t> WW8- ES AIIÏHTESTIEBLAII WOK SIM EJ OISTHEM. F jVlet schort en muts. Woensdag 7 Juli 1909* 64e Jaargang. No. 54. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. I 5 •4 I i Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Wanneer er een in het moeras wegzakt schreeu wen diegenen het hardst, die op den kant ervan staan. t ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. ze in Een Zij had reeds besloten de zaak tot morgen uit te stellen, toen haar oog viel op ’t zwart lusteren schortje en het sneeuwwitte geplooide mutsje, ’t kenteeken van dienstmeisjes van deftige families; daar liggen de beide voorwerpen net zooals Mina die voor haar uitgaan had afgelegd en die tot gebruik schijnen uit te noodigen. Kort besloten neemt Lili ze op. Het schortje is wat wijd voor haar slanke taille; het slaat van achteren een eind over elkaar, doch het mutsje staat beeldig op het blonde, hooggekapte haar. Nu ziet ze volstrekt geen bezwaar meer in den korten tocht door de sche mering. Ieder, die haar tegen komt, zal in haar niets anders zien dan een dienstbare geest, voor wie zulk een uitgang heel gewoon is. Glimlachend over haar ver momming begeeft ze zich op weg. Zij heeft schik in het kleine avontuur. Alles loopt mee. Op de trap en op de binnenplaats komt ze niemand tegen, en ook op het trottoir valt haar niemand lastig. Alleen wordt zij door een paar jongelui aangegaapt. Nu nog de straat oversteken, ginds bij den hoek, naast den kruidenier blinkt haar de lichtgroene bus al tegen daarheen dus, dan is de zaak gewonnen. Doch stil, verbeeld je eens, dat het snippertje bij het haastig toevouwen van den brief was weggewaaid en dat deze morgen zonder staaltje in het groote magazijn werd bezorgdBij deze vreeselijke veronderstelling stokt haar de adem in de keel. Voorzichtig haalt ze den brief uit haar zak en betast hem overal, doch hoe zou men zulk een nietigheidje door het papier heen kun nen voelen Juist wordt de eerste straatlantaarn aange stoken Misschien zal ze ’t nu beter kunnen zien en onderzoekend houdt ze den brief tegen het licht. Doch ook nu kan ze niets ontdekken. Dan blijft er niets anders over dan hem weer openmaken. Gelukkig is hjj enkel maar dichtgeplakt, de gom is misschien aardig snoetje niet zoo ter harte ging Genoeg doe watje wilt, maar houd je opmerkingen voor je en waag ’t niet me nog eens aan te raken, of ’t zal je duur te staan komen Zoo Nu ben ik waarachtig bang geworden lacht de agent met goedaardigen spot. Mevrouw Snaps scheen werkelijk indruk op hem gemaakt te hebben en kon op een goed van pas ko mende verovering bogen. Doch zij was op ’t oogen- blik niet in een stemming om de komische, zoo min als de nuttige zijde van den toestand in te zien; zij wilde weg, naar huis, tot eiken prjjs. Dit ging even wel niet zoo gemakkelijk. Ja, maar zoo gemakkelijk kom je er niet af, bromde de agent goedgeluimd. We moeten eerst het briefje weer netjes dichtplakken, waar heeft u het staaltje gelaten ’t Zal wat moois zijn, zoo’n snippertje dat je mevrouw besteld heeft, hé Hij nam het gewaande dienstmeisje het stukje stof uit de bevende handen, plakte den brief dicht en wierp hem voor haar in de bus. Ziezoo, nu gaan we verder, zei hij, alsof het van zelf sprak, dat hjj zjjn nieuwe kennis begeleidde. Om opzien te vermijden, schikte Lili zich in haar lot en ging, zoo gedwee als een lammetje, zwijgend en met gebogen hoofd naast den man voort. Zij hoorde, hoe hij haar complimenten maakte en haar smeekte aanstaanden Zondag met hem uit te gaan doch zij gaf geen antwoord en toen zij bij den tuin van haar huis gekomen waren, slaakte zij een zucht van verlich ting. Zonder goeden dag te zeggen, snelde ze het huis in. Je hoort nog wel van me riep de agent haar ach terna. Wel, wel, dat was me een mooie geschiedenis, die Het is met de deugdelijkheid en echtheid van karakter als met de mineraliën, sommige onderkent men op ’t eerste gezicht, bij andere is scheikundige oplossing noodig. nog niet goed droog. Mevrouw Snaps trekt zich terug in de schaduw van een huisdeur en met bevende vin gers en met behulp van een haarspeld opent ze de envelop. Het gelukt boven alle verwachting Doch daar gebeurt iets, dat ze zeker niet verwacht had. Een breede, zware knuist drukt haar teer handje en een barsche stem roept: Halt! juffie, hoe heet jij? Lili is doodelijk ontsteld! Een politieagent, die haar naam vraagtwat beteekent dat? Wat moet ze zeg gen? Mevrouw Snaps onmogelijk! Schortje en mutsje zijn daarmee niet in overeenstemming er blijft niets anders over kom, zoo erg zal ’t niet zijn, ze heeft immers niets misdaan. Met gedwongen kalmte sta melen haar bevende lippen: Mina Tippel, dienstbode bij professor Snaps. Zoo, en wat mot je met dien brief ik heb al lang gezien, hoe je er mee aan het scharrelen was. Die brief? maar die is van mij. Zoo? dat zullen we eerst eens onderzoeken! De agent vouwt omslachtig het papier open en het snippertje mauve fladdert er uit. Lili vangt het haastig op. Zandachtig leest hij den inhoud, tot aan de onder- teekening: Lili Snaps. Zeg, het is vreemd, dat die brief van jou is, zegt hij, met een blik op Lili’s ontsteld gelaat. Dan komt een gevoel van medelijden bij den man der wet boven. Nu, voegt hij er op zachter toon bij, je hebt er niets uitge nomen, zie ik, ’t was dus maar een beetje nieuwsgie righeid van het juffie, hé? en hij waagde het Lili in de wang te knijpen. Dat was te veel voor Lili, ze was woedend. In een ommezien had de dienaar van den heiligen Herman dad een flinken tik beet. Kijk eens aan,wat een bij-de-handje! Zoo slagvaardig? dat kun je wel laten hoor, want geloof me, als me je stellig, wat z’n oppasser zegt en gehoorzaamt steeds zonder fout. Wie ’t vaker ziet, zal na tuurlek opmerken, dat de kunstjes altijd op dezelfde wijze op elkaar volgen. En eindelijk zal hij tot de conclusie komen: Och, al zei die oppasser nu ook eens heel wat anders, dan zou de olifant toch ’t ouwe regeltje kunstjes, zonder eenige verandering, laten zien. Leid daar niet uit af, dat ik zou meenen, dat olifanten vrij dom zijn. Pardon, deze reuzen onder de landdieren zijn ook zeer verstandig, Een beschrijver van Ceylon, waar men dit soort schoothondjes veelvuldig aantreft, noemt de olifant: de redelijkste onder de on redelijke schepselen. Ik heb ditzelfde ook wel van den zeehond hooren beweren en durf niet uitmaken, wie gelijk heeft. Een juffrouw, die er een aller liefst dotje van een schoothondje op na houdt, zal beweren, dat haar lieveling zoo verstandig is als een mensch. En bewijs nu eens wiskundig zeker, dat die of de andere gelijk heeft. Maar ik geraak heelemaal van mijn chapi ter en zou mij tot de bijenkorven bepalen. We gaan dus al ’t bekende moois van Artis voorbij, bewonderen zelfs niet eens de dartele bewegingen, vol van gratie, van de visschen in ’t aquarium en richten ons naar ’t Insectari- um. Een van de bijenkolonies van Artis is in een toonkast, geleverd door den heer F. A ug. Kelting, imker te Santpoort, voor ’t publiek tentoongesteld. Zoo is 't mogelijk, dat iedere bezoeker het wondervolle bedrijf der nijvere honigbijen kan gadeslaan. Daaraan is niet het minste gevaar van gestoken te worden, ver bonden. Men ziet de bijen door een glasruit op haar kunstigen bouw, terwijl geen enkele bij in ongewenschte aanraking met den be schouwer kan komen. Om de diertjes niet al te veel te storen, wordt de toonkast slechts een half uur per dag geopend; het juiste tijdstip hiervoor wordt eiken dag op de kast ver- Mevrouw Lili Snaps snuffelde in het stalenboek,- dat de firma Koekoek en Zoon haar had toegezonden. Zij moest een fijne stof kiezen voor een baljapon en nu kwam ’t er op aan, een geschikte kleur te vinden, die bij haar zacht, blond haar paste. Eindelijk was de keus gevallen op een mauve-kleurig staal. Nu gauw een snippertje er afgeknipt, een paar regeltjes er bij ge schreven en in een enveloppe gedaan. Ziezoo, dat was in orde. Haar man had al zoo lang op de veranda gezeten en mannen zijn zoo ongeduldig. Vlug werd Mina gebeld, om ’t briefje in de bus te steken. Maar Mina komt niet Een paar minuten gaan voorbij. Lili begint ongeduldig te worden. Zij gaat naar de dienstbodenkamer, en jawel, natuurlijk is zij, als ge woonlijk na het avondeten, er uitgevlogen; daar moet een eind aan komen, meent mevrouw. Wat zal ze nu met den brief beginnen Hij moet noodzakelijk vandaag nog weg; dan kan de stof over drie of vier dagen hier zijn en de japon nog voor Kerst mis afgeleverd worden. Toen bedacht mevrouw Snaps opeens, dat zij toch eigenlijk zelf wel even naar de bus kon loopeh. 't Was vlak aan den overkant bij den hoek. Maar zou ’t wel passen ’t Was nog niet te laat, maar toch zoo al leen haar man zou ’t zeker niet goed vinden. Officiëele molens malen langzaam of te wel gezegd, de bureaucratie is een echte Jansalie- boel, waarbij een slakkengang nog niet eens een slecht figuur maakt. Officiéél is meestal synoniem met omslachtig, langzaam, kostbaar. Het gaat over te veel schijven. Gelukkig, dat we in ons land nog vertrouwde menschen hebben, zoodat er niet te veel aan al die schij ven blijft kleven. Zooals eens een koning van Spanje van zijn hofnar te weten kwam. Zijne Majesteit kon maar niet begrijpen, dat de schatkist des lands steeds zoo hinderlijk dui delijk den bodem liet zien. Sire, sprak de hofnar, als deze heeren hovelingen zich er een oogenblik toe willen leenen, zal ik het duide lijk kunnen maken. Hij stelde toen een flink aantal deftige heeren, graven, markiezen en meer van dat soort, in een grooten kring en nam toen een flinken kluit boter, die van hand tot hand den heelen kring rondging. De hof nar begon en rolde den kluit boter eens flink tusschen z’n handen. Zoo deden ook al de hovelingen en toen onze wijze nar eindelijk uit de handen van den laatsten heer de boter overnam om ze den koning te brengen, was er van den stevigen kluit slechts een zeer gering stukje overgebleven. Dat is een manier van doen, waar Rusland heel veel verstand van hebben, manier van doen, die in ons soliede landje bij na onbekend, in elk geval niet gebruike lijk is. Maar wat niemand kan verhinderen, ge schiedt ook in Nederland: De officiëele molens malen zoo langzaam. Neem bijv, eens ons Damvraagstuk. Hoe vaak had ik er u reeds over kunnen schrijven? Van eeuwigheid tot amen schrij ven over den te nauwen Vijgendam, over de te enge Paleisstraat, over het te leelijke Kom- mandantshuis, over die armzalige Naatje Een dracht met d’r eenen arm. Eerst verluidde natuurlijk, dat er Damplan nen in aantocht waren. Toen hoorde men, dat Burg, en Weth. aan een radicale verbete ring van den toegang naar de Schilderswijk dachten door gewoonweg alle huizen aan de westzijde van de Vijzelstraat tien meter achter uit te brengen; ’tgeen een zeer duur plan zou zijn en ook het leven zou kosten aan de be kende hoogere burgerschool, Weteringplant- soen, hoek Vijzelgracht. En eindelijk kwamen er Damplannen. Er werd een prijsvraag uit geschreven en een drietal, ja wel vier plannen werden bekroond. Nu moest de rijksregee- ring zich er mee bemoeien en meteen ook met de verbreeding van de trechtervormige Paleis straat. Daarna de Raad van State, de Tweede Kamer. Verleden week werd de zaak nog eens ten volle belicht in de Eerste Kamer. Als nu de Koningin de onteigeningswet bekracht, kan eindelijk het schip in zee steken. Van slakkengang gesproken, ook in onzen Raad kan men zich daar wel eens aan ver lustigen. De firma, die een paar harer beken de magazijnen, de Bijenkorf, gaat verbouwen, wil tegen een belangrijke som gelds een deeltje van 't oude Beursterrein huren voor een jaartje. Men zou zeggen dat hier toch niet veel te gen is. Want een klein beetje variatie op deze plaats mag toch niet schaden. We hebben nu al zóóvele jaren op die meestal onaestetische, morsige schutting met hare vervelende recla mes aangekeken, dat eenige afwisseling niet tegen kan staan. Toch ellenlange redeneering over de plannen van die Bijenkorfbewoners, welke plannen wel eens zouden kunnen be staan in 't houden van een geweldigen uitver koop, zeer ten nadeele van andere winkeliers, die toch ook belasting betalen. Intusschen zij opgemerkt dat zoo’n firma toch wel iets aandurft: een som, waarover men zich verbaast, te betalen alleen voor het korten tijd gebruiken van een stuk gemeentegrond, daarop een tijdelijk gebouw plaatsen, dat toch ook ten genoegen van Burg, en Weth. moet zijn en dat spoedig weer afgebroken moet worden. Maar ’t is bekend, bewoners van bijenkor ven zijn spreekwoordelijk werkzaam en wie zoo nu en dan eens een kijkje neemt in «de Bijenkorf* met haar filialen, alles op den Nieuwendijk, moet bekennen: Nou, daar wordt iets omgezet! Nu ik toch op dit terrein rondflaneer, wil ik u even geleiden naar den Artis. We be tuigen nog eens weer onze voldoening over de mooie inrichting van den dierentuin, als tuin, stappen ’t nog nieuwe apenhuis voorbij, zien niet meer naar de kunstjes van den groo ten olifant. Van die kunstjes gesproken, wie ze voor ’t eerst ziet, denkt meestal: Wel, wel, wat is zoo’n olifant toch verstandig; hij verstaat hiervoor wordt eiken dag op de kast meld. Verder heeft het insectarium nog tal van merkwaardige bewoners. Wij noemen den «reuzen wandelenden tak* van Java, die, hoewel ze reeds flinke afmetingen heeft bereikt, toch nog veel grooter wordt. Ze kan ongeveer dertig centimeter lang en zoo dik als een vin ger worden. De eieren, zoo groot als een erwt, zeker wel de grootste insecten-eieren, welke bestaan, dankt het Artisgenootschap aan dr. Een rekenaar. «Nu, Karei,* zei de onderwijzer op school bjj de rekenles tot een kleinen jongen, «als er vijf vogels op een boom zitten en ik schiet er drie van dood, hoe veel zijn er dan nog?* »Drie,« antwoordde Karei. «Neen, mijn jongen, dan zouden er maar twee over zjjn.* «Maar, mijnheer, gij hebt gezegd, dat gij er drie hebt geschoten; die waren er dan nog. De twee anderen waren natuurlijk weggevlogen.* Kinsberger, te Buitenzorg. Zoo zou ik nog meer kunnen noemen. We hadden 't zooeven over slakkengang en eentonigheid. Van dit laatste genot kan men in den Raad ook geregeld genieten. Vooral, als 't weer op ’t nummer: afgekeurde, of lie ver, onbewoonbaar verklaarde woningen komt. Ge keurt te veel af. Ge moet er nog meer afkeu ren. Er zit geen systeem in. De arme bewoners en ook de eigenaars moeten schadeloos ge steld worden. En meer dergelijke klachten hoort men dan. Dezer dagen stonden ze weer op de agenda. Wéér, voor de zooveelste maal. En voor de zooveelste maal was er ook tegenstand; niet, omdat men den armen bewoners geen betere woningen gunt, en ook niet omdat men tegen ’t verbeteren der woningtoestanden is. Maar men wil er systematisch en billijk mee te werk gaan. Aan deze bezwaren scheen wet houder Van den Bergh voor eenige maanden reeds tegemoet te willen komen. De wethou der deelde mede, in briefwisseling te zijn met den minister, om overeenkomst tusschen Rijk en gemeente te krijgen, ten einde aan de eige naars van onbewoonbaar verklaarde perceelen een schadevergoeding te kunnen geven, be staande uit de waarde en «iets meer*. Maar nu de Raadsleden inzage van die brief wisseling hebben gekregen, blijkt, dat de mi nister van dat «iets meer* heelemaal niets we ten wil. Zoodat, om ’t kort te zeggen, de wethouder zich een beetje versproken heeft. Nu, dat kan den beste overkomen. o I F i R COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1