NIEUWS- ES ADVERTENTIEBLAD
IMIl SSEEk EJ MSTUIIL
BLOCKER’S
De Verdenking.
Woensdag 12 Mei 1809.
84e Jaargang.
DAALDERS
No. 38.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton,
CACAO
Amsterdamsclw Brieven.
met een oranjestrik
nog
weer
heel
nog
33).
ge-
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
over
Ge
niet
Maar
die zacht was binnengetreden en achter de portière
had staan luisteren. Hij trad nader en vervolgde >Een
advocaat heeft, evenals een dokter en een geestelijke,
dikwijls gelegenheid een diepen blik in het mensche-
lijk hart te slaan en daarom kan ik u verzekeren,
Valentine, dat er slechts weinig menschen zijn, die
in gedachten nooit gezondigd hebben. Gedachten zijn
als gasten, genoodigde en ongenoodigde, welkome en
onwelkome. Het is de vraag slechts Of men een booze
gedachte bestrijdt of dat men er mee instemt*.
«Bestreden heb ik die gedachte niet», antwoordde
Valentine, wie het intusschen gelukt was zich van
Koenraad los te maken; eindelijk druppelden langzaam
de tranen uit haar brandende oogen.
«Maar er mee ingestemd hebt ge toch ook niet«, zei
Lageman. «Zooeven hebt ge gezegd, dat ge dadelijk
berouw had over die booze gedachte».
«En al was dat niet zoo geweest, dan heb je daar
voor reeds genoeg geboet met alles wat je geleden hebt«,
zei Koenraad en greep weer naar haar hand. «Valen
tine, wil je en kun je aan je zelve een straf opleggen,
die mjj ook treft en mijn gansche leven verwoest? Ben
ik je dan niets meer waard
«O, Koenraad, Koenraad, hoe kan je zoo vragen
kreet zij en strekte onwillekeurig de armen naar hem
uit. Doch toen hij haar aan zijn hart wilde drukken,
week zij terug en mompelde «Het mag niet zijn
«Naar goddelijke en menschelijke wetten mag het wel
zijnsprak Lageman, doch nu mengde Agnes zich
weer in het gesprek.
«Dring niet aan«, zei ze tusschen Valentine en Koen
raad tredende, «behandel haar als een zieke, die weer
aan vrije lucht en zonneschijn gewoon moet worden.
Hoor eens, wat ik bedacht heb «morgen laat ik de
koffers pakken en ga met Valentine naar het Zuiden*.
«Je wilt me niet gelooven. Je hebt gelijk. Zóó heb
je mij nooit gezien, als ik toen was. Ik was woedend,
ik dorstte naar wraak, voor alles wat mijn vroegere
meesteres mij ,had aangedaan. Ik dacht er op dat oogen-
blik niet aan, dat zij je moeder was, Koenraad
Zij sloeg even de oogen naar hem op. Hij wilde
spreken, doch zij wenkte met de hand.
«Laat mij voortgaan», zei ze met matte stem. «Ik
was zoo door en door slecht, dat ik op het punt stond
haar den dronk te weigeren, waar zij om vroeg, en
toen ik dien toch gaf, vloog mij die gedachte door het
hoofd*.
Onwillekeurig liet Agnes een kreet hooren; Koen
raad kromp ontsteld ineen.
«Zonder mijn toedoen is die wensch vervuld, en
ofschoon ik dadelijk berouw had over dien wensch, ik
heb hem toch gehad en voor dezen misslag moet ik
mijn leven lang boeten
«Daar heb je reeds voor geboet riep Agnes.
«Neen, neenDaardoor word ik voor altijd van
Koenraad gescheiden; hij zal en moet mij van zich
stooten. O, vloek mij niet, vergiffenis 1» Paar lag zij
geknield voor hem, de handen smeekend naar hem op
geheven.
Koenraad Rechling weifelde slechts een oogenblik,
toen sloot hij haar in zijn armen, richtte haar op, legde
haar hoofd ondanks haar tegenkanting aan zijn borst
en fluisterde «Hier aan mijne borst is je plaats, ge
liefde Valentine, niet aan mijne voeten. Als wij ge
straft moesten worden voor elke gedachte, die ons in
een oogenblik van drift door het hoofd vliegt, wie
zou dan ongestraft moeten blijven
«Maar wanneer zoo’n booze gedachte een daad wordt?»
vroeg zij, terwijl zij trachtte van hem los te komen.
«Dan is dat een noodlottig toeval», viel Lageman in,
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
«Koenraad wil niet heengaan, voordat hij mij
sproken heeft.»
«Weet je dat ook al?«
«Ja, door de stilte van den kerker wordt het gehoor
gescherpt,* zuchtte zjj. Toen richtte zij zich op en
zeide vast besloten: «De kelk moet geledigd worden,
het zjj zoo. Alzoo geschiede, wat toch eens geschie
den moet.«
«Het zal je te zwaar vallen; stel het uit tot later, als
je meer krachten hebt.«
«Laat het mij nu doen. Schuif de gordijnen open,
help me een beetje om mijn haar en mijn kleeding in
orde te brengen en roep hem dan. Je moet ook
komen, want je moet ook mijn schuldbelijdenis hoo
ren.» Zij stond op.
Agnes voldeed aan haar verlangen. De fraai gemeu
bileerde kamer lag tegen het westen; een stroom van
licht en goud kwam door de hooge vensters, toen Agnes
de gordijnen had opengeschoven.
In dat schoone betooverende licht vond Koenraad
zijn geliefde in een leunstoel zitten.
Als verblind bleef hij een oogenblik schuchter op
den drempel staan; toen snelde bijnaar haar toe, zonk
aan haar voeten neer en greep haar slanke hand om
die met kussen te bedekken.
want in die week van druk feestgedoe, waar
in de recepties op elkaar volgen, zonder een
dag over te slaan, komen gewoonlijk ook de
vertegenwoordigers der regeering uit alle doe
len des rijks.
Als we dezen zomer Prinses Juliana eens
zagen in de hoofdstad met Hare Ouders
We zullen dus niet te druk zijn over de
Prinsesjesdagen. Het was dezelfde beweging,
die anders op 31 Augustus te zien, te prijzen
en gedeeltelijk te laken is. De 1-Meidag raakte
er zoo’n beetje door in de verdrukking, wat
heel begrijpelijk is.
Wanneer er een betooging of meeting of
feest van socialistische zijde gehouden of ge
vierd wordt, zijn er een zeer groot aantal deelne
mers. En dan zeggen de menschen: Kijk
eens, wat zijn er toch een massa S. D. A. P.-ers
of vrije socialisten.
En wanneer het Koninginnedag is, of zooals
dezer dagen, Prinsesjesdag, dan zeggen de vu
rigste Oranjeklanten: Ziet ge wel, als ’t er
op aankomt, is nog zoowatons heele volk Oran
jegezind.
Men vergeet, dat er heel wat toekijkers zijn
bij elke betooging, dat de nieuwsgierigen ge
woonlijk het groote getal maken; dat zeer ve
len met alle soorten van feesten, betoogingen
of wat dan ook, meedoen; dat elke ge
ruchtmakende beweging volk trekt, dat niet
eerst zich afvraagt, of ’t met de politieke rich
ting in overeenstemming is.
Zoo ging ’t ook op den eersten Mei.
De Vrijdag zat nog wat stevig in de le
den van zeer velen, die ’t onmogelijk van zich
kunnen verkrijgen, een feestavond vóór ’s mor
gens vier of vijf uur te eindigen. En dan zit er
niet voldoende lef meer in velen, om ’t huikje
om te keeren en de roode kant in plaats van
de oranjezijde buiten te hangen.
Zooals andere jaren werd er ook nu gerede
voerd in een paar zalen en ’s avonds zag men
weer de groote optocht, die een vooraf be
paalde route moest volgen. Die route lag in
de dichtersbuurt met ’t Kwakersplein als eind
punt. Vele betoogers hadden vergeten hun
oranjestrikje van den vorigen dag rood te laten
schilderen. Bovendien liepen er zeer vele
eerste-klasse-Oranjeklanten mee, die van hun
hart geen moordkuil maakten en dapper zon
gen van ’t Prinsesje en van de Koningin.
Men zag zelfs iemand met een transparant,
waarop natuurlijk een der bekende strijdkreten
Zij trok echter haar hand terug en zei «Raak me
niet aan, Koenraad Daarmee zou je tegen je over
leden moeder zondigenJij behoort niet aan mijn voe
ten, ik moest aan je voeten liggen om je mijn zware
schuld te belijden.*
«Lief, dwaas kind», antwoordde hij, zonder op te staan,
«die langdurige gevangenschap heeft je ziek gemaakt,
anders zou je zulke gedachten niet hebben*.
«Het is de waarheid*.
«Je acht je zelven schuldig, omdat je aan Koenraad’s
moeder dan vergiftigden drank hebt toegereikt, maar
dat is ziekelijke inbeeldingik heb je dit al meerma
len gezegd», zeide Agnes nu nader tredende.
«Dat alleen is hetniet», sprak Valentine hoofdschud
dend. «Sta op Koenraad, ga hier op den stoel zitten.
Agnes, zet je hier op de sofa neer en laat mij aan je
voeten zitten, zooals aan een boetvaardige past*.
In angstige spanning voldeden beiden aan haar ver
langen. Valentine zweeg eenige oogenblikken, zij
haalde diep adem, als wilde zij kracht verzamelen voor
de zware taak, die zij wilde vervullen, en begon toen
met neergeslagen oogen
«Teen Bauerlich gisteren verklaarde, dat ik te gelijk
met het ontvangbewijs van den juwelier een fleschje
met atropine in handen kreeg
«Dat was een ellendige leugen, waarvoor ik hem
gaarne geworgd zou hebben*, viel Koenraad in, of
schoon Agnes hem met een gebaar tot zwijgen ver
maande.
«Hij loog, maar toch klonken mij zijn woorden als
een vreeselijke aanklacht in de ooren, want als ik op
dat oogenblik zoo’n fleschje in handen had gekregen,
wie weet of ik niet gedaan had, wat hij zei«.
«Valentine!» riepen beiden te gelijk vol medelijden
zacht verwijtend uit.
van de socialisten, en
op de borst.
Doch ’t eigenaardigste was dit: Elk der be
toogers had een kaart, die toegang moest ver-
leenen tot de avondvergadering; die kaart nu
was toevallig op oranjepapier gedrukt.
En of zoo’n optocht ook veilig, totaal gevaar
loos is! Er liepen, bereden en onbereden*man-
netjes bijeengerekend, wel tweehonderd agen
ten van politie mee.
Een paar dagen later was er een optocht
van Oranjeklanten.
Het was de vereeniging van den ambitieu
zen heer Van der Horst, genaamd: «Wat ook
vall’, trouw sta pal.«
Deze Orangisten organiseerden den optocht
en meerdere andere vereenigingen waren mee
van de partij. De opstelling geschiedde links
achter ’t Rijksmuseum, bij ’t gebouw Velox.
Een di om van menschen verzamelde zich en’t
was een heelen toer, de juiste regeling te
treffen. Het ging door de schildersbuurt, langs
Hobbemakade, Ruysdaelkade, Ceintuurbaan,
enz. en langs de Stadhouderskade weer terug.
De politie, die bij de andere optocht zoo tal
rijk vertegenwoordigd was, schitterde nu bijna
door afwezigheid. En dat, waar zoo’n gewel
dige menschenmassa zich bewoog. Het kost
te dan ook heel wat moeite, den langen
stoet bijeen te houden.
Enfin, de stoet en de menschen kwamen al
len heelhuids waar ze wezen moesten, dwars
door de schildersbuurt.
Nu ik toch de schildersbuurt in m’n gedach
ten doorkruis, komt me Rembrandt’s naam
weer voor den geest. Of liever ’t Rembrandt-
huis en ’t Rembrandtplein.
Reeds in den tijd der Rembrandtfeesten schreef
ik u over ’t huis, waar de groote man bijna
twintig jaren gewoond heeft. Het is het
tweedehuis rechts indenjodenbreedstraat.als men
van den Damkant afkomt. Een niet buiten
gewoon hoog, ouder wetsch huis. Een anti
quair woonde er lange jaren in en ook, toen
de woning door de gemeente en deRembrandt-
vereeniging was aangekocht, om slooping te
verhoeden, bleef de man met z’n oude klok
ken, oud-goud, -zilver en -porselein er in. Een
steen in den gevel laat ons lezen, dat de ko-
ning van ’t penseel daar woonde en er z’n
heerlijkste scheppingen voortbracht. In de cou
ranten kon men voor enkele maanden lezen,
dat het huis eindelijk eens tot een werkelijk
Rembrandthuis gemaakt zal worden. Een ar
chitect onderzocht den bouw en bracht advies
uit en thans is men druk aan ’t veranderen.
De antiquair moest natuurlijk verhuizen.
En ’t Rembrandtplein, zult ge zeggen; wat
moet dat. Ja, kijk eens, dat moet niets, maar
de gemeente moest wel wat. Men noemt ge
woonlijk den Dam ’t centraalpunt der stad
en de Kalverstraat de drukste loopstraat.
SoitMaar er zijn er ook die durven beweren,
dat Rembrandtplein en Reguliersbreedstraat
minstens even druk zijn.
Nu had ik ’t in een vorigen brief over nieu
we bestratingen, en over een adres van vele
Marnixstraters, een bede om asphalt. Asphalt,
dat zoo netjes staat, waarop men zoo zacht
gaat en dat ’t record van alle bestratingen
slaat. Asphalt, dat misschien goedkooper is
dan gewone bestrating.
Nu, moest zoo’n druk plein als’t Rembrandt
plein niet even fatsoenlijk bestraat als ’t Leid-
sche plein en ’t Frederiksplein? De bestra
ting is goed, heel goed zelfs, maar op de ma
nier der beide andere pleinen is ’t toch veel
beter.
Zoo ook de Stadhouderskade voor ’t Von-
Daar is ’t toch zeker wel druk en
zoo netjes mogelijk heb-
Daar komen de meeste Amsterdammers
delpark.
daar wil met ’t liefst
ben.
geregeld over; daar passeert de provinciale be
zoeker, daar moet ook de vreemdeling voorbij,
die naar een der museums z’n schreden richt.
Daar is de deftige buurt, daar is men deftig.
Die buurt wordt daar eigenlijk nooit heele-
maal goed. Ik bedoel niet de buurten langs
’t Vondelpark, waar overigens genoeg op valt
af te keuren. Laat ik alleen maar eens de
Vossiusstraat noemen, die voert naar ’t bekende
Blindeninstituut van den wakkeren heer Len
derink. Neen, daar bij de entree van ’t Von
delpark en ook de toegang tot ’t Rijksmuseum,
dat is niet grootsch genoeg.
Vlak over ’t Vondelparkshek zie je die leelij-
ke muren van de gevangenis, waardoor men nu
juist geen villabouwgedachten voelt opwekken.
En naar ’t Rijksmuseum, zie, daar moest uit ’t
hart der stad een directe toegangsweg over
de drie grachten naar dit veel bezochte gebouw
leiden.
Nu ik toch zoo ronddool door de oude en
de nieuwe stad, wil ik ook nog even ’t aller
oudste gedeelte in de buurt van de Oude
kerk door trekken. Had ik ’t laatst niet eens
Het lust me niet, thans
Prinsesjesdag te schrijven. Nog weer!
zult zeggen, dat ik er
over geschreven heb. Gelijk hebt ge.
ik bedoel er mee: nog meer, terwijl er al zoo
veel over geschreven is. Vooreerst was bij dit
feest de stemming in heel ’t land gelijk, zoa
dat de feestuiting in de hoofdstad in heel veel
opzichten gelijkt op die in alle andere plaatsen
en dan het centrale punt der feeststem
ming was niet de hoofdstad, maar de hofstad.
Het gaat met die dingen ook: Dichtst bij ’t
vuur, dat warmt ’t best. En dit afgezaagde
woord zegt nog voor geen derde deel de re
denen, waarom ’t in Den Haag je grootste feest
moest zijn.
Daar is 't Hof, daar zijn alle officiëele lichamen
en personen, die ’t eerst met de blijde gebeur
tenis te maken hebben; daar zijn de vertegen
woordigers der buitenlandsche mogendheden.
Ja, als de Koningin dit jaar nog eens met
het zoo vurig verlangde Koningskind in onze
stad komt, om daarmee te vergoeden, wat we
dezer dagen misten, ja, dan!
Wat we dezer dagen misten. Immers, zon
der blijde gebeurtenis enz., hadden we dezer
dagen weer onze Koninginneweek gehad en
dat is een week, die telt voor de hoofdstad
en zelfs voor heel ’t land.
Voor heel ’t land, zult ge zeggen? Zeker,
OURANT.