VO0II S\EEk E?i 0ISTHEIE1
NEWS- ES AI1VERTW1EBLA» A
Woensdag 2 Juni 1808.
64e Jaargang.
No. 44.
I
@e kleur van de roos.
M
Uitgever:
B FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
even
-•U -
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Weinig stemt de mensch op prettiger manier
nederig dan een ongewone atmosfeer van waardeering.
(Graham Travers.)
baar het Engelsch,
van THOMAS COBB.
Agatha stond op van haren stoel met een verbaas
den blik, toen de knecht majoor Melville aandiende, en
een flink, forsch gebouwd man, met gebruind gelaat,
de kamer binnentrad.
«Wanneer zijt ge uit Indië teruggekomen vroeg
zij, terwijl zij elkaar de hand drukten.
•Eergisteren*, antwoordde hij.
•Hoe vriendeljjk van u, zoo gauw naar mij toe te
komen Of«, ging zij voort, toen een nauw merkbare
glimlach over zijn gelaat gleed, «misschien zijt ge niet
gekomen om mij te zienHoe dan ook, Eline zal bin
nen een paar minuten hier zijn. Neem plaats, het zal
ruim vier jaar geleden zijn
•Bijna vijf», zeide Hugo, een stoel nemende. »Weet
ge wel, het was op Judiths trouwdag, dat we elkaar
het laatst ontmoetten».
•Ja», antwoordde Agatha. »En ik herinner mij ook,
hoe wij allen eenigszins verwachtten, dat Judiths hu
welijk misschien nog gevolgd zou worden door door
een ander
•Ja», mompelde Hugo, met de oogen op het vloer
kleed gericht, »ik hoopte toen evenzeer, ook ik deelde
die verwachting. Maakt Eline het goed
»0, ja
t »Nog dezelfde als vroeger hield hij aan.
•Natuurlijk; maar even als wij allen is ook zij wat
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
haren stoel op en verliet zonder een enkel woord tot
verklaring de kamer. De trap afgaande, ontmoette zij
in de gang een meisje, een paar jaar jonger dan zij-
zelve en zooveel op haar gelijkende als een bijzonder
mooi nichtje doen kan op een van meer alledaagsch
uiterlijk.
»Eline«, fluisterde Agatha, de hand op haren arm
leggende, «Hugo Melville is in de ontvangkamer».
Eene seconde stond Eline stokstijf, geheel in de war
van verbazing, en alle kleur week uit haar gelaat.
•Hij hij heeft naar je gevraagd», voegde Agatha
er aan toe.
Eline wierp het hoofd eenigszins minachtend ach
terover.
•Zeer vriendelijk van hem«, antwoordde zij, zichzelve
weer volkomen meester. «Zullen we naar boven gaan?»
stelde zij voor, en eene minuut later trad ze de kamer
binnen met fiere houding, onder Agatha’s hoede, en
stak Hugo de vingertoppen toe.
•O, majoor Melville*, zeide zij, en gedurende de vol
gende oogenblikken scheen het gesprek niet te vlotten.
Hugo scheen terneergedrukt, Eline was doodsbleek en
zelfs Agatha was als met stomheid geslagen, totdat
zij de noodzakelijkheid inzag iets te moeten zeggen,
wat dan ook.
•Eline», riep zij uit. »Hugo en ik hebben een kleine
quaestie gehad
•Nu al vroeg Eline.
•Over de kleur van eene bloem».
Eline keek om en vestigde haren blik op de vaas met
chrysanthen, midden op de tafel aan hare rechterhand.
Welke vroeg zij.
•Over die«, antwoordde Hugo, «welke ik droeg op
Judiths trouwdag, den laatsten keer dat ik hier was,
zooalsge weet».
de Associatiekas, de Amsterdamsche bank en
nog meer eerste-klasse handelskantoren op die
grachten zetelen, och dat is nog niet zoo min
netjes, die vennootschappen kleeden zich er
heel wel naar. Die kantoren zijn paleisachtig
geïnstalleerd. Maar ook andere, van ouds
deftige heerenhuizen veranderen in gebouwen,
waar meerdere firma’s kantoor houden. Of
schoon het op te merken valt, hoe er steeds
meer kantoren naar de buurt van de Beurs
trekken.
Van kantoorverplaatsing gesproken, noem
dan ook het deftigste deel der Prins Hendrik
kade; het gedeelte langs het Oosterdok, tegen
over de «Wassenaar». Hooge, trotsche huizen,
die prachtig op. stand stonden, toen de han
delsvloot nog grooten deels in het Oosterdok
lag, nu een groote, ledige watervlakte, waar
bijna nooit een zeeboot ligt te lossen, waar
aan den eenen kant zoo nu en dan de marine-
muziek weerklinkt en de Wassenaar* in
rustige rust ligt, terwijl aan de andere zijde de
beide ijsbrekers een renteniersleventje leiden.
Dat was vroeger de plaats voor de groote
reeders en cargadoors. En nu, ja, men vindt
er ook nog wel groote firma’s, zooals een
kantoor -van de »Nederland«, van de Konink
lijke Hollandsche Lloyd, van de Packetvaart,
die in Indië een 50 tal booten heeft, een bij
kantoor van de Twentsche bank, om maar
enkele zoo voor de vuist weg op te noemen.
Maar voor die kantoren ziet men niet meer
hunne drijvende zaken. Lijn 12 snort er langs
van den Dam, over het Stationsplein naar de
Czaar Peterstraat, dus naar de eilanden, maar
op het leftige deel der Prins Hendrikkade
kan de tram gerust volle gang nemen.
Nu ik tojh over verplaatsing spreek, ik heb
het overigens al meer gedaan, wil ik toch de
pleinen nog eens noemen.
Is de Dam nog het centrum der stad? Zeg
ja; een ander kan met evenveel gerustheid z’n
hoofd schudden. Ik hoor hem Rembrandt-
plein, Leidscheplein, zelfs Frederiksplein noe
men. We gaan natuurlijk niet af takelen en
zoeken marktpleinen op als het Waterlooplein
en de Nieuwmarkt. Maar als het eens heel
druk is, Koninginnedag, Julianadag ('k Geloof
dat Prinsesjesdag bekender klinkt), dan ziet ge
de grootste drukte ook op het Rembrandt-
plein en neem nu eens het Leidsche plein. Dit
is van ouds bekend, omdat er al zoo heel, heel
lang de Stadsschouwburg heeft gestaan en
ouder geworden», zeide Agatha glimlachend, «ofschoon
men het niet aan haar zeggen zou, als men haar ziet.
Misschien iets meer bezadigd, maar daardoor nog lief
talliger. Zij heeft de laatste anderhalf jaar, sinds den
dood harer moeder, bij ons gewoond, zooals je mis
schien weet. Maar zeg, waarom werden we in onze
verwachtingen teleurgesteld, Hugo vroeg zij.
Hij staarde op het karpet, alsof hij aarzelde, hoe hij
hierop antwoorden zou, maar sloeg zijne oogen op naar
Agatha’s gelaat.
•Het geval is«, legde hij ietwat onhandig uit, »ik
was toen jonger onverstandiger, en ik nu, ik, ik
wist niet hoe ik een nieuw hoofdstuk zou beginnen,
zonder iets te zeggen over het hoofdstuk, dat geëindigd
was«.
•Was Eline daarbij niet betrokken vorschte Aga
tha uit.
•Ik verbeeld me, dat het wel zeker belang voor haar
had».
•Hoe dan ook, het gebeurde niet met hare toestem
ming
•Dat was niet wel mogelijk. Maar ik had gerekend
op hare grootmoedigheid
•O hemelriep Agatha uit, »hoe duidelijk staat mij
die dag weer voor den geest. Lk zou het kunnen uit
schilderen, alles in deze kamer alles is nog precies
hetzelfde, nietwaar? Natuurlijk, gij waart Harold’s
getuige. Ik zie je nog in de kerk, naast hem. Je
droeg een witten rozeknop in het knoopsgat
•Rosé», zeide Hugo.
•Ik weet zeker, dat het een witte was», hield zij vol.
•Ik verzeker je«, antwoordde Hugo met nadruk, »dat
de roos rose was«.
Terwijl hij sprak, ging eene electrische schel over,
en na een oogenblik van aarzeling stond Agatha van
der A’damsche plaatselijke
advertentieblaadjes, dat advertenties ziet te
krijgen van winkels, waar de deftige menschen
koopen, van fijne mode-zaken, fijne vleesch-
waren, automobielen, binnenkort bestuurbare
luchtauto’s, en dat zijne nummers gratis ver
spreidt door heel de stad, maar alleen in de
deftige straten; nu dat blaadje komt wel op de
Heeren- en Keizers-, niet echter op de Prin
sengracht). Daar wonen nog zeer veel aris
tocraten, maar zeer, zeer velen wonen in het
Gooiland of in de buurt van Haarlem, Bloe-
mendaal, Aerdenhout, of in de deftige wijk
achter het Rijksmuseum. Zelfs in »de Bocht»,
de Heerengracht tusschen Leidsche- en Vijzel
straat, toch van ouds je deftigste, daar zie
ik bijv, het bijkantoor der Friesch-Groningsche
Hypotheekbank en het Gildehuis van een
Volksbond. »Het Volk* wordt al enkele jaren
gedrukt op een der deftigste standen van de
Keizersgracht. Dat de Handelmaatschappij,
Eline trok hare donkere wenkbrauwen op.
•Hebt gij toen eene bloem gedragen?» vroeg zij.
•Een lichtrooden rozeknop*, antwoordde hij.
•Ik houd vol, dat het een witte was«, zeide Agatha,
blijde, dat het ijs hierdoor gebroken was.
•Ge moet beiden inderdaad een zeer sterk geheugen
hebben», antwoordde Eline op een toon, die minachting
verried.
•Maar het is duidelijk, dat het van een van beiden
onbetrouwbaar is«, zeide Hugo.
•Het mijne niet«, verzekerde Agatha.
Bij gevolg*, verklaarde Eline met een flauw glim
lachje om de lippen, »moet het ’t uwe zijn, majoor
Melville».
•Zeker, je herinnert je toch ook -» zeide Agatha, toen
haar nichtje haar plotseling in de rede viel
•Neen, wezenlijk, ik herinner me niets meer daarvan».
•In elk geval», ging Agatha voort, »ik herinner me,
dat ik juist, toen wij onze glazen ophieven om te drin
ken op de gezondheid van Judith en Harold, opmerkte,
dat Hugo zijn rozeknop miste. Hij was kort bij den
steel afgebroken. Hij beweerde, dat het hem zoo speet
en verscheidenen van ons trachtten nog hem te vinden.
Ik herinner mij dat alles, alsof het gisteren pas ge
beurd was«.
•Ik weet er niets meer van«, beweerde Eline. Toen
deed de knecht de deur weer open.
•Excuseer me, ik heb eene afspraak met mijne naai
ster; ze zou iets veranderen aan mijne japon vcor van
avond, en ik laat haar niet graag wachten. Is juffrouw
Pelisse gekomen, Hendrik
•Ja, juffrouw».
•Goeden dag, majoor Melville*.
•Maar maar ik zal u toch weerzien vroeg
Hugo.
ik eigenlijk met de bewoners in
den omtrek van het station en de over-IJkan-
ters geklaagd hebben over de stremming der
passage onder het Westelijk viaduct, over de
protest-vergaderingen tegen die stremming op
zoo’n druk punt, maar, m’n brief is vol.
In de provincie kennen ze nog beter dan
hier ter stede het oude rijmpje:
Amsterdam, die groote stad,
Die is gebouwd op palen;
Als die stad eens ommeviel,
Wie zou dat betalen.
Op palen, dat is waar. De bodem is zoo
week, dat er voor elk huis zeer vele en lange
palen noodig zijn. Zelfs, al wordt in het oud
ste deel der stad een huis afgebroken om voor
een nieuw plaats te maken, dan nog is heien
noodzakelijk. Ik noemde onlangs eens het
nieuwe gebouw van Labouchère Oyens en Co.’s
bank, vlak naast het stedelijk telefoongebouw,
tusschen Spuistraat en Singel, dus slechts een
paar minuten van den Dam verwijderd. Dit
gebouw is thans reeds eenigen tijd in gebruik
genomen, maar toen ze in 1907 aan het heien
waren, zag men de paaltjes van 12 meter lengte
gewoon naast elkaar in den grond gedreven,
zoodat men niet hoefde te vragen, waar de
muren en steunpilaren zouden komen.
En dat dit heien soms nog niet voldoende
is, kan men nog geregeld aan de snoezige
leeuwtjes zien, bij de viaducten aan weerszij
den van het station. Die lieve beestjes maken
reeds jarenlang heusche plannen om den be-
ganen weg te bereiken. In een Fransch ge-
illustreerd maandblad vond ik voor eenigen
tijd nog een afbeelding van een huis, dat voor
een kleine eeuw dezelfde mingewenschte be
weging maakte als thans de zooeven genoemde
leeuwen.
Toch moeten er nog een paar huizen zijn
in een zijsteeg van de Warmoesstraat, tusschen
Oude Kerk en Zeedijk, die ook niet onder-
heid zijn, toen ze voor eenige eeuwen gebouwd
werden. Men beweert, dat daar een uitlooper
van het Muiderzand te vinden was, stevig
genoeg om zóó op te bouwen.
Uitzonderingen bevestigen de regel, zult ge
zeggen, en het bekende kreupelrijmpje blijft
er even waar om. Ge hebt gelijk. Maar
tcch kan na verloop van tijd het versje wel
eens hoe langer zoo meer gelogenstraft wor
den.
Daar hebt ge de nieuwe, zeer kostbare
westelijke spoorwegviaduct. Alles caisson-
werk.
En noemde ik u voor een paar weken niet
het nieuwe gebouw der Rijksverzekeringsbank
op het terrein der voormalige koninklijke was
kaarsenfabriek, achter het Rijksmuseum. Dit
gebouw heet en is een hulpgebouw, maar heeft
toch groote afmetingen en dit gebouw
rust niet op palen van een meter of twaalf,
maar op een samenstel van Mor.ier-platen, wat
vlugger ging dan heien. Als het voldoet, en
denkelijk vóór dit proefondervindelijk bewezen
is, zullen er wel meer grootere en kleinere
gebouwen op die wijze gegrondvest worden,
zoodat dan weer bewezen wordt, dat niets be
stendig is onder de zon of op dit ondermaan-
sche, zelfs niet dingen zoo respectabel als ons
ondergrondsch bosch.
Soit, ik ga er niet om treuren en het deert
het oog niet, zooals het sommiger oogen wèl
deert, dat er boven den grond zooveel van het
typisch ouderwetsche Amsterdam verdwijnt.
Hoeveel oude gevels en geveltjes gaan den
weg van alle vleesch. Zelfs onze hoogge
roemde grachten ondervinden den invloed van
den modernen tijd. Op de hoeken dier grach
ten en der hoofdstraten, die als de stralen van
een ster uit het centrum der stad naar de bui
tenstad geleiden, verrijzen moderne winkels,
omdat het daar stand is. Keer dat maar eens.
En och, die beroemde Heeren- en Keizers
grachten zijn overigens ook al heel wat ver
anderd. (De Prinsengracht noemen we niet,
omdat deze over het geheel genomen nooit
zoo deftig was.
Ik ken bijv, een
nog staat. Vroeger zeiden de menschen: We
gaan naar »’t Plein* en dan bedoelden ze het
Leidsche plein en ze bedoelden eenvoudig weg,
dat ze naar den Schouwburg gingen. Dan
was het druk op dat plein, want er kwamen
deftige menschen met equipage.
Nu gebeurt dat ook wel, want ondanks aan-
en opmerkingen opzichtens dien Stadsschouw
burg, (ik kan u wel helpen), die niet favorable
zijn, de deftigheid gaat nog naar den Stads
schouwburg, de Koningin komt in de feestweek
in den Stadsschouwburg, als het nieuwe jaar
komt en «Gijsbrecht van Aemstel» en de «Brui
loft van Kloris en Roosje* opgevoerd worden,
is de burgemeester in zijn deftige loge een
oogenblik het centrum der attractie, maar
vroeger was het Leidscheplein aan den bui
tenkant en thans is het zelfde plein zoowat
precies het middelpunt der geheele stad. Het
plein is niet overdreven grootniet zeer regel
matig, is nog aan een der zijden ouderwetsch
gewoon, maar over dat plein moet een groot
deel van deftig Amsterdam passeeren en van
café’s gesproken, «hotel-café-restaurant Améri-
cain< is maar een eenig zitje en daartegenover
doet «Hollandais» ook mee; en daar weer naast
is »maison Hirsch en Cie.» juist van plan haar
groote zaak nog uit te breiden, waarvoor ze
aan de gemeente 250 pop per M2. betaalt.
Wat trambeweging aangaat, geven de vier
pleinen elkaar weinig toe; over elk der vier
(Dam, Leidsche-, Rembrandt- en Frederiks
plein), passeeren vier trammen en dan heeft
ook lijn één nog z’n eindpunt op den
Dam en, ja, het is waar ook, lijn 12 nog. Maar
dan mag men voor het Leidsche plein ook
nog wel een extralijn noemen, want op den
drukken tijd van den dag is het oostelijk deel
van lijn 10 een dubbele lijn. Lijn 10 is van
Muiderpoort naar Zoutkeetsgracht, maar in de
drukke uren rijdt er op de oostelijke helft nog
een extradienst van het Leidsche plein door de
Plantage.
Nu zou
:.W
9
SÏWl