NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN OMSTREKEN. De Verdenking. 64e Jaargang. Woensdag 14 ^pril 1609. No. 30. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. En - Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Ik deel ♦Maar u opende een nieuwe flesch.« ♦De andere was den vorigen avond leeg gekomen». ♦En hoeveel dronk mevrouw Rechling ♦Een glas bessensap, vermengd met water, en een half glas onvermengd bessensap*. ♦Hoe kwam dat ♦Toen zij het eerste glas leeggedronken had, verlang de zij nog meer, en ik wilde niet naar de keuken gaan om weer water te halen*. Hier verzocht de verdediger het woord om de beschul digde te vragen, waar het bessensap gekocht was. Zij antwoordde, dat ze het niet wist, aangezien haar tante altijd de inkoopen voor de huishouding deed. Lageman ging weer zitten en de president zette het verhoor voort. Hij liet Valentine vertellen, hoe haar vader eenige woorden van mevrouw Rechling gehoord had, toen hij de kamer binnentrad, dat hij daardoor en door de hierop volgende opgewondenheid dood was neergestort. Zij schilderde dit vooral op zulke getrouwe, hart verscheurende wijze, dat de toehoorders diep medelij den met haar gevoelden, en de stemming tegenover de overleden mevrouw Rechling volstrekt niet vrien delijk werd. Men oordeelde, dat die dame, als zij niet gestorven ware, hier evengoed op de bank der beschul digden had behooren te zitten als haar moordenares dat Valentine Zier haar vermoord had betwijfelde nie mand meer. Doch met haar had men toch medelijden, met haar slachtoffer niet. Waarom hebt ge uw vader niets gezegd van uw teedere verhouding tot mijnheer Rechling? Waarom hebt ge hem ook verzwegen, dat ge tengevolge van een heftigen twist het huis uwer meesteres hebt moeten verlaten vroeg de president nu. ♦Omdat ik hem elke aandoening wilde besparen*, antwoordde Valentine met een zucht. .Elke hevige aandoening kon hem den dood doen, zooals dan ook, helaas gebleken is*. De president zeide, dat ze weer kon gaan zitten, en het getuigenverhoor nam een aanvang. Als eerste getuige werd Koenraad Rechling verhoord. Hij droeg een donkere kleeding en een rouwstrik om den arm. De algemeene aandacht was op hem gevestigd; het ont ging aan niemand, dat zijn blikken de beschuldigde zochten en op haar bleven rusten, terwijl zij de oogen neersloeg en een beweging maakte, alsof zij zich voor hem wilde verbergen. ♦Was de beschuldigde met u verloofd vroeg de president ♦Zij is het nog*, antwoordde Rechling met heldere stem, .ik zeg dit om getuigenis af te leggen, dat ik haar onschuldig houd aan de misdaad, waarvan zij ^be schuldigd wordt*. Een vluchtig rood kleurde Valentine’s; [wangen en zij richtte zich weer op; doch slechts voor een oogen- blik, toen verviel zij met een zacht gekerm in haar vorige houding. Op een vraag van den president, verhaalde Rechling hoe hij Valentine ten huize zijner moeder had leeren kennen en liefhebben, hoe zijn moeder hen gescheiden en hoe Valentine haar huis verlaten had. Hoe hij daarbij zich moeite gaf om zijn overleden moeder te verschoo- nen, zoo werd haar beeld toch nog ongunstiger dan het reeds was. ♦Ik zou nooit van haar afgezien hebben*, vervolgde hij, ♦dat wist mijn moeder ook wel en den volgenden dag zou ik naar haar vader gegaan zijn om haar hand te vragen, als Valentine mij daarvan niet teruggehouden had, om hem elke aandoening te besparen. Ik wenschte, dat zjj mij niet teruggehouden had!* zeide hij met ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 26). ELFDE HOOFDSTUK. Vervolg Nadat er nog op was gewezen, dat niemand voor deel kon trekken uit den dood van mevrouw Rechling dan alleen de beschuldigde, die door twee beweegre denen tot de daad was aangespoord: ten eerste, door de zucht naar wraak over de ondervonden beleedigingen, ten tweede door de hevige begeerte om de hinderpalen uit den weg te ruimen, die haar huwelijk beletten, nadat er ook op gewezen was, dat hier niet kon wor den aangenomen, dat de overledene het vergift op an dere wijze had ingekregen, was de akte van beschul diging ten einde. De president richtte thans tot Va lentine de vraag of zjj haar schuld bekende. Zjj talmde verscheidene minuten. Een beslist ♦ja* of ♦neen* vermijdende, antwoordde zij toen♦Ik heb mevrouw Rechling geen vergift toegediend*. Verder ondervraagd wordende, verhaalde zij den loop der gebeurtenissen geheel, zooals die in de akte van beschuldiging was geschilderd, en erkende ook, dat zjj zeer verbitterd was geweest op mevrouw Rechling. ♦Dan zou het toch natuurlijker geweest zijn de ge vraagde verfrissching te weigeren*, zei de president. ♦De gedachte daaraan kwam bij mij op, maar ik achtte dit een onbeleefdheid*, luidde haar antwoord. ♦En toen haalde u het bessensap Hoe kwam het, dat u dit zoo dadelijk bij de hand had ♦Eiken avond dronk mijn vader een glas bessensap met water, voor hij te bed ging*. wend in dit opzicht. Doch laten we niet kla gen. Den Haag is nu eenmaal de hofstad en Het Loo de zomerresidentie, die heerlijk ge schikt is om onze Vorstin de gewenschte kalm te, natuurschoon 'en gezondheid te geven. Bij Rotterdam, Utrecht, enz. vergeleken, mogen we nog van boffen ^spreken, waar de hoofdstad ten minste geregeld haar jaarlijksche Koninginneweek heeft, die dan gedeeltelijk, ten minste officieel meerekent voor heeljNe- derland. De Koningin-Moeder en Prins Hendrik ko men zoo nu en dan nog al eens overwippen. Nog dezer dagen kwam de Prins, die voor een maand de Zeven Provinciën*, ons nieuwste oorlogsschip te water liet van af de Marinewerf, nog dezer dagen kwam de Prins om de hon neurs waar te nemen tegenover het groother togelijk echtpaar van Mecklenburg —Schwerin. De Prins ontving zijn hooge familie in ’t Pa leis. Frederik Frans IV en zijne gemalin hadden een reisje langs de kusten der Mid- dellandsche zee gemaakt en ook Algiers be zocht. Met de Prins-regent ♦Luitpold*, een stoo- mer van de Norddeutsche Lloyd, maakten ze de terugreis en deden ook onze stad aan. Voor een oogenblik kwam er dus weer leven in ’t altijd uitgestorven Paleis. Couturier, cnze welbekende cuisinier, zorgde voor de tafel en Couturier kan aan de hoogste, ook hooge vorstelijke eischen. voldoen. Daarna was ’t groote geboyw weer uitgestorven, want de Prins vertrok, na zijn gastheersplichten’ver vuld te hebben, weer naar Den Haag en ’t Groothertogelijk echtpaar logeerde aan boord van den mailstoomer. Ze hebben in onze stad ’t Rijksmuseum, Artis en de Nieuwe Kerk bezocht. In ’t laatste gebouw trok natuurlijk ’t praalgraf van De Ruijter de attentie. Het receptieboek voor vorstelijke personen in ’t Rijksmuseum zal dus, (ik heb ’t nog niet na gezien), weer een paar namen rijker zijn. De voornaamste buitenlandsche vorsten, die hunne namen daarin neergeschreven hebben, zijn keizer Wilhelm II en de Koningin-Moeder Margaret ha van Italië. Incognito is toch heel wat waard voor vor sten. Zoo konden de bezoekers thans ook als heel gewone menschjes door de oude stad wan delen, waarbij ze ook een bezoek brachten aan een der interessantste plekjes onzer stad, het Begijnhof, een stuk dorpsgeschiedenis midden in de groote stadsbeweging. een zucht. ♦Misschien zou dan alles anders gegaan zijn. Ik verliet Berlijn voor een paar dagen, en toen ik teruggeroepen werd, vond ik mijn moeder dood en mijne reine, edele geliefde werd aangeklaagd als haar moordenares De groote, flink gebouwde jonkman scheen een on macht nabij; hij zette zich snel neder. Zijn getuigenis had een diepen indruk gemaakt. Hoe wel hij niets gezegd had, dat de beschuldigde recht streeks ontlastte, had hij velen gunstig voor haar ge stemd. Immers, het zou onnatuurlijk zijn, wanneer een zoon op zulke wijze ten gunste der moordenares van zijn moeder optrad, en Koenraad’s houding boezemde vertrouwen in door zijn kalmte en bezadigdheid. De volgende getuige was de koetsier van het huur rijtuig, waarin mevrouw Rechling naar Wilmersdorf en terug naar huis gereden was. De man verklaarde al leen, dat de dame onder weg nergens was uitgestapt en dus ook niets had gebruikt. Vervolgens kwam dokter Schmidtlein, die een be schrijving gaf van mevrouw Rechling’s doodstrijd en verklaarde dat zij gestorven was met de beschuldiging op de lippen: dat Valentine Zier haar vermoord had. De verklaring van den dokter werd bevestigd door de drie dienstboden, die ook nog vertelden, hoe haar meesteres thuis gekomen was en elk oogenblik haar ongesteldheid erger voelde worden. Zij hadden haar te bed gebracht, den dokter gehaald en haar sterven bijgewoond. Zij beschreven den gewonen loop van het dagelijksche leven in mevrouw Rechling’s huis en ook het heftige tooneel tusschen haar en Valentine, waarvan zij, door de onbeschaafde handelwijze barer meesteres, getuigen waren geweest. En weer viel het licht ongunstig op de doode, daarentegen zeer gunstig op de beschuldigde. Wanneer ge zoo door de stad wandelt en let op 't aantal telefoondraden, dan zult ge denken Wat zijn er in de hoofdstad een groote massa aangeslotenen. Nu, dit aantal is werkelijk groot. Er zijn er bijna 9200 geabonneerden met een goede tien duizend aansluitingen. Zeker, groote ge tallen, maar toch niet buitengewoon in ver houding van ’t aantal inwoners. Relatief zijn er bijv, te Rotterdam en vooral te Arnhem meer aangeslotenen. Ik meen, dat er in de laatste stad op 64 duizend inwoners zoo on geveer twee duizend telefoonaansluitingen zijn. Naar verhouding zouden er in onze hoofdstad, waar bijna negen maal zooveel menschen wo nen als te Arnhem, ook bijna 18 duizend aan sluitingen moeten zijn. De eenigste gevolgtrekking, die men hieruit maken kan, is misschien, dat Arnhem meer een weelde-, een luxestad is. Doch dit daargelaten, ieder begrijpt dat een telefoonbureau in een stad als Amsterdam een heele inrichting is. Het gebouw staat hoek Singel—Raadhuisstraat, dus in de on middellijke nabijheid van ’t hoofdpostkantoor. Een nieuw kantoor voor denzelfden dienst bouwt men op de uitgestrekte terreinen achter het Rijksmu seum, waar tot voor drie jaren de welbekende, onwelriekende, in een groot deel der nieuwe stad beruchte waskaarsenfabriek werkte. Het millioentje, dat de gemeente destijds voor de fabriek gegeven heeft, rendeert tot heden nog niet zoo best. Want met den verkoop der aangekochte gronden gaat ’t zeer langzaam. Nu is dit niet zoo heel wonder, als men ten eer ste bedenkt, dat de stad niet toeneemt in be volking, ten tweede, dat men deze terreinen alleen voor villabouw en groote, nette inrich tingen bestemt en ten derde voor oogen houdt, dat de rijke Amsterdammers niet in de stad hun villa uitzoeken. A Is de stad eens flink groeide en bloeide en als de richards, die er thuis behooren, er ook bleven, wat zou de gemeente dan nog een geld kunnen maken. Want ze heeft nog heel wat kostbaar grondbezit. Eerste-klas- standen als de De Ruyterkade en ’t Museum kwartier, terreinen voor kazernewoningen, ter reinen voor handel en industrie. Als de stad eens, enfin, ge kent ’t verlan- eens met lijn 3 van de P. C. Hoofdstraat, langs ’t Concertgebouw, dan bemerkt ge hier en daar aan den buitenkant der stad te zijn. Loop nu eens langs den Amstel, langs de water toren naar het Kalfje, waar het des zomers, vooral op Zondag, heel druk is. Van ’t Kalfje af kunt ge door een soort laan loopen; gij komt door Buitenveldert (gemeente Nieuwer Amstel) en vindt de stad eindelijk terug aan het eind van den Overtoom. Een goed deel van de ruimte tusschen lijn 3 en die laan behoort tot Amsterdamsch grond gebied en daarvan is de plattegrond al lang verdeeld; daar moet een heele stadswijk ko men. Maar, verder op, langs die laan wil Ber- lage een heele villastreek vestigen. Het is natuurlijk lage, drassige veengrond en het lijkt niets op het zandige heuvelachti ge Gooiland of de duinstreek van Aerdenhout (tusschen Zand voort en Haarlem). Er zal dus heel wat moeten opgehoogd, zwaar moeten ge heid en dan wordt ’t nog geen gezonde, dro ge zandgrond. Of dat plan ooit zal gelukken? De bevolking neemt hier wel zeer langzaam toe, terwijl we ’t wel eens anders gewend wa ren. In 1880 bedroeg de bevolking nog geen 300 duizend zielen. Met de tentoonstelling van ’83 kwamen we er flink overheen. Het liep haastig naar de 400 duizend en ook naar ’t half millioen. Maar in de laatste jaren? In de laatste drie jaren zijn er geen zesduizend bijgekomen. Waar vroeger veel meer men schen in de stad kwamen dan er uitgingen, is nu ’t omgekeerde regel geworden. Verleden jaar hebben we maanden lang ach teruitgang gehad en ach, in Februari nam de bevolking met 4 personen toe. Op die wijze kan ’t nog jaren duren voorde Indische buurt eens volgebouwd is. En ook nog jaren, voor we aan ’t dezen winter door de werkloozen voor de helft opgehoogde terrein toe zijn. Het ware te wenschen, dat de andere helft in den volgenden winter niet door den nij - penden nood van leegloopende arbeiders op gehoogd moest worden. Neen, aardiger zou ’t zijn, als de behoefte aan bouwgrond dit eischte. Hoe zou ’t dit jaar gaan met ’t bekende jaarlijksche bezoek der Koningin, der Konink lijke familie? Laatst van April en begin Mei is anders de tijd, is ’t onze Oranjeweek. Maar nu? Als hoofdstadbewoners worden we niet ver- genslijstje. Dan zbu men ook eens kunnen denken aan ’t plan-Berlage. De man van de Beurs, zult ge zeggen, ge begint al met tegenzin in uw hart, omdat ge die Beurs nog maar steeds leelijk blijft vinden, omdat ge ze een sta-in-den-weg noemt, omdat ze de heele levendige Damrakzijde be derft met haar donker, als van een groot sterf huis, omdat ge, de Beurs passeerende aan de stille Damrakzijde, steeds gaat denken aan een groot-model-zuivelfabriek of zoo iets. Ge kent ook de Passage en denkt aan ’t zware, te zware bouwen. Kenners zullen u echter schouderophalend aanzien en respect blij.ven houden voor ’t groote gebouw, waar de polsslag van den Am- sterdamschen, ja, voor een goed deel, van den Nederlandschen handel gevoeld wordt. Tegen een man als Berlage kunt ge gerust blijven opzien en als ge ’t niet doet, en als de geheele spraakmakende gemeente ’t niet doet, gaat Berlage toch z’n eigen gang. Doch niet alleen voor enkele gebouwen, ook voor uitbreiding, wijziging en verbetering van geheele steden, voor ’t ontwerpen van nieuwe wijken, enz., is Berlage de gezochte man. Ge hebt gelezen van de stoute Haagsche plannen van uitbreiding. Hoe groot en grootsch opgezet door Berlage. Of ze ’t daar zullen aandurven? Een tweede vraag. De gemeente der hofstad geeft geld genoeg uit en kan dat doen. Geen wonder; de rijkste Nederlandsche stad! Maar toch zitten ook daar, in die stad, waar zooveel zou kunnen, de grootsche ideeën en de noodige durf er nog niet genoeg in. Doch, revenons a nos moutons. Ik schreef zoo even: Als de stad eens bloeide, de rijke Amsterdammers, handels- en andere zaken- menschen evengoed als renteniers, in de stad bleven, dan zou het plan Berlage voor de uitbreiding van onze hoofdstad ook eens kunnen verwezenlijkt worden. Laat ik hier niet in finesses treden. Daarvoor moet men hier ge heel thuis zijn en zelfs nog beter thuis zijn dan menig inwoner van Amsterdam. Want meen niet, dat ge hier georiënteerd zijt, ge heel georiënteerd, de gewoonten kent van alle lagen der bevolking, de gewoonten in de stad en de vermaken die men buiten zoekt, als ge hier maar zoo even woont. Gut, man, dan komt ge pas kijken. zal dus niet uitweiden over een groot van de zuidrand der stad. Doch gaat OURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1