VOOR SMEEK ES «ISMES.
SIEEW8- ES JIIÏEKTESTIEM
LEELIJK VERGIST.
1
Woensdag 23 Juni 1309.
64e Jaargang.
No. !50.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
en
o—
Ik recapituleerde nu de waarnemingen, door mij aan
gaande de bekoorlijke jonge dame gedaan, en de slot
som daarvan was, dat hare gebreken talrijker waren
dan haar goede hoedanigheden, maar niettemin was zij
bekoorlijk, en ik besloot haar spoor te volgen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Het was reeds duister geworden, toen wij te Heidel
berg aankwamen. De drie medereizigers stapten het
eerst uit, toen volgde ik en bleef bij het portier staan
om mijne bekoorlijke reisgenoote bij het uitstappen
behulpzaam te zijn.
Wil ik een rijtuig voor u halen? vroeg ik.
Dank u mijn man komt mij van het station af
halen.
Uwm an, zeide ik stamelend.
Ja, ja mjjn man.
Maar is u dan juffrouw Mathilde Koster niet?
Hoe komt u daaraan? Maar nu valt mjj iets in: de
andere dame, die in onze coupé zat, heet Koster
de dames die te Wiesbaden afscheid van haar namen,
noemden haar zoo.
Een lange, slanke heer snelde op dat oogenblik naar
haar toe en omhelsde haar hartelijk, zeggende:
Goddank! dat je weer terug bent.
Mijnheer, zeide ik, geheel in de war, Mevrouw uwe
echtgenoote, heeft mij onderweg 10 gulden geleend.
Mag ik u die terstond teruggeven
Ik haalde mijne portemonnaie te voorschijn.
Mijne reisgenoote keek mij toornig aan.
U hadt dus genoeg geld bij u, zeide ze op bitsen
toon, het was u alleen te doen om
Wat beteekent dat vroeg haar echtgenoot en keek
mij ook lang niet vriendelijk aan.
Dat zal ik je later wel vertellen, zeide zij, nam den
arm van haren man, en beiden verwijderden zich zonder
te groeten.
Nu herinnerde ik mij den zonderlingen glimlach der
dame, toen ik haar juffrouw noemde.
Uit dien glimlach had ik, met mijne psychologische
kennis, dadelijk de gevolgtrekking moeten maken, dat
zij de menschen gaarne voor den gek hield 1
Ik had mijn verdiende loon gekregen.
stonden en dat de conducteurs haastig langs den trein
liepen en alle portieren openrukten.
Er is zeker een ongeluk gebeurd riep de andere
dame, die in onze coupé zat, angstig uit.
Ziet u ook rook vroeg de dikke mijnheer. Toen ik
eens van Rome naar Genua reisde, geraakten drie rij
tuigen in brand, en
Óp dit oogenblik werd het portier opengerukt
stapte de hoofdconducteur haastig in de coupé.
Wie heeft hier aan de noodrem getrokken vroeg
hjj op barschen toon.
Niemand gaf antwoord.
Hier is aan de noodrem getrokken. Kijk maar, het
lood is er afgerukt.
Toen viel mij in, dat mijn valies ergens aan gehaakt
had, toen ik den spiegel er uit wilde halen, en ik ver
klaarde de schuldige te zijn.
Honderd gulden boete 1 riep de dikke reiziger uit.
Zoo is het, beaamde de hoofdconducteur.
Maar ik heb het bij ongeluk, bij vergissing en niet
met opzet gedaan, bracht ik in het midden.
Dat kan ik nu niet onderzoeken. Waar reist u heen?
Naar Heidelberg.
Dan stel ik u voor 100 gulden bij mij te deponeeren,
dan kan de zaak te Heidelberg onderzocht worden.
Ik verklaarde mij daartoe bereid en haalde mijne
portemonnaie te voorschijn.
Toen viel mij een voortreffelijk idéé in; ik had wel
meer dan 100 gulden bij mij, maar toen ik tot 90 uit
geteld had, deed ik alsof ik niet meer bij mij had.
Haast u een beetje, als ik u verzoeken mag, riep de
hoofdconducteur driftig uit, wij hebben toch reeds ver
traging genoeg.
Ik heb maar 90 gulden bij mij zeide ik met ge
veinsde verlegenheid.
Nu gebeurde hetgeen, waarop ik gespeculeerd had
de jonge dame verzocht mij dringend 10 gulden van
haar te leenen, daar zij toen onwillekeurig aanleiding
tot het ongeval gegeven had. Ik nam haar voorstel
(Slot.)
Ik was uit het veld geslagen. De jonge dame kende
dus de romans en de drama’s waarvan hier sprake was
dat hinderde mij Maar hoe goed ging het haar af
en met hoeveel energie en gevatheid beoordeelde zij
die werken 1
Bijna fluisterend zeide ik met onzekere stem O,
mejuffrouw, u heeft gelijk dergelijke boeken leeren
ons de vrouwen vreezen en verachten totdat wij
eene ontmoeten, die anders is, die edel denkt, die
Mijnheer, viel zjj mij in de rede, laten wij liever
over het mooie weer spreken, dat is beter.
Ik had deze terechtwijzing verdiend; maar de toon,
waarop zjj die uitsprak, was geenszins onvriendelijk.
Zij keek naar buiten, en toen zij haar hoofd om
wendde, bemerkte ik, dat een stuk roet haar in het
gelaat gewaaid was, en ik maakte haar daarop opmerk
zaam.
Zjj haalde haren zakdoek te voorschijn en wilde in
den spiegel kijken, maar de dikke reiziger zat daar
juist met zijn hoed voor.
Ik heb een spiegel bij mij, riep ik uit en greep naar
mjjn valies, dat boven mjj in het netwerk lag, maar
ik deed dit zoo haastig, dat de riem van het valies er
gens aan bleef haken, doch ik rukte het los, en een
oogenblik later had ik het genoegen mijne schoone
reisgenoot een handspiegel aan te bieden.
Plotseling voelden wij een vrij hevigen schok en
hield de trein stil. Ik liet het portierraampje neer,
keek naar buiten en zag, dat wjj midden in het veld
nl. de heeren P. Nolting en De Sauvage Nol
ting en dus, ge begrijpt, ’t is ter onder
scheiding.
Voor liefhebbers van wedden zou er gele
genheid zijn op verschillende candidaten te
zetten, of vóóraf ’t getal leden te bepalen, dat
bijv, de Soc. Dem. Arbeid. Partij naar de Ka
mer zal afvaardigen. Nu Woestduin, de be
faamde renplaats, waar ik eens over schreef,
gesloten is, en de verstokte wedders misschien
een uitweg zoeken voor hun liefhebberij, of
hartstocht, als ge ’t zoo wilt noemen, zou zoo’n
weddingschap misschien wel liefhebbers lok
ken. Maar ik zal ze niet op touw zetten.
Men zou bijv, kunnen stellen: wel 10 of'
geen 8 soc. dem., wel of geen 21 unie-lib.,
meer of minder dan 2 of juist 2 leden bij de 55
vaste der rechterzijde. Zelfs zou men een pari
kunnen maken over: Welke partij zal sterker
worden, die der Unie-liberalen of der antirevo
lutionairen? Nog erger: Wie wordt president
der aanstaande Tweede Kamer?
Maar nog eens weer; laat ik, die zoo weinig
gokkersbloed in m’n aderen heb, dat ik zelfs
geen simpel twintigje in de soliede Staatsloterij
neem, zonder dat ik dit uit principe nalaat
die nog veel minder idee heb voor wed
den in al z’n variaties, laat ik geen opwekker
of opwarmer zijn van een hebbelijkheid, die
voor zoovelen, niet ’t minst in Amsterdam, een
onhebbelijkheid werd.
Doch laat ik nog even den verkiezingskant
uitwandelen.
Velen zullen met meer of minder belang
stelling hebben afgewacht: Hoeveel zullen
de S. D. Peeërs bij de stemmingen presteeren?
Nu, zooeven noemde ik ’t getal stemmen, op
den heer Wijnkoop uitgebracht, den voorman,
die me gemakshalve tot den naam Wijnkoo-
pers bracht. Mocht men met eenig recht z’n
berekening baseeren op de verhouding der
stemmen, uitgebracht op de vergadering, die
tot de definitieve scheuring in de soc.-dem.
partij leidde, dan is die berekening zeer zeker
falikant uitgekomen. De Tribune-partij kreeg
zoo weinig stemmen, dat ze voorloopig als
politieke partij haast een non-valeur is te noe
men. Alleen, omdat de laatste loodjes ’t hem
doen, zouden juist de 159 stemmen in district
III den heer Troelstra dadelijk gebracht heb
dankbaar aan; nu had ik immers eene ongezochte ge
legenheid om onze kennismaking te Heidelberg voort
te zetten, daar ik haar toch het geld terug moest
brengen.
Ik was zeer in mijn schik over den goeden uitslag
van mijn plan en besloot mijne studie van het karakter
mijner reisgenoote voort te zetten.
Mijnheer, zeide de dikke reiziger, ge kunt u gerust
op mijne getuigenis beroepen mijn naam is Heinrich
Butze en ik woon te Heidelberg Kaiser-strasse 67.
Hij vertelde verder allerlei gevallen van dien aard,
waarvan hij getuige geweest was.
Terwijl de man aan het redeneeren was, bemerkte
ik, dat de jonge dame alle moeite deed om niet in
eene lachbui uit te barsten, en ik meende, dat de dikke
man de aanleiding daartoe gaf, maar neen het be
trof mij.
Excuseer mij, mijnheer, zeide zij lachend, het geval
komt mij toch eigenlijk komiek voor.
Deze woorden maakten een onaangenamen indruk
op mij, daar ik hare vroolijkheid als leedvermaak be
schouwde. Zij bemerkte dat en zeide op zeer ernstigen
toon, terwijl zij mij de hand reikte
Ik vraag u excuus, want ik heb ongelijk te lachen
om de voor u onaangename gevolgen van eene mij be
wezen beleefdheid.
Een oogenblik hield ik de schoone hand in de mijne
en zeide fluisterend
Ik zou honderdmaal de noodrem willen trekken, als
ik u er een dienst mede bewijzen kon.
Er vertoonde zich eene strenge uitdrukking op haar
gelaat en zij sprak geen woord meer.
Bruid: Zou het] werkelijk waar wezen, dat
liefde blind is, Arthur?
Arthur: Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar
dit houd ik er stellig voor, dat het huwelijk een uit
stekend oogendokter is!
Terwijl ik dezen brief zit te schrijven, is
men in Amsterdam nog druk in de verkie-
zingsbeweging. Voor vier onzer districten is
de zaak bij eerste stemming beslist, maar nu
zijn ervoor de herstemmingen nog vijf distric
ten over en daaronder juist de uitgebreidste,
zooals district IX met z’n 18,434 kiezers. Dit
kan men geen on veranderlijk district noemen.
Men houdt er van kleurwisseling. Onder ’t
ministerie-Kuyper was de anti-revol. heer Bij-
leveld de afgevaardigde, in de periode 1905
1909 de heer Van Deventer, vrijz.-democraat
en thans komt deze voorman der vrijz.-dem.
niet eens in aanmerking en moet er herstemd
worden tusschen de heeren De Vries, anti-rev.,
en Vliegen, soc.-dem. Een ander groot dis
trict is dat van den leider der soc.-democraten,
van den heer Troelstra. Deze verkreeg 4680
stemmen of op 80 na de meerderheid. Hadden
de andere socialisten op hun heer Wijnkoop
geen 159 st. uitgebracht, maar deze, als van
ouds, aan den heer Troelstra gegeven, dan had
deze terstond de meerderheid gehad, die hij
nu toch wel zal krijgen. Voor district V (buurt
IJ IJ of de Pijp) met bijna 13 duizend stem
men, is reeds jaren lang de heer Ketelaar,
oud-onderwijzer en thans arrond.-schoolopziener
van ’t Gooiland, de vertegenwoordiger geweest.
Thans is hij in herstemming met den R.K. mr.
Aalberse, voor wiens kans ik geen dubbeltje
geef. In VI zal ’t hard om hard gaan tus
schen de heeren De Beaufort (aftr. vrij-lib.) en
Verkouteren (chr. hist.). In II geef ik de meeste
kans aan den oud-minister Lely, aftr. Unie-lib.,
ofschoon deze heel wat minder stemmen
had dan de chr. hist, heer Snoeck Hencke-
mans.
Twee bekende heeren zijn niet herkozen; in
VI moest de geachte geneesheer Blooker(ge
mocht anders eens aan Blooker's cacao denken)
’t afleggen tegen den ex-president der Ned.
Z. Afrik. Spoorwegmaatschappij, den heer Mid-
delberg en in VII, dat zoo lange jaren den heer
Piet Nolting afvaardigde, zag deze vrijz.-demo
craat zijn mandaat niet vernieuwen. Het klinkt
misschien een buitenstaander wat vreemd in de
ooren, dat ik Piet Nolting schrijf, doch dat is
hier gewoonte. In onzen gemeenteraad zitten
Ik lees in de couranten, hoeveel reden de
Friesche landman heeft tot klagen. Geen
warmte en geen regen! Maar wij hier, ge
weet ’t, we kunnen hier veel gauwer buiten
zitten dan bij u en we doen ’t dol gaarne.
En van te veel warmte moeten we niks heb
ben. Maar nog veel minder behoefte hebben
we aan regen. Ja, vóór vijftig jaren! Toen
moesten we het van den regen hebben en als
het erg droog bleef, moesten er schuiten met
water van buiten komen. Maar nu, het duin
water is er. Daar moet immers de gemeente
voor zorgen. En het Vechtwater is in ruimen
voorraad aanwezig voor besproeiing en reini
ging en tot laving van het dorstige paard.
Regen geeft ons maar last en de gemeente
moet maar zorgen, dat het bij langdurige
droogte en groote hitte niet te veel stuift.
De beweging gaat door. Straks begint de
zomerdrukte. De vacanties zijn in aantocht
en dan mogen de meer met natuurschoon ge
zegende streken het meest profiteeren, dan
moge juist Amsterdam van z’n eigen bewo
ners schade lijden; doordat de Amsterdammer
er uit gaat, de deftigen en ook vele anderen
naar ’t Gooiland, velen naar Zand voort en
waar dan ook heen, toch trekt onze stad nog
steeds de duizenden uit de provincie, die Am
sterdam eens moeten zien. Meer dan eens heb
ik het jammer gevonden, dat er hier juist in
den zomer de minste attracties zijn, omdat dan
ook de tooneelmenschen uithuizig worden. Maar
behalve dat er genoeg blijft te zien, hebben
we nu een middenstands-tentoonstelling, die
er wezen mag. De vorige week werd ze door
minister Heemskerk geopend en de heeren
middenstanders, met den heer Meeuwsen aan
het hoofd, kunnen beweren, dat ze niet te ver
geefs een paar jaren lang gewerkt hebben, om
dit exhibitions-ei uit te doen komen. De ten
toonstelling getuigt van energie bij de voor
mannen der middenstandsbeweging; eene ener
gie, zooals we den geheelen middenstand van
Nederland toewenschen.
ben waar hij wezen wilde. Op de vergadering,
in dit district na de stemming gehouden, stak
mr. Troelstra z’n dreigende vuist uit naar die
»afgewekenen« en later heette ’t reeds, dat de
safgedwaalde schapens terugkeerden tot den
schaapstal van Pieter Jelles.
Die naam Jelles doet me alweer denken aan
verschillende gebruiken en gewoonten in de
verschillende provinciën van ons land. Bij u,
in Friesland, schijnt de oude gewoonte te be
staan, om den eigen naam des zoons nader te
bepalen door z’n afstamming. Als ik Jelle heet
en m’n zoon luistert naar den naam Pieter,
dan wordt deze Pieter Jelles genoemd. In Fries
land gebruikt men dus mannelijke namen ter
nadere onderscheiding. Komt men in Noord-
Holland, (natuurlijk niet in de steden en dat
zal in uwe zooveel kleinere steden ook wel zoo
gaan,) dan ziet men onder de familieberichten
of andere tijdingen vaak een nadere omschrij
ving van den persoon door de aanduiding der
moeder. Men leest dus van Jacob Man
tel Kd., oftewel K.-dochter. In Brabant
en Limburg doen ze weer aan een andere
liefhebberij. Denk er eens om als ge dien
kant uitreist, hoeveel »dubbele namen< daar
gevonden worden.
Geen «mannen met dubbele namen», zooals
indertijd de mannen van adel ter onderschei
ding van Kuyper’s kleine luyden genoemd
werden. Heusch niet. Maar daar in 't Zuiden
schijnt met gaarne den »van« te willen ver
dubbelen, door er dien van een naast familie
lid bij te nemen. ’s Lands wijs,’s lands eer!
Doch ik dwaal geheel af, net alsof hier in
de stad niets meer te beleven is. En dat is
er toch wel. Nu zoo goed als anders. De be
weging gaat hier door, den polsslag van ’t
groote stadsleven voelt men hier steeds. Men
klaagt over koude. Het is ook een vreemd
voorjaar. Maar och, aan 't vreemde zijn we
gewend. De winter, die als een dolleman z’n
eerste bezoek reeds verleden jaar October
bracht, die ons in de Kerstweek deed genieten,
hield er verlengstukken met vervolgnummers
op na. De lente is er geheel verbouwereerd
door geworden en zelfs de voorzomer doet nog
net, alsof hem die winter in de leden zit.
Maar daar hebben we hier toch niet zoo
veel hinder van.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
IURANT.