NIEUWS- ES ADVERTENTIEBLAD
Ons Vorstenhuis.
LEELIJK VERGIST.
64e Jaargang.
Zaterdag 19 Juni 1909.
No. 49.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
Kantongerecht te Sneek.
Wordt vervolgd.
1
(Slot volgt.)
ft
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per p o s t f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Zitting van Woensdag 16 Juni 1909.
Vonnissen.
en krijgt
aan geest of uit luiheid.
Dat wilde ik eens onderzoeken.
Eindelijk is de handschoen geheel uigetrokken, en ik
zie eene mooie, blanke hand, een echte dameshand,
die nooit huiswerk verricht heeft. Nu zet zij haren
hoed af en ziet er waarlijk zeer bekoorlijk uit. Zij
strijkt het haar glad dat is coquetterie en wil zeg
gen zie je wel hoe mooi mijn haar is En dat is
het ook.
Zij haalt een boek uit hare reistasch uitmuntend,
want als ik uwe boeken ken, ken ik u ook Als ik den
titel maar zien kon ah, nu lees ik hem Ik kende
dat boek en het was een gelegenheid om een gesprek
te beginnen.
Een oogenblik later liet zij den handschoen vallen,
welken ik terstond opraapte en haar overhandigde.
Dank u, zei ze nauwelijks hoorbaar.
Het spijt mij zeer, antwoordde ik.
Waarom vroeg zij, en keek mij verwonderd aan.
Ja, vervolgde ik, het spijt mij, dat ik u dezen dienst
heb moeten bewijzen; want nu heeft het den schijn,
alsof ik als belooning daarvoor aanspraak maak op het
voorrecht een gesprek met u te mogen aanknoopen, en
dat was mijne bedoeling niet.
En u voert reeds een gesprek met mij, zeide zij
glimlachend. Dit antwoord was wel niet geestig, maar
zeer zeker gepast.
Mag ik de eer hebben mij aan u voor te stellen,
mejuffrouw vroeg ik haar en noemde mijn naam.
Zij gaf geen antwoord, maar glimlachte zoo zonder
ling, dat ik voor zulk een glimlach geen verklaring
kon vinden.
Ik begon met haar een gesprek over het boek, waarin
zich ook de andere heer in den coupé mengde. De
juffrouw wierp den spreker een minachtenden blik toe,
T A, 17 j, bakkersknecht te Gaastmeer, eieren
zoeken in verboden land bij recidive, boete f 4, subs
7 dagen tuchtschoolstraf.
2 U S, 13 j, te Uitwellingerga, rijwiel zonder licht,
teruggave aan de ouders bevolen zonder toepassing
van eenige straf.
3 H de B, 15 j, barbiersleerling te Sneek, straat
schenderij, idem alsvoren.
4 M F, 13 j, te Sneek, straatschenderij, idem als
voren.
5 S B, 12 j, te Blauwhuis, eieren zoeken in ver
boden tijd, idem alsvoren.
was nog onbezet. Er bevonden zich nog eene dame
en twee heeren in de coupé.
Ik had in gedachten een plan de campagne opgemaakt.
Volgens mijne vaste overtuiging kan men met zeker
heid iemands karakter naar schijnbaar onbeduidende
handelingen beoordeelen, handelingen, welke in zekere
mate onwillekeurig uitgevoerd worden. Om dat te
begrijpen en te kunnen moet men ongetwijfeld een be
kwaam zielkundige zijn, en,met bescheidenheid gezegd,
durf ik beweren dat te zijn ik heb mijn systeem reeds
bij velen mijner bekenden in practijk gebracht, zonder
mij ooit in de beoordeeling van iemands karakter te
vergissen. Mijn voornemen was nu om de vrouw, die
mijn vader voor mij uitgezocht had, volgens dat systeem
zeer nauwkeurig te bestudeeren. Gedurende de reis
van eenige uren zou de gelegenheid daartoe niet ont
breken. Mooi was zijeen regelmatig, sympathiek
gelaat en prachtig donkerblond haar. Zij hield het
groote bouquet viooltjes nog in de hand het viooltje
was dus ongetwijfeld hare lievelingsbloem dat wist
de mijnheer, die haar het bouquet gegeven had. Het
viooltje is het symbool der bescheidenheid mooi zoo 1
Nu legt zij het bouquet onachtzaam op hare knie, zoo-
dat het bij den minsten schok van den trein op den
grond moet vallen. Zij is bijgevolg onvoorzichtig.
Nu trekt zij hare handschoenen uit, eerst de linker
met de rechterhand goed zoo zij is practisch I
Maar wat is dat nu? Zij houdt op, nog voordat de
handschoen uitgetrokken is een bewijs van gebrek
aan volharding.
Dan kijkt zij naar buiten zeker om mijne blikken,
die haar scherp opnemen, te ontwijken, want zij wil
mjj door geen enkel blijk van toenadering aan
moedigen, of ziet er tegen op om een gesprek met mij
aan te knoopen. Deze vrees kan ontstaan uit gebrek
Mijn vriend Grandauer, doctor in de Philosophie,
heeft zeer eigenaardige ideeën. Zoo beweert hij bv.
maar laat hij ons zijne kleine historie zelf vertellen.
Eenige dagen geleden ontving ik, zoo vertelde hij
mij, van mijn vader, die tijdelijk te Wiesbaden vertoeft,
een telegram van den volgenden inhoud
Ik heb kennis gemaakt met een allerliefst meisje,
een goede vrouw voor jou kom terstond over.
Reeds den volgenden dag kwam ik te Wiesbaden,
waar mijn vader mij in zijn hotel met ongeduld wachtte.
Het meisje gaat vandaag naar Heidelberg, zeide hij;
de oorzaak van dit plotselinge vertrek is mij onbekend.
Over een kwartier vertrekt de trein. Ga met mij naar
het station, dan kan je haar wellicht nog zien.
Wij reden in allerijl naar het station, en onderweg
vertelde mijn vader mij een en ander over de jonge
dame in quaestie zij heette Mathilde Koster, was rijk,
mooi, lief en geestig in een woord, alles wat een
jongmensch, dat trouwen wil, wenschen kan.
Drie minuten voor het vertrek van den trein bereik
ten wij het station, en mjjn vader wierp uitvorschende
blikken in de gereedstaande rijtuigen.
Daar is zijriep hij uit. Ze stapt daar juist in die
coupé, die dame met dat groote bouquet
Met een sprong stond ik voor het loket, nam een
kaartje naar Heidelberg, draafde naar de tweede-klasse-
coupe, waar de dame ingestapt was, rukte het pottier
open en trad binnen. De plaats tegenover de dame
welke voor mij tevens een blik in haar karakter was
Zeker had de man eene terechtwijzing verdiend, maar
ware het niet beter geweest van zijn ongevraagde in
menging niet de minste notitie te nemen Deze min
achtende blik der jonge dame was, naar mjjn gevoelen,
een bewijs van hoogmoedige zelfverheffing, en ik nam
mij voor mij nog meer in acht te nemen.
Mijnheer, antwoordde zij nu op mijne vraag, het the
ma, waarover u een gesprek wenscht te voeren, komt
mij wel iets te gewichtig voor bij eene korte kennisma
king op reis. Zouden wjj niet liever over het weer
praten zooals men gewoonlijk doet
Wij reizen nog tenminste twee uur in eikaars ge
zelschap, gaf ik ten antwoord, en dat is toch waarlijk
zoo’n korten tijd niet in een menschenleven Zij glim
lachte weer, maar nu veel vriendelijker, en zeide
Ik zal uwe vraag in korte woorden beantwoorden.
Hoe ik over dit boek denk Ik vind de kwestie slechts
ten deele opgelost. De vrouw verlaat haar man, daar
kan ik mij indenken, maar niet dat zij ook haar kind
verlaat.
Dit antwoord deed mjj pijnlijk aan. Welke denk
beelden voor een jong meisje! Neen, zij was geen vrouw
voor mij.
En nog iets, vervolgde zij, ik heb mij dikwijls ver
wonderd, dat mannen, die drama’s en romans lezen,
nog steeds den moed hebben eene vrouw te nemen.
Is u wel eens te Parijs geweest? vroeg de dikke
reiziger, zich opnieuw in het gesprek mengend. Won
derlijk soort van vrouwen dames wil ik zeggen
maar zeer amusant.
De jonge dame nam nu geen de minste notitie van
deze interruptie.
he sanctie. De Staten-Generaal moeten dus
’t huwelijk vooraf goedkeuren, de minister
moet de wet contrasigneeren (onderteekenen.J
Dit is een gewichtig staatsbelang.
Een kort voorbeeld moge ’t duidelijk ma
ken. Veronderstel eens, dat onze Koningin
een huwelijk had aangegaan met bijv, den Duit-
schen of den Engelschen troonopvolger.
Dan werd die vreemde troonopvolger wel
geen Koning van Nederland; neen, Wilhelmi
na bleef Koningin. Maar de eventueele oud
ste zoon uit dat huwelijk werd vorst over ons
land en over Duitschland (of Engeland).
Laten we met dit eene voorbeeld volstaan
en ’t niet uitpluizen, uitrafelen door mogelijke
bij-omstandigheden.
Door een huwelijk, dat wettelijke goedkeu
ring mist, aan te gaan, doet een Koningin af
stand van de kroon; een prinses verliest hare
aanspraken op de kroon; de kinderen van den
Koning en de prinsen verliezen hun rechten op
de kroon.
Nochtans doet in ’t laatste geval de Ko
ning geen afstand van en verliest de prins niet zijn
recht op de kroon.
2o Het kind, waarvan een vrouw tijdens
het overlijden des Konings zwanger is, wordt,
voor zoover de troonopvolging aangaat, als
reeds geboren aangemerkt.
3o Mannen steeds vóór vrouwen.
4o De kroon is erfelijk bij recht van eerst
geboorte en van representatie. Dit laatste
willen we toelichten: Veronderstel eens, dat
een Koning meerdere zonen heeft; laat de
oudste zoon nu eens sterven vóór den dood
des Konings; dan is niet de tweede zoon aan
de beurt, maar de eventueele oudste zoon van
den gestorven kroonprins.
5o Afstand van de kroon staat, met ’t oog
op de troonopvolging, met overlijden gelijk.
Het vierde punt zal misschien duidelijker
worden, als we de feitelijke situatie in ons
land met namen aangeven.
Men begint de stamboom van Oranje
Nassau, ter bepaling van het recht van opvol
ging, met Koning Willem I; dit geschiedt vol
gens de grondwet en kan heel geschikt, om
dat er van de stadhouders, zelfs van den Hol-
landschen tak van af prins Willem I en den
Frieschen tak van at »Us heit«, heel geen
mannelijke afstammelingen in rechte linie over
bleven. Bovendien was prins Frederik, de
broeder van Koning Willem I, gestorven zon
reeds eeuwen lang zoo heet, dat is goed voor
heel het volk. Een geestdrift, zooals »Neder-
land en Oranjes in ons volk wekt, ze is his
torisch, ze is een eeuwenoude traditie, ze is
een stuk van onze volksziel en de buitenlan
der stond verbaasd, toen hij, in de Prinsesjes-
dagen, zoo’n ongekunstelde, vurige, spontane
geestdrift zag opkomen, zag opbruisen als de
beroering eener groote zee, eene opbruising,
zooals ze alleen moge!ijk achtten bij Zuidelij
ker volken, waar de harten spoediger warm en
ook weer koud zijn en die ze zich niet konden
denken bij een volk, zoo kalm als ’t Neder-
landsche.
Och, bij zoovele buitenlanders is er geen
band, zoo hecht als in Nederland, tusschen
vorst en volk, of nog algemeener uitgedrukt,
tusschen vorstenhuis en volk.
We zeiden zooeven: Velen van de groote
massa voelen als ’t ware instinctmatig, dat de
geboorte van Prinses Juliana een algemeen
landsbelang was. Vraag hun geen uitleg.
Hoogstens zullen ze kunnen zeggen, dat er
anders >zoo’n vreemde Duitsche prins* komt,
die niets met Nederland uitstaande heeft.
We hebben, weken is ’t geleden, reeds een
artikel gewijd aan ons Oranjehuis; hoe dat
nooit rijk was aan talrijke mannelijke telgen;
hoe ’t met stadhouder Willem III voor ruim
twee eeuwen uitstierf in de rechte linie en
de Friesche zijtak, de Friso’s opvolgden. Daar
over schreven we toen. Doch laten we nu
wat dichter bij honk blijven en alleen zooveel
namen noemen als noodig is, om eenigszins
duidelijk te maken: ’t belang der geboorte van
een Oranjetelg.
De kroon der Nederlanden is erfelijk, bij
recht van eerstgeboorte en van representatie,
in de mannelijke lijn en eerst na ’t uitsterven
daarvan in de vrouwelijke lijn van ’t huis van
OranjeNassau.
Laten we hierbij de volgende vijf regels
noemen:
lo De troonopvolger(ster) moet zijn een
•wettig nakomeling uit het huis van Oranje
Nassau. En dit beteekent nog iets meer
dan wat voor’t volk is: een wettig kind.
Niet alleen moet ’t huwelijk gewoon wettig
zijn, maar ’t moet speciaal door een wet goed
gekeurd worden.
Daarom behoeven de koning en de koningin,
de prinsen en prinsessen van ’t regeerend stam
huis voor ’t aangaan van een huwelijk wettely-
»Nederland en Oranje* is een naam, die bij
voorkeur door anti-revolutionaire Kiesvereni
gingen gekozen wordt en waaraan we reeds
zóó goed gewend zijn, dat we bij ’t lezen van
dien naam dadelijk aan de partij van dr. A.
Kuyper denken, die bij de jongste verkiezin
gen zooveel succes gehad heeft, nadat 1905
haar nog meer verzwakt had.
Doch dat »Nederland en Oranje* een meer
algemeene cri du peuple is, bewees voor eeni
ge weken de geboorte van het Prinsesje, van
’t zoo lang verbeide vorstenkind Juliana.
Een rilling van vreugde ging toen door heel
het land en buitenlandsche journalisten, die
wisten hoezeer het Nederlandsche volk een
troonopvolger verbeidde; hoe met ’t huwelijk
der Koningin in ons land groote hoop werd
gekoesterd; een hoop, die later werd versterkt
en weer teleurgesteld; die, evengoed als wij, wis
ten, dat sedert ’t laatst van 1908 een stelliger ver
trouwen op voldoening aan de wenschen van
't Vorstelijk Paar en ’t heele volk gerechtvaar
digd was; buitenlandsche journalisten wachtten,
zij 't niet met onze belangstelling en war
me genegenheid, dan toch met haast even
groote spanning op »de blijde gebeurtenis.*
Want in ’t buitenland, met name in de naburi
ge rijken, voelde men, dat ’t hier nog om wat
anders ging dan om ’t geboren worden van
een vorstentelg in een klein land.
Een blijde snaar trilde door ons volk, zoo
wel in de harten der eenvoudigen als in die
der ontwikkelden. Ge zult kunnen zeggen:
Och, moeders uit de volksklasse weten zelf te
goed, wat ’t is, moeder te worden. Maar neen,
dat was ’t hier niet. Vrouwen, die moeders wa
ren en andere vrouwen, jonge en oude, man
nen van eiken leeftijd, kinderen, allen begre
pen, dat deze geboorte iets beteekende.
Begrepen? Ge zult zeggen, dat de meesten
uit ’t gewone volk, de groote meerderheid
▼an Jan Publiek, geen of heel weinig verstand
heeft van erfopvolgingskwesties, van gevaren,
die daardoor de onafhankelijkheid van on
zen staat konden bedreigen. Zeker, ge hebt
gelijk. Maar, de groote massa voelt zulke be
langen haast instinctmatig. In de gemoede
ren der groote massa leefde 't besef: Een
vorstenkind moet er komen, dat is goed voor
den band, die ^Nederland en Oranje* heet en
der stamhouders.
Koning Willem I had drie kinderen: Ko
ning Willem II, prins Frederik en prinses Ma
rianna (II); de beide laatste in 1883 gestorven.
Koning Willem II had twee kinderen: Ko
ning Willem III en prinses Sophia (I), gestor
ven 1897.
Koning Willem III kreeg drie zoons, Wil
lem (gest. 1879), Maurits (gest. 1850) en
Alexander (gest. 1884) en ééne dochter, nl.
koningin Wilhelmina.
Koningin Wilhelmina besteeg den troon,
omdat niemand van al de hier genoemde vor
stelijke personen mannelijke afstammelingen
in de rechte mannelijke linie had. (Met dit
laatste bedoelen we telkens: zoons van zoons;
en dus niet: zoons van dochters). Daarom is
nu ook prinses Juliana troonopvolgster, als ze
geen broer of broertjes krijgt. Komt er een
broertje, dan is deze terstond bij zijn geboorte
reeds Kroonprins.
Stel nu eens dat dit niet gebeurt; dan kun
nen zich de volgende gevallen voordoen:
lo Prinses Juliana volgt Haar Moeder op
als Koningin. Zij huwt en krijgt kinderen; dan
zijn deze de aanstaande rechthebbenden op
den troon.
2o Prinsesjuliana wordt Koningin
geen kinderen.
3o Prinses Juliana huwt vóór den dood
van Koningin Wilhelmina en sterft ook vóór
dier dood. Laat Juliana dan een kind of kin
deren na, dan is de eventueele oudste zoon (of
anders dochter) de troonopvolger(ster.)
4e Prinses Juliana sterft voor den dood Ha
rer Moeder.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
t
i wii m ns wwi.