NIHWS- ES AllïEKTÜOTliUI)
VOOR MEK EJ OMSTREKEN
BLOOKER’S
De Verdenking.
Woensdag '88 ^pril 1809.
64e Jaargang.
No. 34.
DAALDERS
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
CACAO
ant
30).
Am
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATEBDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ELFDE HOOFDSTUK.
Vervolg
In groote opgewondenheid werd de zitting geslo
ten; het duurde zeer lang eer de zaal ledig was. Daar
binnen en buiten, in de gangen, op de trappen, op het
plein voor het gerechtsgebouw, overal werd gesproken
over den ongewonen keer dezer zaak. De naam van
Lageman was op aller lippen; hij had als verdediger
schitterend zijn roem gehandhaafd en men prees hem
om de nieuwe lauweren die hij had behaald.
Op zulk een afloop had niemand gerekend, zelfs zij
niet, die de drijfveer geweest was: Agnes von Beeren.
Zij had geweten, dat Lageman den pseudo-Amerikaan
bij verrassing tot bekentenis wilde brengen, dat hij de
flesch met vergiftigd bessensap onder den gootsteen
had verborgen om zich op Valentine te wreken; maar
hij had haar niet gezegd, hoe ver hij het spoor van
dien man met behulp van een rechercheur gevolgd had.
Lageman trachtte te ontkomen aan de gelukwen-
schen zijner vrienden en collega’s en zocht zich een
weg te banen naar Agnes, die hem door een wenk te
kennen had gegeven, dat hij bij haar moest komen
aan het rijtuig, dat beneden stond te wachten. Reeds
geloofde hij vrij te zijn; doch hij had zijn rekening ge
maakt zonder Koenraad Rechling. De jonge Reus kwam
op hem toesnellen, sloot hem in zijn armen, zonder
zich aan de omstanders te storen en kuste hem onder
luid snikken.
om alleen het doel te bereiken*.
»0, wat een eerzuchtige!» fluisterde zij.
»Neen, eerzucht dreef mij niet, maar wel een geheel
ander gevoel. Agnes, als ik Valentine Zier vrij pleitte,
mocht ik eischen wat ik wilde, hebt ge gezegd*.
«Ik zal mijn woord houden
Agnes jubelde hij, «ge weet dat ik slechts een
ding kan begeerenuw hart en hand
«Mijn hand kan ik u nog geven*, antwoordde zij
zacht; »maar mijn hart bezit gereeds, zoolang ik u ken*.
Beschaamd sloeg zij de oogen neer, terwijl hij een
kus op haar hand drukte.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Het viel niet gemakkelijk Adolf Bauerlich tot be
kentenis van zijn schuld te brengen.
Na de eerste ontsteltenis, waarin Lageman’s redevoe
ring hem gebracht had. had hij zjjn koelbloedig over
leg geheel teruggekregen. Aan den rechter, die hem
een voorloopig verhoor deed ondergaan het was we
der de heer Hausler verklaarde hij, dat hij nog niet
bekomen was van zijn verwondering over het feit, dat
al de rechters met den openbaren aanklager en de ge
zworenen incluis, zich zoo hadden laten vangen door
de spitsvondigheden van een advocaat.
De rechter wees hem op de ontsteltenis, die hij zelf
getoond had, waarop hij met een spottenden glimlach
antwoordde«Ja, nu, ik zou den man wel eens willen
zien, die zoo plotseling en onbeschaamd overvallen
wordt en dan onmiddellijk met zijn antwoord gereed
is. Ik kan den advocaat Lageman den lof niet onthou
den, dat hij zeer bekwaam is in het combineeren der
feiten. Het scheelde slechts weinig, of hij had mij
zelf overtuigd, dat alles gebeurd is, zooals hij liet voor
komen*.
De groote zaal van ’t Paleis voor Volksvlijt
is eigenlijk maar een stuk van de groote zaal,
zooals de bouwmeesters die maakten. De idee
der stichters van ’t groote gebouw was groot-
scher dan de werkelijkheid later geworden is.
Al spoedig begreep men, dat, wilde men kans
hebben op financieele resultaten, in ’t belang der
vele aandeelhouders, het beter was, de te groote
zaal, die toch ongeveer nooit vol kon geraken,
in tweeën te verdeelen, een grooter en een
kleiner deel. Nu, wat thans dan de groote
zaal is, mag nog gerust een heele ruimte ge
noemd worden. Meestai is ze meer dan ruim
genoeg en men kan wel vooruit zeggen, wan
neer er eens sprake kan zijn van »te klein.*
Dat is natuurlijk op l Mei,' als de S. D. A.
P’ers ook nog den tuin van ’t Paleis noodig heb
ben en dan in andere belangrijke sociaal-demo-
cratische tijden, zooals we ook nu weer krijgen.
Immers, de Juni-verkiezingen naderen en dan
wordt er natuurlijk ’t luidst op los gehamerd
door de Troelstra-menschen. Eigenlijk zeg ik
dit maar half goed, omdat ik vergeet, de S.
D. P’ers van de S. D. A. P’ers te scheiden.
Nu, de heer Wijnkoop zal ’t me wel niet te
kwalijk nemen en de heer Mendels doet in de
laatste weken heelemaal niet aan kwalijk ne
men, want die houdt zich buiten de heibel.
En ook het Leger des Heils heeft er slag
werk en zorg voor haar; daartoe zijt gij de naaste*.
»Ik ga«, antwoordde Koenraad met een stevigen hand
druk. Eindelijk had hij dan toch begrepen, dat de
advocaat en Agnes von Beeren liefst met elkaar alleen
zouden zijn.
Zoodra Lageman aan het rijtuig kwam, stak mevrouw
Von Beeren hem de beide handen toe en onder haar
tranen lachende, zei ze»Zie, daar komt hij met lau
weren overdektDat moest u vandaag uit duizend
kelen toegezongen worden
»Ik ben reeds gelukkig, als slechts een mond mijn
werk prijst*, antwoordde Lageman, naast haar in het
rijtuig plaats nemende. Het rijtuig rolde voort. »Dus
is mijn geëerde bondgenoote over mij tevreden vroeg
hij en zag haar tegelijkertijd in haar donkere oogen.
«Tevreden*, herhaalde zij. «Welk een koel, nuchter
woord Ik weet voor mijn bewondering en dankbaar
heid geen gepaste woorden te vinden; ik ben er trotsch
op u mijn vriend te mogen noemen
«AgnesHij greep haar band.
Zij trok die niet terug, maar zeide met een schalk-
schen lach «Ik heb nog een appeltje met u te schillen!
Als bondgenoote hebt ge mij toch slecht behandeld 1
Terwijl ik er schik in had, dat wij den armen Koen
raad dom hielden, hebt gij mij met gelijken munt be
taald. Waarom hebt ge mij niet vooruit gezegd, waar
de terechtzitting vandaag op moest uitloopen
«Ik zou kunnen zeggen omdat men bij zulke onder
nemingen altijd een gewaagd spel speelt, en nooit bij
voorbaat zeker is van een goeden uitslag. Ik zou ook
kunnen zeggen omdat ik u eene verrassing wilde be
reiden en dan zou ik geen onwaarheid spreken. Maar
de volle waarheid is, dat ik niet tevreden was met den
weg te gaan, dien mijn verstandige bondgenoote mij had
aangewezen, ik wilde geheel alleen voorwaarts gaan
schen zijne slippen.
Toen ten slotte, na de rede van Troelstra,
de heer Wijnkoop zich als S. D. P’er tegen de
anderen overstelde, begon eerst de vergadering
op een Poolschen landdag te gelijken, en daar
na als een nachtkaars te verloopen en uit te
gaan.
’t Paleis voor Volksvlijt zal over een goede
paar maanden weer heel wat beweging zien.
Zoowel in ’t gebouw als in den tuin komt in Juli
Augustus de Middenstandstentoonstelling, die
nog al succes schijnt te zullen hebben. Natuur
lijk behoort er ook een Middenstandscongres
bij, waarop mannen van verschillende landen
zullen oreeren.
Het is voor de heeren, die zich èn voor deze
exhibition en voor den middenstand zooveel
moeite getroosten, te hopen, dat de onderne
ming een succes, een groot succes moge blij
ken te worden.
Nu, de deelnemers aan ’t congres en de
bezoekers der tentoonstelling zullen niet kunnen
klagen, dat de toegangen naar ’t Paleis zoo slecht
zijn. Het ruime Frederiksplein ziet er maar
wat kranig uit. Verleden jaar was ’t wel een
danig last, al dat werken van de Neuchatel
Asphalt Cie. (Deze maatschappij is gecontrac
teerd met de stad Amsterdam voor al de as-
phaltstraten. En daar er nog al eenige zulke
straten zijn en er steeds meer bijkomen, ter
wijl er ook nog al eens straten of deelen er
van opgebroken moeten worden voor werken
in den grond, zooals buizen voor gas, waterlei
ding, riolen, enz., en voorts nog ’t gewone on
derhoud moet geschieden, begrijpt ge licht dat
de tenten en kookpannen en heete vuren en
asphaltstrijkijzers en wat er al niet meer tot
’t bedrijf behoort, aan ieder welbekend zijn.
Tegenwoordig is men bijv, druk bezig met de
Damstraat.) Maar men moet door den zuren
appel bijten en nu ziet ’t Frederiksplein er uit,
om door een ringetje te halen, zou ik haast
zeggen, als, enfin als die ring dan maar groot
genoeg is.
Heel netjes is ook ’t Leidsche plein, ’t Kan
eenvoudig niet beter.
En de Dam en 't Rembrandtplein - wach
ten nog steeds op asphalt, ’t Is gewoon treu
rig, dat daar geen asphalt is.
Een heelen tijd geleden vermeldde ik dat
Burg, en Weth. verklaarden plan te hebben
op nog zeer veel asphalteering en daarbij niet
alleen op de fraaie straten en pleinen, maar ook op
«Laat mij los, Rechling,* riep de advocaat in zjjn
benauwdheid.
«O, mijn waarde advocaat,* riep Koenraad, «hoe zal
ik u bedanken?*
«Daar zullen we later wel eens over spreken,*
woordde Lageman, terwijl hij zich loswerkte.
Koenraad greep hem echter weer bij den arm
vroeg: «Wat zal er nu met dien ellendeling gebeuren?
Voor hem is geen straf hard of wreed genoeg! Kon
ik hem nftar eens onder mijn handen krijgen.*
«Daar hebben wij juist voor gevreesd en daarom
hadden wij zooveel geheimen voor u; ge waart er boos
om,* antwoordde Lageman gevat, «ge mocht ons werk
niet bederven.*
•Ja, ik ben erg ongeschikt voor zulke dingen*, zei
Koenraad met treffende oprechtheid, «voor veel moet
ik u en Agnes verschooning vragen. Maar beste vriend,
waarom heeft men de arme Valentine niet dadelijk in
vrjjheid gesteld
«Daarvoor worden nog formaliteiten vereischt
«O, die formaliteiten Koenraad stampvoette. «Elke
minuut, die men haar langer tusschen die afschuwelp-
ke muren houdt, doet men haar leven en gezondheid
te kort
«Rechling, kom van avond eens bij mij, dan zal ik
u dit ophelderen,* verzocht Lageman, die wel deelne
ming gevoelde voor Koenraad en Valentine, maar nu
zijn ongeduld niet langer kon bedwingen; neem mij niet
kwalijk, mevrouw Von Beeren wacht mij*.
«O, dan ga ik mee Koenraad schreed vooruit, doch
Lageman bleef staan en keek hem op eigenaardige
manier in het gelaat.
«Rechling*, zei hij, «daar ginds in dien hoek zit die
arme oude tante van Valentine; zij is in verlegenheid,
niemand bekommert zich om haar. Doe nu een goed
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
de drukke volksbuurten te letten. Van dit
laatste deel van 't plan merkt men nog niet
veel. Wel zijn de Gravenstraat en de Sint Lu-
ciënsteeg van asphalt voorzien, maar dat isniet
in de volksbuurten; dat zijn hoofdverkeerswe
gen, die toevallig wat heel nauw zijn; vooral
de Sint Luciensteeg, waar vroeger de heer
Poutsma z’n zaak had. Met dit al is ’t wel
goed, dat deze drukke verbindingswegen ver
beterd zijn.
Wie ook om asphalt roepen, dat zijn de
Marnixstraters; ge weet wel, uit die bekende
straat, waar zulke noodlottige branden geweest
zijn. Een eentonige straat met kazernewo
ningen.
Gelukkig is er bij de Raampoort nog wat
plantsoen om de eentonigheid te breken. Die
straat, grootendeels vervelend recht en twee
maal zoo lang als de Kalverstraat, loopt van
het Leidsche naar ’t Haarlemmerplein en zal
opnieuw bestraat worden, ten minste gedeelte
lijk. Nu is zoo’n bestrating lang niet voor de
poes. Ik heb, naar ’k meen, al eens uitge
legd, hoe ’t komt, dat hiermee zeven gulden
per vierkante meter gemoeid gaan. Eerst op
breken; een halven meter diep uitgraven; een
betonondergrond aanbrengen, die klinkt als
een klok; daarop zand en dan de beste soort
behakte keien.
Voeg daarbij, dat door deze straat ook een
tram loopt met dubbel spoor, nl. de drukke
lijn 10, die van Muiderpoortstation, door Plan
tage, Frederiksplein, Weteringschans, Leidsche
plein, Marnixstraat, Haarlemmerplein naarZout-
keetsgracht kart.
Zoo’n tram moet doorrijden en dat brengt
steeds aparte bezwaren en onkosten mee.
En daar zijn de brave Marnixstraters begon
nen met hunne klachten. Waarom geen as
phalt, dat per M3 goedkooper is dan die dure
keienbestrating?
We wenschen den menschen toe, dat ze
hun zin krijgen. Maar Burg, en Weth. zullen
denken: We zien ’t begin van al dat vragen
wel; maar waar is ’t eind?
Waar we zooveel kiekjes nemen in onze
brieven, voegt ’t niet, een der meest bekende
inrichtingen onzer stad over te slaan. We be
doelen ’t hötel-café-restaurant Krasnapolski.
Wie in den lande kent Kras niet? Ten min
ste als hij Amsterdam heeft bezocht! Wie heeft
wel niet eens in den Wintertuin gezeten,
waarvoor Krasnapolski er een eigen groote
van ’t Paleis vol te krijgen; meermalen per
jaar.
Ik mag wel eens zoo’n voltallig gezelschap
en als de S. D. A. P. er is, dan is er ook volle
dige animo, dan wordt er stevig, boud gespro
ken; dan ziet men aangezichten met durvers-
uitdrukkingen, oogen met krachtig vuur, heel
geen kluizenaars-type of van streng geloovig
mensch. De taal is ook eenigszins anders en
in elk geval krachtig.
Woensdag was er weer een protestmeeting.
Genoeg volk en zoowel van S. D. A. P. als van
S. D. P. En Wijnkoop kwam nog wel in
debat.
Maar ’t helle leven zat nu eenmaal niet in
de zaalatmospheer en zoodoende bleef ’t een
tamme boel. Dat gaat er mee als op som
mige gezellige bijeenkomsten; soms komt de
levendigheid ongemerkt, onbedóeld en onvoor
bereid en als men speciaal bijeenkomt om pret
te hebben, blijft ’t een stijve boel.
Je mannen waren er anders wel. Vliegen,
die uiteenzette, dat de arbeiders aan de politiek
moesten doen omdat de Staat alleen voor de
uitzuigers, de kapitalisten, zorgt.
Oudegeest, de man der spoorwegstaking
van 1903, vond niets goeds in de sociale wet
ten van de laatste jaren.
Gerhard legde uit wat een vertegenwoordiger
moest zijn: de spreekbuis van die hem afvaar-
digden.
Impératief mandaat, zult ge zeggen. Dat is
bij de Grondwet verboden.
Och, mannetje, wat redeneert ge ouder-
wetsch.
Met Duys, door sommige tegenpartijders als
grootschreeuwer der S. D. A. P. betiteld, kwam
la note comique.
In een der Zondagsbladen met «politieke
plaat* was, naar aanleiding van ’t Deventer
congres, dat tot uitwerping van een drietal
voormannen leidde, de heer Troelstra als Zijne
S. D. A. P’sche Majesteit afgebeeld en terwijl
de andere voormannen een draag’lijk figuur
maakten als Zijner Majesteits eerste onderda
nen, werd Duys afgebeeld als een klein jochie,
de slippen van Majesteit Troelstra vasthou
dend.
Niet erg aardig van zoo’n politieke satire.
Duys vond, dat hij nog altijd beter de slip
pendrager van den leider zijner partij kon zijn,
dan Treub de dito dito van prof. Fabius.
En de heer Pieter Jelles vertoonde intus-
4
en
HJRANT.