MEl'WS- BS AhVERTLSTIEBLAl)
VOOR 8SEBÏ ES 0KT1MES.
De Verdenking.
Woensdag
64e;2 aargang.
31 l^aart 13 CS,
I
XToJ|2G.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton,
4
mee.
22).
I T
k w
aan
in
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
en ze vragen
Nadert een agent, dan
en natuurlijk geven de
■«Wilde hij met haar trouwen
«Welzeker, welzekerZij had geen beter huwelijk
kunnen doen, zoo’n beschaafd aanzienlijk man met zulk
een groot vermogen. Maar Koenraad Rechling zat haar
nog in hoofd bij den hoogmoed en de geldzucht wan
zijn moeder kon toch nooit iets van een huwelijk komen;
alleen ter wille van hem bleef zij bij die onbeschaafde
vrouw en verdroeg haar luimen, terwijl zij zelf een
rijke vrouw kon worden en haar vader zijn laatste le-
vénsdagen had kunnen veraangenamen als zij gewild
had*.
Mevrouw Von Beeren meende, dat hetgeen zij uit
den mond der zenuwachtige oude juffrouw vernomen
had, van groot belang was. Zij begreep ook, dat Lage
man dat noodzakelijk moest weten. Daarom maakte zij
spoedig een eind aan haar gesprek met juffrouw Con
stance en liet zich naar den advocaat rijden.
Deze zat in zijn kantoor, toen mevrouw Von Beeren
binnen trad, die den bediende op den voet volgde,
welke haar had aangediend.
»Wel, mijnheer, heeft u eenige oogenblikken te mis
sen om naar mij te luisteren vroeg zij.
«Als cliënte heeft u daar recht op, mevrouw*, ant
woordde hij eveneens luchtig; u weet, dat ik u ten
dienste sta op elk oogenblik van den dag«.
«Het lielst op uw uurtje van koffiedrinken*, merkte
zij schelmsch op. «Wat ik te zeggen heb, zou ik echter
liefst aan u alleen toevertrouwen; onze andere bondge
noot is daarbij niet te gebruiken*.
«Des te beter!* wilde Lageman uitroepen, doch hij
bedwong zich en antwoordde «Heeft u dan gewichtig
nieuws vernomen, mevrouw
«De beoordeeling daarvan laat ik aan u over; ik kom
van de oude juffrouw Zier te Wilmersdorf!*
»0> neem dan plaats*, sprak Lageman en wilde haar
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
NEGENDE HOOFDSTUK.
(Feno/gJ
«Dat zegt Adolf ook; maar als ik weer in verhoor
kom
«Als naaste bloedverwante der beschuldigde kan u
weigeren getuigenis af te leggen*, verklaarde Agnes,
niet weinig trotsch op haar pas verkregen rechtsge
leerde kennis; zij maakte echter daarmee geen indruk
op juffrouw Constance, die blijkbaar niets begreep van
wat mevrouw Von Beeren daar zeide.
«Bauerlich zegt, dat ik niet mag terugdeinzen om Va
lentine te redden, maar dat kan ik niet, dat kan ik
niet*, zuchtte zij.
«Bauerlich en telkens weer Bauerlich 1 Het is dui
delijk, dat hij het arme oude schepsel geheel aan zijn
wil heeft onderworpen; een eigen oordeel heeft ze niet
meer*, dacht Agnes; doch tot Constance zei ze «Zou
mijnheer Bauerlich wel bereid zijn om zelf te doen,
wat hij u aanraadt
«Ja, zeker 1 Wat zou hij niet voor Valentine doen
Hij heeft haar zoo innig lief 1*
Mevrouw Von Beeren verstond zeer goed de kunst
van zich te beheerschen; des ondanks sprong zij nu op
en riep: «Bemint mijnheer Bauerlich Valentine?*
«Onbeschrijfelijk 1 leb, als zij hem vet boord had,
zou alles anders gegaan zijn. Ik heb het haar genoeg
aangeraden*.
A
o wee, als bij hem een vonkje in het kruit valt. Als
Koenraad verneemt, dat Bauerlich zijn Valentine bemint
en haar met huwelijksvoorstellen vervolgd heeft ik
geloof, dat hij hem zou vermoorden!*
«Dat zou jammer wezen*, merkte Lageman droog
jes op.
«Om wien vroeg Agnes.
«Om beiden, maar in de eerste plaats om Bauerlich,
want dien hebben wij zeer noodig*.
«O, wat doet me dat een plezier 1* riep Agnes uit.
«Wij begrijpen elkaar voortreffelijk, zie ik. Komt u
thans ook tot de overtuiging, dat Bauerlich in deze
zaak een noodlottige rol gespeeld heeft
«Het schjjnt me zoo toe*.
«Het is zijn doel Valentine in het verderf te storten;
hij wil zich wreken omdat zij hem afgewezen heeft,
en zonder dat zij het bemerkt, richt hij die arme oude
tante Constance tot een werktuig af«, zei Agnes.
«Het komt me nu zoo onwaarschijnlijk niet voor, dat
hij de flesch met vergiftigd bessensap in de geheime
bergplaats onder de gootsteen verborgen heeft en dat
hij tegenover den commissaris comedie heeft gespeeld,
toen die flesch tevoorschijn kwam. Wat Kühnel me
daar vandaag van verteld heeft, sluit dit vermoeden
niet uit*, voegde Lageman er bij.
«Nu twijfelt u toch zeker niet langer aan Valentine’s
onschuld
Die vraag klonk eenigszins knorrig, vandaar dat La
geman antwoordde op een toon, alsof hij verschooning
vroeg: «Maar beste mevrouw, als bewezen kan worden,
dat Bauerlich dien schurkenstreek heeft begaan, dan
is nog niet bewezen, dat mejuffrouw Valentine niet
het vergift aan mevrouw Rechling heeft toegeliend*.
«Maavevenmin bewezen dat zij het wel gedaan heeft*
voerde Agnes hem te gemoet.
Men mag beweren, dat er in een groote
stad heel wat ongerechtigheid gebeurt en daar
mee meenen, een heel gewichtig feit gecon
stateerd te hebben, waarvan men intusschen
zoo vrij is ’t bewijs achterwege te laten, nie
mand zal durven zeggen, dat hier zeer veel
moordaanslagen gepleegd worden. Eenige
jaren geleden, ja, toen waren we in de perio-
-de van de onvindbare moordenaars, en ook
Amsterdam had daarvan zijn deel. Die on
vindbaarheid is zeer onaangenaam voor ’t rustig
gevoel der menschen, maar doet er eens wat
aan. Ge hebt soms ook van die periodes van
inbraak, van brandstichting.
Gewoonlijk eindigt zoo’n tijd, doordat ten
slotte de daders in de val loopen, of doordat
hun rendez-vous uitgeroeid wordt. Zoo bijv,
met ’t beruchte trio, zoo ging ’t eenige jaren
geleden met 't bekende huis van Lammetje
Zondag, salon voor een uitgezóchte bende in
brekers.
Ge hebt pas vernomen, dat een meisje, na een
jaloersche bui van haar minnaar in ’t café van
Mustert op den Dam (een ding, waar Zondags
nog al wat herrieachtige pret is van minnende
paartjes en andete jongelui; waar dan bijv, een
muzikant voor eenige dubbeltjes op een piani
no trommelt en waar ’t fatsoenlijk publiek zoo
niet heengaat,) bijna doodelijk door dezen ge
wond werd, terwijl de dader ook zich zelf ge
vaarlijk verwondde, of daar leest ge weer van
een moord in de Noorderstraat. De bijzonder
heden, die ge even goed weet als ieder Am
sterdammer, zal ik verzwijgen. De Noorder
straat. Dat is nu een van die straten, waar
je zoo nooit van hoort en ge kunt u dus in
herinnering brengen ’t bekende spreekwoord:
Gelukkig ’t volk, dat geen geschiedenis heeft.
Hetgeen hier dus beteekent: Gelukkig de buurt,
waarvan men nooit iets bijzonders hoort.
De Noorderstraat ligt in de oude stad. Laat
u echter niet door den naam in de maling ne
men, want ge moet ze juist in ’t zuiden der
oude stad zoeken. Loop van het Sophiaplein
door de Vijzelstraat; daarna krijgt ge de Vij
zelgracht en dan ’t Weteringplantsoen en buurt
IJ IJ. Nu, aan de Vijzelgracht, even voor de
kruising der tramlijnen, waar ruim een jaar ge
leden een onderwijzeres door de trambotsing
op die kruising het leven verloor, even daar
voor is de Noorderstraat, een zijstraat, die er
heel gewoon uitziet, waar niets geen nieuws
of moderns te zien is, waar heel eenvoudige
menschen wonen; een straat, waar ge niet
doorgaat, omdat ze niet in ’t groote verkeer
ligt.
We begonnen met te zeggen, dat in onze
stad toch niet zooveel verschrikkelijke dingen,
zooals moorden, gebeuren. Natuurlijk, in een
gemeente van 566 duizend zielen, waar heel
wat samenstroomt, dat in andere plaatsen niet
zoo goed zich thuis gevoelt, schipbreukelingen
der maatschappij, slecht volk, dat liefst aan
den kest komt op een wijze, die ze liefst niet
aan de groote klok hangen, daar moet naar
verhouding meer gebeuren dan in een gewone
provincie. Maar, dit alles in aanmerking ge
nomen, kunnen we hier tevreden zijn.
Ge vindt hier ook menschen, die op een
heel andere wijze, en toch niet misdadig,
den kost komen dan bij u. Maar och,
kleine steden en op ’t platteland zijn weer
middelen van bestaan, die men hier vreemd
vindt.
Natuurlijk, een enkele blinde, die niet blind
is; de man met anderhalf been en twee kruk
ken, de vrouw heet dan blind. Of ze als man
en vrouw bij elkaar behooren en als paar in ’t
huwelijksregister staan ingeschreven, weet ik
niet. Doch wel weet ieder, dat ze samen den
kost opbedelen en dat 't gr ootste deel van de
ontvangen centen in den vorm van jeneverac-
cijns in ’s Rijks schatkist terecht komt.
Je vindt natuurlijk blinden met een paar
kinderen als geleiders en liefst een bord voor
de borst, dat even als hun treurig roepen ’t
medelijden moet wekken. En je vindt zoo
van alles.
Als ge weten wilt, waar ’t drukste verkeer
is, moet ge ’t aan die soort van lieden vragen.
Zij weten ’t precies, want die wetenschap is
de hoofdvoorwaarde van hun bestaan.
Sommige van die bedelaars zijn zelfs lastig.
Als ’t zomer is en ge zit voor ’t geopende
raam van een der Kalverstraatsche koffiehui
zen, dan hebt ge vaak moeite, om rustig te
kunnen blijven zitten. Meer dan eens houdt
zoo’n type u een doosje lucifers onder den
neus en ge doet ’t verstandigst er voor een cent
vanaf te komen. Alleen als er een agent nadert,
zijt ge er heel gemakkelijk af. Zoo’n bedelaar
moge nog zoo bedeesd voor zich kijken, hij
weet u altijd precies te zeggen, waar de naaste
agent van politie is.
Dat weten ook de straatventers, die voldoen
de flux debouche bezitten, om in Kalverstraat
of Nieuwendijk een aantal hoorders om zich
te verzamelen en hun goedkoope artikelen aan
den man te brengen. Terwijl ze hun grappen
uithalen en hun artikeltjes aanprijzen, kijken
ze alle kanten uit. Want de politie verjaagt
ze, omdat ze ’t geregeld doorgaand verkeer
hinderen. Doch overigens, ’t zijn geen bede
laars en zulke typen behooren er nu een
maal bij.
Menschen met draaiorgels mogen natuurlijk
niet in de drukste nauwe straten komen, dus
vooral niet in de Kalverstraat of op den Nieu
wendijk. Op ’t Rembrandtplein, misschien ’t
drukste punt van de stad, waar ’t drukste kof
fiehuisleven is en er bij goed weer honderden
vóór de café’s zitten, is, ondanks de drukte,
nog ruimte voor orgels, die gewoonlijk voor
elk der groote inrichtingen hun heele of halve
repertoire doen hooren. ’t Loont de moeite wel.
In de nauwe hoofdstraten vindt men die
orgels niet, maar och, dan zoeken ze een zij-
steeg op.
Weet ge, wanneer ik altijd blijf staan voor
zoo’n steeg? Nu en dan komt er een blinde,
een wezenlijke blindeman, die zich posteert in
een steeg bij de hoofdstraat en daar op z’n
harmonica speelt. Spot hier niet mee. Ge
zijt, als ik, zeker meermalen van Leeuwarden
of Groningen naar Zwolle gereisd en hebt u
daar geërgerd aan zoo’n vent, die de reizigers
verveelt met meer dan ordinaire muziek. Als
ge meermalen die route maakt, zult ge opmer
ken, dat ’t repertoire van die ordinaire stukjes
heel klein is. Zoodat ge na een paar keeren
al vooruit weet te zeggen, waarmee de ventje
nu weer zal kwellen. Doch daarover basta.
Zoo’n vent maakt nog een goed bestaan; had
hij ten minste daar ook de eerzucht bij iets
dragelijks ten gehoore te brengen.
Ge zult zeggen: Op ’n harmonica iets dra
gelijks? Zeker.Luister naar onzen pasgenoemden
blinde en ik weet zeker, of ge moet geen mu-
sicaal gebit hebben, dat ge blijft luisteren. De
man heeft een uitmuntend instrument en geeft
alleen stukken uit opera’s en andere werken
van groote meesters. En geen stukken, die
afgezaagd zijn. Die man is in zijn soort een
artist. Vraag u eens af, hoe komt die man
aan deze stukken. En ze worden werkelijk
goed gespeeld.
Het Handelsblad stelde dezer dagen weer
eens een der minst nobele straatfiguren aan de
kaak. Des avonds kon men in onze hoofd
straat een klagend gezang hooren van een
30-jarig, krachtig man, blond, gesnord, goed
geschoren; ’t type dronkemansachtig. Drie
stumpers beneden de zes jaar zingen dapper
mee. A vond aan avond gaat dat zoo door.
Men hoort, dat ze «zonen van Nederland zijn*
en «geen werk kunnen vinden*,
«een klein stukje brood*,
gaat ’t een steeg in,
voorbijgangers wat.
Zijn dat kinderen van dien vent? Mogen
ze ’s avonds nog geëxploiteerd worden?
Doch genoeg hierover.
Zoo langzamerhand naderen we den verkie
zingstijd. Of ’t reeds veel drukte geeft? Och,
niet buitengewoon. Het meest hoort men na
tuurlijk van de S. D. A. P. en de S. D. P. De
scheuring zal echter wel geen verlies van Ka
merzetels geven aan de socialisten in de stad.
De rechtsche partijen zullen, -naar ’t schijnt,
alleen chr. historischen en anti-rev. candidee-
ren. De reeds zoo groote verschillen tusschen
onze negen districten zijn dit jaar weer groo-
ter geworden. Het is duidelijk, dat in de bin
nenstad het aantal kiezers moet afnemen, ter
wijl het in de nieuwe stad natuurlijk andersom
gaat. W elke verschillen! District IV telt nog
een leuningstoel terecht schuiven. Hij bleef echter met
de hand op de leuning rusten en vroeg onderdanig
vleiend«Mag ik u in mijn woonkamer brengen
Vlug nam zij in den leuningstoel plaats en terwijl
ze haar blik langs de boekenrekken vol akten liet zwe
ven, zei ze: «Neen neen 1 laten wij hier blijven. Hier
komt ge mij voor als een koning in zijn rijk
«Of als een ambachtsman in zijn werkplaats*, verbe
terde Lageman, die nu voor zijn schrijftafel ging zitten.
«Dat komt op hetzelfde neer*, zei Agnes, «maar wij zijn
hier niet samen om een geestig woordenspel te drijven*,
en zij begon haar gesprek met juffrouw Constance zoo
gauw mogelijk te verhalen.
Schijnbaar hoorde Lageman aandachtig toe, doch hij
betrapte zichzelven er op, dat hij meer naar de wel
luidendheid van haar stem dan naar den inhoud van
haar verhaal luisterde, en dat zijn oogen en gedachten
geboeid waren door haar liefelijke verschijning. Lang
zamerhand kreeg hij zijn zelfbeheersching terug en
hoe verder zij met haar verhaal kwam, hoe meer be
lang hij er in begon te stellen.
«Dat zijn inderdaad gewichtige dingen, die u verno
men heeft*, zeide hij en teekende nu en dan iets aan
op een blad papier.
«Niet waar riep zij vroolijk als een kind, dat van
den onderwijzer een goedkeuring ontvangt, «maar het
moet onder ons blijven, Koenraad Rechling mag er
niets van weten*.
«Hoe minder personen hiervan weten, des te beter*,
verklaarde Lageman, «maar ik begrijp niet, waarom
wij mijnheer Rechling onkundig moeten laten*.
«Ha, hariep Agnes luid lachend uit en zij klapte
in de handen, «nu zie ik, dat ge nog geen juiste voor
stelling hebt van mijn vriend Koenraad! Ge gelooft,
dat hij rustig en bedachtzaam is. Goed en wel, maar
4
9
i..