f5 ÏIHIIi SNEÜK BS üMSTREEEil SIBBW8- El AI»¥ERTE5T1EBLA» Onze Veestapel. EVA. 64e Jaargang. Zaterdag 10 Juli 1609. No. (55. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. :hen ue. sse Ier hij maar gemist kon worden. Uit de verte zag hij al g Eva Bos had in haar kortstondig leven weinig ge luk gekend. Zij was de dochter van een eenvoudig visscherskind en een rijkbegaafden predikantszoon. Hoe deze twee elkaar hadden gevonden? Och, de geschie denis is eigenlijk doodgewoon. Hij was student te Amsterdam en wegens gezondheidsredenen geraakte hij in het kleine dorpje verzeild, waar hij, om de ver veling op het stille plaatsje wat te verdrijven, zoo nu rede te brengen. Nu was er echter geen vriendelijke bemiddelaarster om tusschen beide te treden en toen de beide verbitterde mannen, die elkaar toch zoo lief hadden, met toorn in het hart van elkaar gingen, was het een scheiden voor immer. Na de vacantie ging Herman weer naar de academie, maar zijn vroolijkheid en levenslust waren weg, hij werd somber en in zich zelf gekeerd. Ook zijn ge zondheid liet veel te wenschen over. Verandering van lucht, zeiden de dokters, maar Her man wist het wel, wat aan zijn leven knaagde, geen andere luchtstreek zou daarvoor baten. Zijn financieele omstandigheden waren verre van schitterend; zijn va der had zijn handen van hem afgetrokken, hem bleef alleen zijn klein moederlijk erfdeel, dat zelfs niet vol doende was zijn studiën te voltooien. Geen oogenblik kwam het in hem op om Marie op te geven, niet alleen zijn liefde verbood hem dit, maar ook een zekere kop pigheid kwam in het spel, om niet te bukken voor den wil van zijn familie. Hij besloot dan maar zoo spoedig mogelijk te trouwen, zijne studiën vaarwel te zeggen en in het kleine Noord- zeebadplaatsje een pension op te richten. Dit gebeurde ook. Marie werd zijn vrouw. De oude Teun had echter heel goed gezien, ze pasten niet bij mekaar. Na een tweejarig, zeer ongelukkig huwelijk verloste de dood den jongen man uit zijn lijden. Zijn klein moederlijk erfdeel was verteerd; hij liet zijn vrouw niets anders na dan de kleine, lieve Eva, die in zijn laatste levens dagen zijn eenige vreugde en troost was geweest. De dood van zijn eenmaal zoo teer geliefden zoon was niet in staat geweest het hart van den ouden predikant te verteederen. Herman Bos, die eens het sieraad van de academie was geweest, wien men een schitterende toekomst had voorspeld, werd begraven als de geringste der visschers en bloem noch struik wijst de plaats aan waar hij rust. Slot volgt. zijn moeder’s huisje, zag hij den hulst, dien Eva en hij samen, voor hij was weggegaan, hadden geplant. Hij had schertsend gezegd: Van zijne bladeren zullen wij je eens den bruidskrans vlechten! Zij had toen even geglimlacht. Hoe herinnerde hij zich dat alles duidelijk, net alsof het gisteren gebeurd was. Hij had nu de kleine woning bereikt, reeds legde hij de hand op den klink en nog had hij niet bemerkt, dat de luiken waren gesloten. Hij stiet de deur open en met een kreet van ontzetting deinsde hij weer terug; in de schemering van het groote voorportaal stond een halfgeopende lijkkist. Met een paar stappen was hij de kist genaderd en een oogenblik later knielde hij bij Eva’s lijk! Daar lag zij zielloos terneer, een bloeiend schoone maagd toen hij wegging. En door de kroezige, blonde lokken slingerde zich een krans van hulstbladeren haar bruidskrans Terwijl hij zich vol vertwijfeling over de doode heenboog, viel juist een zonnestraal door de open staande deur op het wasbleeke gelaat en hulde het portaal als in gouden gloed; toen was het den knielen den man, alsof er een glimlach trok om den schoonen mond, een glimlach, zooals hem tijdens haar leven nooit nog was ten deel gevallen. Hij voelde dat zij nu gevonden had: Vrede en rust. Eva! Eva! klonk het als een kreet van zijn lippen en de stoere zeeman zeeg bewusteloos terneer. Op een mooien dag in Maart heerschte er aan het strand van een Noordzeedorpje een ongewone drukte. Er was dien dag een schip teruggekeerd van een lange reis naar verre landen. Bijna de geheele bevolking van het kleine dorpje had zich naar ’t strand gespoed om de teruggekeerde betrekkingen hartelijk te verwel komen na zoo’n lange afwezigheid. Dien dag zag men dan ook bijna alléén opgewekte, gelukkige gezichten en mocht het al eens gebeuren, dat een der schepe lingen heimelijk een traan wegpinkte, dan was het een van vreugde over de voorspoedige terugkomst in het vaderland. Slechts éen was er, die niet deelde in de algemeene blijdschap onder de bemanning; wel wisselde hij een groet of een handdruk met den een of anderen bekende, maar zijn gelaat bleef bleek en somber, terwijl zijn oog onrustig over de saamgestroom- de menschen zweefde, of het niet twee dierbare ge zichten bemerkte: van zijn moeder en pleegzuster. Een angstig voorgevoel bekroop hem: waarom was er niemand om hem te begroeten? O, wanneer het eens waar was, wat men aan boord van »De Vrouw Maria< had gemompeld, nadat iemand der bemanning een brief van huis had gekregen, wan neer het eens waar was, dat Eva, zijn lieveling, zijn allesDoch neen, die lieve, reine Eva, ’t was on mogelijk! Maar waarom zagen de menschen hem dan zoo meewarig aan, waarom fluisterden ze zoo onder elkaar? Met haastige schreden snelde hij naar huis, zoodra maar cramiaf wnrdan TTif- rln wzxrfo r/arr Vin al ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. fel en dan een praatje aanknoopte met de vrouwen en dochters der visschers. Dit geschiedde eerst zonder nevenbedoelingen, maar langzamerhand veranderde dit en op zekeren dag werd het hem duidelijk, dat hij zijn hart had verloren aan Marie, het mooiste meisje van het dorp, aan wie hij eindelijk zijn liefde bekende. Het schoone kind was opgetogen van geluk en hand in hand begaven zij zich naar den ouden Teun, Marie’s vader, om diens zegen af te smeeken op hun verbin tenis. De oude visscher deed nadenkend eenige trekjes aan zijn pijpje, bromde eens en zeide toen: Ja, ziet u meneer, ik ben maar een eenvoudig man, die van al de voornaamheid van u en uws gelij ken niets afweet, maar dit kan ik u wel zeggen, ik had liever, dat u maar weer naar Amsterdam ging en Marie rustig hier liet. Mijn Marieke is wel mooi, maar ze past niet voor zoo n fijnen meneer en u past niet voor haar. En wat zal uw vader er van zeggen? ’k Zeg niet, dat ik iets op u tegen heb, in het geheel niet, maar geloof mij, u past beter voor de dochter van onzen burgemeester en Marie voor een stevigen visschersknaap. De vader van den student sprak anders. Hij wilde den zoon, die zoo zijn liefde en zorgen beloonde, niet langer als zijn zoon erkennen. Wat boeide hem, den rijkbegaafden ontwikkelden jongen man, toch aan dat eenvoudige visscherskind? Was hij niet een veelbelovend student, waarvan zijn medestudenten nu al voorspelden, dat hij eens professor zou worden? Zou hij nu zoo zijn toekomst vernietigen? Toen werd de zoon woedend. Hij verweet zijn vader, dat hij slechts met de lippen het Wij zijn allen broeders, be leed. Als de zachte, verstandige echtgenoote en moeder nog geleefd had, was het haar misschien wel gelukt de steeds driftiger wordende mannen tot elkaar en tot zullen de betrokkenen wel van zich hebben doen hooren. Het zou toch al zeer dwaas zijn, nu wellicht mogelijkheid bestaat, vóór de bedoelde wijzigingen zijn aangebracht, er van kennis te nemen en wellicht eenigen invloed uit te oefenen ten gunste van de Nederland- sche importeurs van die gelegenheid geen of een zeer spaarzaam gebruik te maken. In den regel toch klaagt men steen en been, als eenmaal voor onzen handel nadeelige bepalin gen in het buitenland zijn gemaakt en betreurt men het, dat niet te voren eenige moeite kon worden of werd gedaan om eventueele nadee lige maatregelen te voorkomen. Reeds te vaak hebben wij hier te lande de treurige ervaring opgedaan, dat plotseling, en soms geheel willekeurig, de gelegenheid om ons vee in een met moeite veroverd afzetge bied te plaatsen, werd afgesneden. In de mees te gevallen echter werd als oorzaak opgege ven het heerschen van besmettelijke of andere veeziekten. En in verband met bijzondere protectionistische neigingen, doch ook wel om eigen land tegen besmetting te behoeden, is dan de mogelijkheid voor een buiten-werking- stellen van den maatregel vaak vrij gering. Noch in Engeland, noch in Duitschland, om maar een paar landen te noemen, mag ons vee worden ingevoerd. Het is dus wel zaak te zorgen, dat wij behouden wat wij hebben, want, en hierop willen we den nadruk leggen, uit onzen veestapel moet en kan, in de toe komst voor een nog veel grooter deel dan thans reeds het geval is, de boer zijn voordeel halen. Het Nederlandsche vee is juist door zijn uit nemende eigenschappen in het buitenland be roemd. Zoowel geschikt voor een ruime en vetrijke melkgifte als voor de vetmesterij, wordt het vooral in den laatsten tijd met oor deel gefokt en jaarlijks breidt zich het aantal vereenigingen uit, dat zich ten doel stelt, door rationeel tokken den veestapel te verbeteren. Met het oog op melkgifte de aandacht wijdend aan afstamming en melklijsten, met het oog op de vetmesterij en op een krachtig gestel het exterieur niet vergetend, wordt langzaam maar zeker het doel na gestreefd en de productiviteit van ons vee geleidelijk doch zeker verhoogd. Dat nu weet men in het buitenland zeer goed en zeker niet voor niemendal komen hier jaar- Laten we als bekend veronderstellen, dat Nederland een der allervoornaamste handelssta len is, altijd naar verhouding der grootte gere kend. Ja, wanneer men de getallen van im port en export samenvoegt, en deze voor de vergelijking van den handelsomzet gebruikt, staat Nederland zelfs aan de spits van al de staten der wereld. Hetgeen nog al zoo iets zeggen wil. Natuurlijk zeggen die totaalge tallen nog niet alles, maar toch, een land met zulk een handelsomzet herbergt geen doode natie. Een belangrijk aandeel in dien grooten om zet wordt door landbouw en veeteelt gele verd. Op dit gebied draagt ons land een hoo- gen naam. Het FrieschHollandsch vee heeft, we zeggen het zonder overdrijving, een wereldnaam. Zonder overdrijving! Immers, ons Friesche vee, we weten het allen, gaat naar alle wereld- deelen, Australië alleen uitgezonderd. De naam, dien we hier geven, is ook geen staaltje van overdrijving, want de Nederlandsche regeering- zelve heeft ze vastgesteld, het is drie jaren geleden. Wel waren toen de Noordholland- sche boeren een weinig gekrenkt in hun eer en schreven ze in Het Handelsblad en in lo cale bladen stukken, die ’t een schande noem den, dat de naam Friesch voor Hollandsch ging, maar de schrijver der gewone landbouw- artikelen in ’t Handelsblad diende den heet hoofden een douche toe en de naam Friesch- Hollandsch bleef. De Hollandsche kaas heeft een wereldnaam, zooals we zeker niet behoeven aan te toon en. Onze Friesche boterboeren hebben, gewend aan ’t eeuwenlange succes van hun kostbare zuivel, een tijdje gesluimerd, lieten zich over vleugelen door Denen en anderen, maar moe ten, op de wijze zooals thans gewerkt wordt, in de allervoorste rij staan en blijven staan. Onze groote landbouw staat zeer hoog en een boer bijv, van ’t Groninger hoogeland durft zonder overdrijving te zeggen: Waar ik ’t niet maken kan, zal niemand het kunnen maken. En wat groenten en fruit betreft, mag men in verschillende deelen des lands, zooals bij voorbeeld het Westland, de Streek, den Lan- lijks al heel wat kooplieden en veehouders uit den vreemde, om tegen hooge prijzen zich van prima fokvee te voorzien. -Dien weg moet het uit. Veel meer dan thans zal en moet de buitenlandsche veehouder zijn stallen voorzien van ons fokvee, als maar alles gedaan wordt wat mogelijk is, om in de juiste lichting te werken. De productie op eigen stal zal er zeer door toenemen en de hooge som men, die de buitenlander wil betalen, komen als een zoet winstje extra binnen. Eenige onzer Friesche en Noordhollandsche boeren met hun reeds beroemd stamboekvee zouden daarvan al heel mooie staaltjes kunnen vertel len. Maar die uitzonderingen moete^ -en kun nen meer regel worden en dat zal zeker het geval zijn, als het besef van hetgeen nog te bereiken is, meer en meer doordringt tot hen, die rechtstreeks belanghebbenden zijn, bij alle veehouders. Doch het is niet genoeg alleen zorg te dra gen voor het fokken van goed en aan alle billijke eischen voldoend vee, ook moet de vee houder er naar streven de afzetgebieden te be houden en uit te breiden. Daarvoor is nog meer noodig en wel strikte eerlijkheid en waarborgen, dat gezond vee wordt geleverd. Te dikwijls is het voorgekomen, dat den exporteur vee in handen werd gestopt,dat in het buitenland lijdend bleek aan eenige ziekte; te dikwijls heeft de exporteur zelf vee, waar aan iets mankeerde, als gezond den buitenland- schen afnemer op het dak gezonden. Derge lijke bedriegerijen mogen niet voorkomen, want zij doen onmiddellijk schade aan den geheelen afzet en geven, als het besmettelijke ziekten geldt, tevens aanleiding tot het sluiten der grenzen. Groot is dus de verantwoordelijk heid, die nu, en op den duur nog veel meer, op den fokker en den exporteur rust. Zij heb ben tot op zekere hoogte de toekomst van onze vee-export in handen en wij willen hopen, dat zulks door ieder hunner begrepen wordt. Sedert eenigen tijd heeft ook onze regeering begrepen, dat de tijd van handelen is aange broken, door een gelegenheid in ’t leven te roepen, waar vee, bestemd voor export, kan gekeurd en van een officieel bewijs van gezond heid kan voorzien worden. Of er tot heden veel gebruik van gemaakt wordt, kunnen we niet precies zeggen, doch we meenen van wel. gen dijk, groot gaan op de verkregen resul taten. Voor ons, Friezen, vormen vee en boter de hoofdzaken. Wel hebben we in ’t Noorden der provincie landbouw op klei en in ’t oosten de schralere landbouw op minderen bodem, maar ongeveer twee derde deelen van den gecultiveerden bo dem onzer provincie dient voor de veeteelt. We willen er hier niet over spreken, of ’t beter zou zijn, indien meer aan landbouw ge daan werd; of de Friezen zich meer op tuin en ooftbouw moesten toeleggen. We hebben hier nu eenmaal in hoofdzaak veeteelt en daarom moet alles gedaan worden, ten einde onzen voortreffelijken veestapel nog uitnemen- der te maken; alles moet er gedaan worden, om de goede reputatie van onze runderen in binnen- en buitenland nog teverhoogen; alles moet gedaan worden, om te zorgen, dat andere landen ons vee willen ontvangen, zonder on- noodige belemmeringen; alles moet gedaan worden om te zorgen, dat het buitenland weet: Als we vee uit Nederland ontvangen, weten we vast en zeker dat ’t best is. Nu is ’t zoo jammer, dat juist onze beide groote buren weigeren, ons levend vee te ont vangen. Gelukkig is er nu weer Italië bijge komen, maar Italië kan in de verste verte niet vergoeden, wat we aan Duitschland en Enge land missen. In de Nieuwe Courant werd dezer dagen ook de aandacht op die opening der Italiaan- sche grenzen gevestigd: Voor eenige dagen bevatte de Staatscourante de mededeeling, dat de Italiaansche regeering voornemens was, eerlang wijzigingen te brengen in de regelen betreffende den invoer daar te lande van rund vee, afkomstig uit Nederland. In verband daarmede werden handelaren en commission- nairs, welke bij den uitvoer betrokken zijn, uitgenoodigd vóór 25 Juni hunne namen te willen opgeven aan den directeur-generaal van den Landbouw, onder opgave of zij fokvee, slachtvee dan wel beide soorten vee naar Ita lië uit voeren. Wij weten natuurlijk niet of er, en zoo ja, hoeveel personen of firma’s gevolg hebben gegeven aan die oproeping. Waar echter hier ongetwijfeld een handelsbelang en zeker niet minder een landbouwbelang op het spel staat, Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. OURANT. 1 M .i n

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1