NIEUWS- Eil ADVERTENTIEBLAD Over de blijde gebeurtenis. IHR Sffll ES 0I1STIIM. De Verdenking. Zaterdag 17 ^pril 1309. 64e Jaargang. Ho. 31. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Uit de Raadszaal. s vrouw ware 27). Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. i genegen was*. »Dat is niet waarriep de beschuldigde zoo angstig gillend, als de rechters haar stem nog niet gehoord had den en van de bank der getuigen klonk een echo, die veel krachtiger woorden deed vernemen. Bauerlich haalde slechts even de schouders op en zei halfluid «Arm, beklagenswaardig kind Teeder vervolgde hij«Een liefde als de mijne kon op den duur niet onbeantwoord blijven, dat wist ik; ook was het mij bekend, welk een goede dochter Va lentine was en haar vader wenschte mij tot schoon zoon te hebben*. «Dat is een leugen klonk een wanhoopskreet van Valentine’s lippen. De president berispte haar over deze storing, doch vroeg daarna welke reden zij voor dien uitroep had, «Mjjn vader had weinige uren voor zijn dood een onderhoud met mij en waarschuwde mij toen, ernstig, neen, hij verbood mjj uitdrukkelijk, ooit de vrouw van Adolf Bauerlich te worden*. «Om welke reden «Die heeft hij me niet genoemd*, zeide zij openhar tig en Bauerlich’s gelaat klaarde onmiddellijk op. «Daar hoort u het; hij heeft geen reden genoemd*, zei hij tot den president. «Als ik niet denken kon aan de afwisselende luimen van een zieke, zou ik moeten gelooven «Wat?* vroeg de president. «O, ontsla mij van het antwoord*. «Ik moet u wijzen op den eed, dien ge hebt afgelegd*, vermaande de president. «Dat dat het arme meisje onwaarheid heeft ge sproken, maar ik mag haar niet beschuldigen*. (Wordt vervolgd.) VERGADERING van den Gemeen teraad van Sneek, op Dinsdag, den 13 April 1909, ’s namiddags ten 71/, uur. Tegenwoordig zijn 13 leden; afwezig met kennisge ving de heer A. Bakker; een vacature wegens het over lijden van den heer A. Veen Ezn. Voorzitter de heer P. J. de Hoop, Burgemeester. Secretaris de heer Jac. van der Laan. Punten van behandeling. 1 Lezing van notulen. De notulen der op 23 Maart 11. gehouden vergade ring worden na lezing door den Secretaris, onveran derd goedgekeurd en gearresteerd. De heer dr. Bouma vraagt, na afloop der agenda eenige vragen te mogen doen over de uitbreidingsplan nen dezer gemeente, welke vragen hij in de vorige vergadering wenschte te doen, maar daaraan toen geen gevolg heeft gegeven wegens het late uur. De Voorzitter hoopt den heer dr. Bouma, met toe stemming der vergadering daartoe gelegenheid te geven. 2 Mededeeling van ingekomen stukken, enz. Door den Secretaris wordt mededeeling gedaan van: a Een schrijven van den Edelachtb. Heer Burge meester, Voorzitter van den Raad dezer gemeente, daarbij kennis gevende, naar aanleiding van art. 70 der Gemeentewet, dat door hem het raadsbesluit van 23 Maart jl., waarbij vergunning is verleend aan A. J. de Graaf en F. de Wolf alhier, tot aanleg van bouwter rein en straten, niet ten uitvoer zal worden gebracht; Een besluit van Ged. Staten, houdende goedkeu ring van het raadsbesluit tot betaling uit het fonds voor onvoorziene uitgaven, dienst 1908; e Een idem, houdende goedkeuring van het raadsbe sluit tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1909; d Een schrijven van den heer dr. D. H. Posthumus dat hij de benoeming tot geneesheer bij de Algemeene Armvoogdij, voor het tijdvak van 1 April 1909 tot 1 September 1911, aanneemt; e Een idem van mej. N. Abbinga, wed. P. vd Zee, dank betuigende voor de ingevoerde jaarwedden-rege- ling bij het Lager Onderwijs; f Een idem van de firma A. M. Kuijt alhier, dat zij de voorwaarden van het raadsbesluit tot afstand van gemeentegrond op het terrein der Aschbelt, aan- neemt; g Een adres van het Bestuur der Vereeniging «Mid denstand* alhier, met bijlagen, subsidie verzoekende ten behoeve van de oprichting eener cursus voor han delsonderwijs; «Niets, dan dat ik geen vergift in de flesch heb ge goten en ook geen flesschen verwisseld heb«, antwoordde zij. «Ik wist zelf niet, dat er nog een tweede flesch bessensap in huis was, en waar zou ik het vergift van daan gehaald hebben De president was niet geroepen om deze vraag te beantwoorden; het was te voorzien dat de openbare aanklager en de verdediger zich daar later wel ernstig mee zouden bezig houden. Derhalve zette de president het getuigenverhoor voort; er moesten nog twee ge tuigen gehoord worden, Adolf Bauerlich en Constance Zier. Bauerlich werd eerst opgeroepen; er ontstond onder het publiek een beweging en gedruisch, waaraan dui delijk te bemerken viel, dat men iets belangrijks ver wachtte; deze getuige was het voorwerp der algemeene aandacht. Alle halzen werden uitgerekt, de binocles werden op hem gericht, men fluisterde elkander op merkingen over zijn persoon toe en vergeleek hem met Koenraad Rechling de vergelijking viel bij de meesten ongunstig voor hem uit. Met ernstig gelaat en kalme houding trad hij naar voren en scheen niets te bemerken van Koenraad’s vij andige blikken, die hem overal volgden. Met zachte, maar duidelijke stem beantwoordde Bau erlich de gebruikelijke inleidende vragen, terwijl Lage- man ijverig aanteekeningen maakte en dit voortzette gedurende het geheele verhoor van dezen getuige. De president vroeg hem in welke betrekking hij had gestaan tot de familie der beschuldigde. Bauerlich beschreef die verhouding op zulk eene wijze, dat hij daarbij in een gunstig licht werd geplaatst. Hij bekende dat hij wegens eenige jeugdige dwaasheden Duitsch- land verlaten had, in Amerika een veelbewogen leven had geleid en verzweeg ook niet, dat de heerZier hem na zijn terugkeer uit Amerika met groote terughouding behandeld had. «Hij zag mij aan voor een gelukzoeker*, voegde hij er lachend bij. «Kwam daar geen verandering in «Spoedig, zeer spoedig. Ik durf zeggen, dat tus- schen ons een betrekking bestond als tusschen vader en zoon.* Hier maakte Valentine eene beweging, alsof zij iets wilde zeggen; doch zij ging weer zitten zonder den mond geopend te hebben. »U kwam dus veel ten huize van wijlen den heer Zier vroeg de president weder. «Ik kwam er dagelijks*. «En daar ontmoette u dan zijn dochter «Zoo dikwijls slechts mogelijk was*. Bauerlich richtte een blik op Valentine, die kleurde van schaamte en boosheid. Rechling gaf zijn toorn zoo luid te kennen, dat een gerechtsdienaar hem tot stilte moest aan manen. «Er wordt beweerd, dat u genegenheid voor haar gevoelde*, zei de president. «O, dat is het rechte woord nietIk beminde haar, ik aanbad haar, het was mijn liefste wensch haar hart en hand te winnen*, riep Bauerlich met geestdrift. Als echo op die woorden klonk van de bank der ge tuigen zeer duidelijk«Schobbejak, als ik je onder mijn handen krijg, breek ik je den nek*. «Werd uw genegenheid beantwoord «O, ik was niet zonder hoop*, antwoordde Bauerlich, die niet scheen te bemerken, dat Valentine opsprong, alsof zij door een adder werd gebeten. «Maar Valentine Zier had zich met den heer Rech ling verloofd «Daar wist ik niets van en haar gedrag tegenover mij gaf mij reden om te gelooven, dat ze mjj niet on geen vereeniging van ons land met Duitsch- land zou kunnen wenschen. Maar zou onze veilige positie ook niet groo- tendeels te danken zijn aan de kalme regee- ring, die ons kalm volk in denzeltden rustigen geest houdt en zouden we, laat ’t nog eens herhaald, die kalme regeering niet als één en ondeelbaar verbonden mogen beschouwen met ons aloud Oranjehuis uitersten!) Nog sterker, laten Wat maken ze een drukte om die Vrouw, wordt er om een gewone ook zooveel gedacht? Kijk eens, dit alles is nog niet het «alles*. De «blijde gebeurtenis* is een gebeurtenis van de hoogste beteekenis, niet alleen voor ons Vorstenhuis zelve; niet alleen voor de vu rige aanhangers van «Nederland en Oranje*, in al hunne godsdienstige en politieke scha- keeringen, niet alleen voor degenen, die zoo politiek hoog meenen te staan, dat ze 't Oran jehuis als een meer ot min noodzakelijk orna ment meenen te moeten beschouwen, maar ook voor degenen, die misschien meenen 't hoogst hun idealen uit te duiden door vij andschap tegen ’t Oranjehuis, ot, generaler ge sproken, vijandschap tegen elk monarchaal be ginsel. Laat ieder voor z’n eigen trachten uit te rekenen, hoeveel we te danken hebben aan onze, sedert Napoleons tijden zoo stabiele staatsinstellingen, samengaande met ons ge moedelijk volkskarakter, laat ieder bedenken, dat dit rustig volksbestaan steeds ging in vereeni ging met Oranje. Laat ieder verder beden ken, hoe onze Koningin Wilhelmina geregeerd heeft, zoo koninklijk en zoo constitutioneel en zoo menschelijk goed, als een vorstin dat kan doen, laten we ons aan zoovele andere volke ren, volkeren met Vorstenhuizen en met Pre sidenten, spiegelen; denkt daarbij eens aan ’t zoo uiterst-republikeinsch aangelegde Noorse he volk, dat toch een nieuw, een geheel nieuw koningshuis uitverkozen heeft. eens in ’t algemeen 't ders. En dan we vinden die gezamenlijke geschenken, laten ze elk op zich zelf be trekkelijk klein zijn, we vinden ze te zamen groot, te zamen aanduidend één groote betui ging van ’t bestaan der band Nederland Oranje. Velen, en dit willen we eigenlijk zeggen, vergeten bij al hunne diepwijze redeneeringen, bij ’t beoordeelen der geschenken en bij al wat daar verder bij te pas komt, de groote betee kenis van «de blijde gebeurtenis*. Laat ’t voor zeer velen zijn: Uit liefde voor de Koningin, de laatste telg van ’t huis Oran je, wenschen we haar alle moederlijk geluk. Laat ’t voor anderen zijn: Onze Koningin is een goed Vorstinnetje, waarom zou zij niet een gelukkige moeder mogen zijn. (Ge ziet, we noemen uitersten!) Nog sterker, laten meer deren denken: ELFDE HOOFDSTUK. Vervolgd Nu werd de commissaris Kühnel verhoord. Hij verhaalde eerst, hoe hij bij zijn komst te Wilmersdorf Valentine, haar tante en Bauerlich samen had aange troffen en toen meende te bespeuren, dat zijne komst de beklaagde niet onverwacht voorkwam. «Hoe deden de beide andere aanwezigen zich dan voor?* vroeg de verdediger nu. «De oude dame was geheel buiten zichzelve; mijn heer Bauerlich was zeer teruggetrokken en trad eerst meer op den voorgrond, toen ik de beklaagde verzocht mjj te volgentoen stelde hij zijn rijtuig te mijner beschikking*. «En scheen hij aan de schuld der beklaagde te ge looven?* vroeg nu de openbare aanklager. «Stellig zou ik dat niet durven beweren*, antwoord de Kühnel, «maar toen ik in zijn bijzijn onder den gootsteen de flesch met vergiftigd bessensap vond, zag ik wel, dat hij aan haar schuld niet meer twijfelde*, en nu vertelde de commissaris op z(jn eigenaardige manier, hoe hij die flesch ontdekt had. Nu volgde de beëedigde scheikundige, die het ver gift in de tweede flesch gevonden had. Wat hij zeide, kon aangemerkt worden als eene aanvulling van het geen de commissaris getuigd had. «Wat hebt ge daar op te zeggen We doelen met deze regelen op onze bin- nenlandsche rust, die steeds goed was, beter dan bij de meeste andere volkeren, die goed was met het Oranjehuis. Maar denk eens om onze buitenlandsche vrienden of wat vrienden of vijanden mo gen zijn. Een paar berichten van de laatste weken Een liberaal Engelsch blad hechtte er aan, aan te duiden, dat de Britten vol sympathie onze verwachting betreffende de blijde gebeur tenis volgen. Uit Duitschland kwam ’t bericht, dat ’t Hot zich dagelijks op de hoogte houdt met de toestand aan ons Hof. Dit is een klank uit de beide landen, die zich ten onzen opzichte ’t meest geinteresseerd kun nen achten. Laten we nu België apart noemen, waar nog een speciale sympathie voor de Noorde lijke broeders en dier vorstenhuis is. Maar dan zou Frankrijk gaarne een stoor nis in ons vreedzaam staatkundig bestaan zien; een stoornis, die zeker niet ten voordeelevan ’t Fransche rijk zou kunnen zijn? Zouden de andere groote mogendheden niet wenschen, dat een kalm Nederland intact bleef staan, zooals het zich nu bevindt tusschen zoo vele groote machten? Zou ’t ook niet van groot belang zijn voor de kleine, flinke, vrije staten van Germaansch Europa, van Demarken en Zweden en Noor wegen en Zwitserland (België noemden we reeds apart) te kunnen blijven hopen, dat met een weer opbloeiend Neêrlandsch Oranjehuis een kalm doorbloeiend Nederlandsch rijk beter kan blijven voortbestaan? Laten we hierover niet te ver door blij ven redeneeren. Laten we in ’t kort dit zeggen: Velen denken en hopen, (de hoop is de moe der der gedachte, ten minste zeer dikwijls!) dat ons vrij neutraal voortschrijden onze Koloniën en bezittingen voor ons behouden doet blij ven;dat onze eigenaardige positie in ’t centrum der zeelan den, die aan de Noordzee grenzen, aan den mond der grootste Duitsche en groote andere rivieren, (’t land dat Napoleon wilde nemen als een aanslibsel van zijne rivieren en waar hij reeds een pistool op de borst van Engeland dacht te richten!) onze staatkundige vrijheid ongerept zal doen blijven, omdat een machtig Engeland en een jaloersch, ongerust Frankrijk Terwijl we dit schrijven, weten we nog niets van, ja, hoe zal men ’t noemen, van den uit slag der «blijde gebeurtenis*. Dus er over te schrijven? Pardon, we willen groote feit bezien. ’t Groote feit? ja zeker, mijne lezers, het groote feit. We hebben allen in de laatste weken, maan den, redeneeringen gehoord van «stuurlui aan den wal*, die toch in een zeker opzicht gelijk had den. Men had ’t dan over de groote drukte, die men maakte van «zoo’n kind*, of over ’t kinder achtig brengen der volkshulde, of enfin, ge kunt ’t zelf wel uitbreiden. Onder die po- litikasters waren menschen, die enfin, ’t nut van ’t koningschap niet zoo groot achten, of er den schijn van willen aannemen; er waren er ook onder, die vurig Oranjegezind zijn en dus alle goeds wenschen voor ’n weer opbloei end Neêrlandsch vorstenhuis; de vurigste Oran jeklanten behooren zeer waarschijnlijk tot de klasse van menschen, die nu niet zoo precies aan den publieken tafel meepraten; er waren er natuurlijk ook onder, die werkelijk smalers zijn, die 't best zonder Oranjehuis meenen te kunnen stellen, huisbakken-republikeinen of socialisten, zooals men die in ons kalme Ne- derlandje moet zoeken. We willen ons nu niet op een bepaald stand punt stellen, al meenen we ook, dat de lezer niet zal oordeelen, dat we anti-Oranj emannen zijn; integendeel, dat we met hart en ziel onze huidige staatsinstellingen, die ons volk sedert bijna een eeuw trachten gelukkig te maken, en dus ook ons Oranjehuis, dat met die staats instellingen één geheel uitmaakt, dat reeds eeuwen te voren door traditie onze volkstra ditie en daarmee onze laatste staatsinstelling mede vormde, dat we dit aanhangen en eer lijke Oranjemannen zien in de goede beteeke nis van dit woord. We willen dan zeggen, ja, dat ’t misschien veel beter kon gaan, grootscher, voornamer met die huldebetuiging. Eén algemeen Ne derlandsch huldecomitee; één groot huldeblijk. Zeker, zeker. Voeg er nog gerust eenige ideeën bij; er zijn sublieme denkbeelden genoeg te vinden. Maar toch, ons volk is nu eenmaal niet an- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 1 t

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1