gedurende langen tijd gewoon was bessensap
te drinken voor hij ’s avonds slapen ging. Wel moest
zij toegeven, dat de flesch den vorigen avond was ge
leegd geworden en Valentine voor mevrouw Rechling
een nieuwe flesch had ontkurkt, doch dit was van
weinig belang, daar in deze flesch geen vergift was
gevonden. Ook was de rechter van meening, dat het
vergift in het drinkglas gedaan moest zijn; hij nam
zich dus voor, Valentine bij een volgend verhoor hier
over scherp te onderviagen. Eerst moest hjj nog den
heer Bauerlich verhooren, daar deze in de woning van
den heer Zier was aangetroffen, toen Valentine naar
het gerechtsgebouw vervoerd was.
Ook Bauerlich, die door zijn optreden den gunstigsten
indruk op den rechter maakte, sprak levendig ten
gunste van Valentine’s onschuld en hield een verdedi
gingsrede in optima forma. Hij klaagde daarbij me
vrouw Rechling aan en schilderde met heldere kleuren
af, hoe zij het goede, fijngevoelige meisje op de tee-
derste punten gekwetst had. In zjjn ijver begreep hjj
niet, dat hij daarmee Valentine een slechten dienst
bewees, want alle punten die hij aanvoerde, zou een
rechter niet beter hebben kunnen in ’t licht stellen
en samenvoegen om ze als bewijs te doen dienen voor
de schuld der aangeklaagde. De rechter bleef dan ook
niet in gebreke om het noodige gewicht toe te kennen
aan de woorden van dezen man, die nog wel als ge
tuige a décharge was opgekomen.
Terloops vroeg hij naar de gewoonte van den heer
Zier om eiken avond voor hij naar bed ging, een glas
bessensap te drinken, en Bauerlich bevestigde lachende,
dat hij daarvan wel gehoord, maar het nooit gezien had,
aangezien hij zoo laat niet meer aanwezig was.
(Wordt vervolgd).
landsche politiek en van onze handelspolitiek,
het beschermen en voorstaan van de vader-
landsche belangen, van Nederlanders in den
vreemde, het afsluiten van traktaten met bui-
tenlandsche mogendheden, enz.
Voor de politieke belangen van ons vader
land in het buitenland draagt de Nederland-
sche diplomatie, voor onze handelsbelangen het
Nederlandsche consulaatwezen zorg.
In de diplomatie onderscheidt men: buiten
gewone missiën en vaste missiën.
Buitengewone missiën, welke onzen monarch,
(dus thans onze Koningin) bij een of andere
plechtigheid, bijv, eene inhuldiging, een kro
ning, een huwelijk, een begrafenis van een
vreemden vorst vertegenwoordigen. Gewoonlijk
worden de leden van dusdanige missie uit de
leden van ’t hof gekozen en aan ’t hoofd der
missie verleent men den titel en rang van
«buitengewoon ambassadeur.* Meestal wordt
er bij kroning één missie benoemd, die dan in
opdracht heeft al de hoven, die diplomatiek bij
ons vertegenwoordigd zijn, beurtelings te be
zoeken. Men begrijpt dat hiermede heel wat
tijd gemoeid is, zoodat men in ’t laatste land,
dat de eer geniet zoo’n extra-ordinaire ambas
sade te ontvangen, bijna vergeten is, dat de
desbetreffende vorst dë treffelijke gedachte heeft
gehad, zich te laten kronen.
Buitengewone missiën hebben derhalve een
tijdelijk karakter.
Vaste missiën, welke onze Koningin bij een
vreemd staatshoofd blijvend vertegenwoordigen
en zulke vaste missiën noemt men diplomatieke
zendingen, doorgaans legatiën of gezantschap
pen. Aan het hoofd van een gezantschap
staat een diplomaat met den rang van: bui
tengewoon gezant en gevolmachtigd minister,
(diplomaten met den rang van buitengewoon en
gevolmachtigd ambassadeur worden alleen door
OostenrijkHongarije, Rusland, Duitschland,
Groot-Brittanje en Ierland, Italië, Frankrijk,
Spanje, Turkije, de Vereenigde Staten van
Nooid-Amerika en Japan geaccrediteerd, en
verder nog door Perzië te Konstantinopel, door
Portugal bij het Vaticaan, door Brazilië en
Mexico te Washington), minister-resident,
zaakgelastigde (zaakgelastigden zijn, in tegen
stelling met buitengewone gezanten en gevol
machtigde ministers en minister-resid enten,
niet bij de hoven maar bij gouvernementen
geaccrediteerd), diplomatiek agent (nl. als een
diplomaat bij het hof of het g ouvernement van
een vazalstaat, bijv. Egypte, Bulgarije ge
accrediteerd is).
Een diplomaat bij een hof of een gouver
nement aanstellen noemt men: een gezant ac-
crediteeren.
In kritieke omstandigheden een gezant te
rugroepen of verwijderen heet men: een gezant
terugtrekken, de diplomatieke relatiën afbre
ken. (Men spreekt ook van: den gezant zijn
paspoort geven; een gezant vraagt zijn pas
poort.)
Bij ’t einde van hachelijke omstandigheden
andermaal een gezant benoemen, heet men: de
diplomatieke relatiën aanknoopen, herstellen.
Alvorens een gezant geaccrediteerd wordt,
vraagt men de vreemde regeering de agreatie,
met andere woorden men polst de vreemde
regeering over de al- of niet-welgevalligheid
van den te benoemen persoon.
Bij de aanvaarding van zijn zending biedt
de nieuwe gezant aan het vreemde staatshoofd
zijn geloofsbrieven, d. i. bewijzen van benoe
ming en identiteit.
Bij ’t einde van zijn zending biedt hij zijne
terugroepingsbrieven aan. Een en ander in
plechtige audiëntie.
Naar gelang van de belangrijkheid van een
gezantschapspost wordt een Nederlandsch ge
zant door gezantschapsraden, gezantschapsse
cretarissen der le en 2e klasse, gezantschaps-
attaché’s, directeurs van kanselarij, kanseliers
bijgestaan. In Oostersche landen komen ook
vaak tolken voor.
Laten we even opmerken, dat ons land nog
geen militaire, marine-, handels-, landbouw-
attaché’s, enz. kent,
Alle ambtenaren van een legatie vormen
met den gezant aan het hoofd het personeel
der legatie. Is de gezant met verlof of wel is
de diplomatieke post vacant, dan treedt een
der ambtenaren, aan de missie verbonden, als
tijdelijk zaakgelastigde op. Mocht de gezant
zelf de eenige ambtenaar zijn, dan wordt bij
verlof of tijdens een vacature door ’t ministerie
in Den Haag een «gezantschaps-secretaris in
algemd-men dienst» als tijdelijk zaakgelastigde
gezonden.
Men wordt tot de Nederlandsche diplomatie
slechts tcegelaten na voor een daartoe inge
stelde commissie de examens voor gezant-
schapsattaché en gezantschapssecretaris afge
legd te hebben.
Nederland heeft diplomatieke zendingen te:
Hoe ’t raderwerk van den Staat in elkaar zit,
is voor velen vrijwel een raadsel. Natuurlijk
weet ieder er wel een ietsje van en velen we
ten er heel wat meer van, omdat ze dagelijks
in kranten lezen, leden zijn van kiesvereni
gingen, vergaderingen van Raad, Staten en
Kamers volgen, politieke vergaderingen bijwo
nen, enz.
Nu, men mag zeggen, het is ook een zeer
ingewikkeld raderwerk, die staatsmachine en
telkens wordt het werk gecompliceerder, voor
oude radertjes komen nieuwe in grooter aantal
terug; geheel nieuwe raderen worden aange
bracht.
Dat alles ingewikkelder wordt, bewijst reeds
de toename van 't aantal departementen. Men
hoeft niet zoo oud te zijn om zich te herinne
ren, dat het achtste ministerie er bij kwam, en
nu zijn er reeds negen.
Een van de ministeries, waarmee 't groote
publiek zich ’t minst bemoeit, is zekeri;wel dat
van buitenlandsche zaken.
Nu is voor een groote mogendheid dit de
partement al haast ’t allervoornaamste. In
Engeland is de minister-president gewoonlijk
minister van buitenlandsche zaken. In Duitsch
land is de rijkskanselier de man, die de staat
kunde leidt. Voor groote landen is de hoofd
zaak, iets te beteekenen in ’t concert der mo
gendheden, eigen invloed uit te breiden, ko
loniën en bezittingen te verwerven, te behou
den, te beschermen, uit te breiden en tot bloei
te brengen, uitwegen te zoeken voor de voort-
brengelen van eigen industrie.
Doch ook voor kleinere mogendheden als
Nederland beteekent «buitenlandsche zaken*
meer dan menigeen denkt en moet die betee-
kenis nog grooter worden.
Laten we voor ditmaal «buitenlandsche zaken*
eens kort bespreken.
«De Koning heeft het opperbestuur der bui
tenlandsche zaken*, zegt de Grondwet (art.
57) en ’t is het departement van Buitenland-
sche zaken, hetwelk den vorst in dat^opper-
bestuur ter zijde staat. (Waar Koning in de
Grondwet staat, wordt eventueel Koningin
bedoeld.)
Tot dat opperbestuur behooren o.a. het be
noemen en ontslaan van diplomatieke en|con-
sulaire ambtenaren, het leiden van onze buiten-
Tanger, voor Marokko.
Lissabon, voor Portugal.
Madrid, voor Spanje.
Parijs, voor Frankrijk.
Brussel, voor België en Luxemburg.
Londen, voor Groot-Brittanje en Ierland.
Stockholm, voor Zweden, Noorwegen en
Denemarken.
St. Petersburg, voor Rusland.
Weenen, voor OostenrijkHongarije.
Rome, voor Italië.
Bern, voor Zwitserland.
Berlijn, voor Pruisen, Beieren, Saksen, Wur-
temberg Saksen WeimarEise
nach, Mecklenburg—Schwerin en
WaldeckPyrmont.
Bucharest, voor Rumenië en Servië.
Konstantinopel, voor Turkije.
Peking, voor China.
Tokio, voor Japan.
Washington, voor de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika.
Bovendien is aan eenige consulaire ambtena
ren een diplomatieke titel geschonken en wel
aan de consuls-generaal te
Athene, voor Griekenland.
Bangkok, voor Siam.
Teheran, voor Perzië.
Caïro, voor Egypte.
Riode—Janeiro, voor Brazilië.
BuenosAyres, voor Argentinië.
Cararas, voor Venezuela en Columbia.
De Nederlandsche gezant is in het land zijner
zending in alles de vertegenwoordiger van de
Koningin (Van daar »H. M. ’s gezant.*) en Haar
gouvernement. Hij is de leider der politieke
betrekkingen, welke tusschen zijn gouverne
ment en het gouvernement van het rijk, waar
hij Nederland vertegenwoordigt, bestaan.
De Nederlandsche handelsbelangen vinden
in hem hun natuurlijken verdediger. Aan het
hoofd van het consulaire korps der Nederlan
den in het gebied zijner zending is hij geplaatst.
De Nederlanders, die in het land, waar hij
gevestigd is, wonen, zien in hem hun hoofd
en scharen zich om hem als om den vertegenwoor
diger hunner vorstin, vooral bij nationale
gebeurtenissen.
Groote voorrechten zijn aan de diplomaten
door de mogendheden geschonken. Zoo bijv,
wordt de persoon van een gezant cp geheel
bijzondere wijze beschermd en bewaakt: vrij
dom van douane-rechten en personeele belas-
Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post fO,5O.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.