JIEDWS- ES AIIVERTESTIEBLAD
VOOR SA'EEE ES.MSTfflEiS.
EVA.
64e Jaargang.
Woensdag 14 Juli 1609.
No. 56.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
de Centrale Diamanthandelsbeurs
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Zij had kunnen glimlachen, toen hij bij ’t planten van
den hulst had gezegd Van zijne bladeren zullen wij
je eens een bruidskrans vlechten.
duidelijk, dat haar bloedverwant de koningszoon harer
droomen was. Ook de jonge man wist, zonder dat er
tusschen hen ooit een woord van liefde was gesproken
dat zij elkaar toebehoorden.
Op een mooien avond in Juli, toen zij samen naar
het strand waren gegaan om het lichten der zee te
bewonderen, vertelde hij haar in mooie dichterlijke
bewoordingen, die Eva als zoete muziek in de ooren
klonken, dat hij haar liefhad. Toen was Eva gewekt
voor het leven. Toen scheen het, alsof hij haar tege
lijk met zijn liefde ook een deel van zijn genie had
geschonken.
Ja, zij had hem lief en wilde hem gaarne volgen in
de haar zoo onbekende wereld, maar zij zou zijn vrouw
eerst worden, nadat zij in beschaving en ontwikkeling
zijns gelijke was geworden. Zonder dat durfde zij op
geen duurzaam geluk hopen. Als ik over een paar
maanden reeds je vrouw werd, zou het oogenblik spoe
dig aanbreken, waarop je genoeg van mij zoudt hebben.
Daarom wil ik slechts dan je vrouw worden, als ik je
geheel en al evenaar 1 Jubelend sloot hij haar in zijne
armen. Zoo had hij zich altijd zijne vrouw gedacht
Zoo zouden zij samen gelukkig worden 1 Als het sei
zoen voorbij was, zou Eva met hem naar Amsterdam
gaan, waar hij een vroegere actrice kende, die reeds
vele jongeren in de kunst had geholpen. Zij zou ook
Eva helpen vormen en met behulp van goede leeraars
zou zij weldra een ontwikkeld meisje worden. Niet
tevergeefs was zij de doihter van een ontwikkeld vader.
En nu naar huis, zoo besloot hij, anders zal juffrouw
Meijer brommen, ik heb haar nog gisteren hooren zeg
gen, dat je ’s avonds te veel naar zee gaat, en dat dit
je weer aan het hoesten zal brengen.
In ’t laatst van September trokken Lang en Eva
samen naar Amsterdam, waar Eva bij mevrouw Goe-
echter nooit iets willen weten. Ze wou hare lieve,
mooie Eva zoo niet laten blokken, ze moest een flinke,
kloeke huismoeder worden, die geschikt was een man
gelukkig te maken. En in stilte dacht ze dan Eva
zal eens in waarheid mijne dochter worden, zij zal eens
de vrouw van Evert zijn. Het liefhebbend moederhart
had wel gezien, dat Evert, hoewel 7 jaar ouder, het
meisje op ’n andere wijze lief had dan als zuster. En
Eva, hoe dacht zij hierover? Eva deed wat juffrouw
Meijer haar zeide te doen, tegen Evert was zij voor
komend en hartelijk. Doch nimmer kwam er een woord
over hare lippen, dat getuigde van lust voor de studie
of een dieper gevoel voor haar pleegbroeder. Ze aan
vaardde de toekomstplannen van haar pleegmoeder als
een soort noodlot, waaraan zij toch niet zou kunnen
ontkomen en toch betrapte zij zich zelve meermalen
op gedachten, die niets gemeen hadden met de wen-
schen der vrouw die haar had opgevoed.
we zijn op
Menige onderneming is een defecte machine,
waarvan de gleuf wel dubbeltjes opneemt, maar het
treklaadje geen zoetigheid weer geeft.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Wij zijn niet beschaafd door het opmerken van
den flater dien een ander begaat, maar wèl door den
tact, waarmede wij dien goedig trachten te bemantelen.
Ware beschaving van gedrag heeft dikwijls oogen om
niet te zien en ooren om niet te hooren.
De zomer was weer gekomen en daarmee talrijke
logé’s in ’t kleine dorpje; ook het huisje van juffrouw
Meijer was weldra geheel bezet. Onder hare gasten
was een jongeman, die naar de dorpsbewoners beweer
den, sprekend op Eva’s vader geleek. Hij was dan ook
eenigszins uit de familie, zijn vader en die van Eva
waren neven geweest. Zijn naam was Adolf Lang,
tooneelspeler van eenige bekendheid.
De jonge kunstenaar veroordeelde ten sterkste het
gedrag van den strengen predikant, die zijn zoon ver
stiet, omdat hij met een meisje uit’t volk was getrouwd.
Toen hij vernam, dat het mooie, schrander uitziend
meisje, dat hem bediende, de dochter van zijn verstoo-
ten bloedverwant was, gevoelde hij terstond veel gene
genheid voor Eva en besloot nader kennis met haar
te maken.
Ook Eva voelde zich zeer tot hem aangetrokken en
weldra ontstond er tusschen de twee jonge menschen
een groote mate van vertrouwelijkheid. Hij ver
telde Eva van zijn willen en kunnen, van zijn
worstelen om in zijn kunst het hoogste te bereiken, en
wanneer hij geheel in vuur geraakte, speelde hij haar
rollen voor van zijn meest geliefde schrijvers. En als
hij een rol, die hij eens voor een talrijk publiek had
gespeeld, voor Eva vertolkte en haar het geheel ver
telde, luisterde zij met schitterende oogen en een blos
op de wangen.
O, zoo iets kunnen, dat moet heerlijk zijn 1 riep zij
dikwijls uit. Dan vergat zij alles om zich heen en zag
zij slechts den kunstenaar, wiens kunst haar zoo in
verrukking bracht. En meer en meer werd het haar
Ziezoo, de gemeenteverkiezingen zijn weer
achter den rug. Schreef ik in een vorigen
brief, dat verschillende besturen van kiesver-
eenigingen, uitgezonderd de sociaal-democra-
tische, vergaderden om tot overeenstemming te
komen, daar kwam niet veel van te recht, zoo-
dat zelts de anders zoo zekere eensgezindheid
onder de kerkelijke partijen ditmaal eenigs
zins zwevend was. Doch genoeg hierover. La
ten we nu, terwijl de briefjes nauwelijks uit de
bussen en opgelezen zijn, ons niet te veel ver
diepen in de gemeenteraadsverkiezingen. Wij
zijn nu, gelukkig, van al die verkiezingsom-
slag af. Of liever, district IV moet nog in
actie komen voor de Tweede Kamer. De heer
Ijzerman, die in dit district direct gekozen was,
heeft bedankt om een der uitgevallen cory-
pheeën van liberale zijde gelegenheid te ge
ven weer in ons Lagerhuis te komen. Men
noemde den zeer sympathieken voorzitter der in
September afgaande kamer, men noemde oud-
minister Lely en ook professor Van Hamel,
die zich in district III zoo danig geweerd had
tegenover mr. Troelstra. Jonkheer Roëll, die
misschien geaccepteerd had, als hem op spon
tane wijze den Kamerzetel was aangeboden,
zonder kans op strijd, jhr. Roëll dan zond
bericht, niet in aanmerking te willen komen
en toen de kiesvereeniging Vooruitgang ver
gaderde, werd niet de heer Lely, maar prof.
Van Hamel gekozen tot candidaat. Bleef het
nu maar bij die enkele candidaatsstelling,
maar reeds verleden week gingen er geruch
ten dat een lijst voor den heer Wijnkoop
werd opgemaakt. Van andere zijden onthield
men zich. Deden de Wijnkoopers dat ook,
dan zou men van een heeleboel geharrewar,
dan zou ook ons bestuur onnoodige drukte en
onkosten bespaard zijn.
Onnoodig in drieërlei opzicht. Vooreerst is
’t usance, bij dergelijke vrijwillige bedankjes
in zoo goed als zekere districten, dat de te
genpartijen daar geen munt uit trachten te
slaan. Ten tweede komt de soc.-democraat
er toch lang niet en ten derden behoeven de
soc.-democraten ook niet te beweren, dat ze
gewoon zijn in alle districten hunne sterkte te
vertoonen. Dat krachtsbetoon heeft immers
zoo juist plaats gehad.
Deze drie bedenkingen ter zijde stellende,
zou men overigens kunnen erkennen, dat de
Dat moest nu, van den Dam af door de Dam
straat en de Hoogstraten, verder door
St. Anthoniebreestraat en Jodenbreestraat naar
de Plantage een mooie verbinding worden
met uitlokkende entourage. In de Plantage
(de Parkschouwburg zie ik niet) en verder op
is ’t zoo ruim en frisch.
Als nu de hootdverbinding ook eens ruim en
frisch en aangenaam was. Maar als ge al die
dichtbevolkte buurten eens door wandelt,
enfin, ik heb al eens vaker u willen geleiden
door al de zijstraten, die uitmonden op Joden-
breestraat en Waterlooplein. Vrome wenschen,
zullen de meesten zeggen, om die buurten te
verbeteren.
Op andere plaatsen gaat de verbetering der
stad geregeld door. In ’t voorjaar schreef ik
u over de verbetering der Singelbrug bij het
Koningsplein. Dat leverde heel wat bezwaar
op en dan juist in het drukke seizoen. We
vergeleken toen de winkeliers der Leidsche-
straat al met de Haarlemmerdijkers, die steen
en been klaagden, toen hunne straat, ook een
winkelstraat, werd opgebroken, zoodat zelfs ’t
personenverkeer bijna gestremd was. En dan
juist in den zomer! Gelukkig zijn thans de
werkzaamheden aan die Singelbrug zoover ge
vorderd, .dat lijn 1 en 2 weer over dubbel
spoor van den Voorburgwal, over die brug en
het Koningsplein, naar de Leidschestraat kun
nen snorren. Aan de westelijke zijde zijn de
brugglooiïngen gereed. Omdat er nog al eenige
helling was, dacht men het gewone asphalt
minder geschikt. Ge begrijpt, de paarden
zouden licht kunnen uitglijden. Daarom heeft
men kurk-asphalt gebezigd en vocrloopig is
men daar zeer over tevreden. Nu moet de
oostzijde der brug nog gekurkasphalteerd wor
den, hetgeen tijdelijke sluiting van het verkeer
over een deel der Singel en den Heilig en weg
noodig zal maken.
Maar, als het dan ook gereed is, kan men
spreken van een ware verbetering.
Telkens als Evert van een lange reis terugkwam,
vond hij Eva stiller en peinzender, ’t Was alsof zij
heimwee had, meende hij. En hij had gelijk, zij had
heimwee, heimwee naar de wereld; een groot verlangen
verteerde haar. Zij gevoelde een groot verlangen naar
de groote maatschappij, zij hunkerde naar weten en be
grijpen. Dan werd het haar duidelijk, dat zij niet als
haar vader te gronde wilde gaan door een huwelijk
met iemand, die geestelijk ver beneden haar stond.
Maar na deze oogenblikkeu van hartstochtelijk verlan
gen, kwamen weer uren van berouw. Zij overdacht dan
weer hoeveel zij aan de brave menschen verschuldigd
was, die haar zoo belangeloos en liefderijk tot zich
hadden genomen en dan deed zij de belofte voor Evert
een goede vrouw te worden. Zoo was hare stemming
geweest, toen Evert, nu twee jaar geleden, wegging.
soc.-dem. onvermoeide politiekers zijn. Zij zijn
van de leer: Frappez, frappez toujours! Zij
zijn als de Romein Cato de censor, die al zijn
redevoeringen in den Senaat van Rome, on
verschillig waarover het liep, eindigde met de
woorden: En dan, mijne heeren, naar mijne
meening moet Carthago verwoest worden.
Men lachte wel eens om dezen redenaar,
maar na jaren, in .146 voor onze jaartelling,
werd Carthago verwoest.
We bedoelen hiermede volstrekt geen insi
nuatie, willen alleen maar voorbeelden neer
schrijven van: De aanhouder wint.
En dat ziet men bij de soc.-dem. ook.
Zijn dus de verkiezingen zoo ongeveer af-
geloopen, met onze huizentellerij gaat ’t niet
zoo vlot. Nog steeds ziet men de mannen
met hunne portefeuilles, papier en verder
schrijfgereedschap, langs de huizen gaande,
overal binnenkomende, opschrijvende de num
mers en de bewoners.
Het houdt nog een maandje aan, voor men
gereed is. En dan eerst kan men uit dit werk
de statistische gegevens halen.
Over eenige maanden zijn we weer aan de
algemeene volkstelling en dat geeft in een
groot dorp als Amsterdam nog meer drukte
en na afloop kan men een heele reeks statis
tieken verwachten.
Immers, om de tien jaren wordt in ons land
volkstelling gehouden. Daar is men mee be
gonnen voor tachtig jaren en verder is dit ge
regeld gedaan. Het laatst heeft men geteld,
hoeveel menschen in ons land waren bij de
jaarwisseling 1899/1900 en zoo moet men
binnenkort weer weten, hoe talrijk
31 Dec. 1909,’s avonds 12 uur.
Nu, het laatste decennium is voor de hoofd
stad niét zoo rooskleurig als gewenscht kon
worden en als vorige decennia deden hopen.
De barometer geeft te vaak depressies aan.
Sedert een jaar of drie zijn we in de zomer
maanden reeds gewoon aan afname der be
volking, die dan door andere maanden weer
moet vergoed worden. Ook in de vorige maand
nam hier de bevolking af.
Gelukkig.dat erover de diamantindustrie in
de laatste maanden niet bepaald te klagen
valt. Wel zijn er steeds nog werkloozen in
dit vak, maar ’t getal is klein in vergelijking
van ’t geheele getal werklieden in dat bedrijf.
Men heeft ook plannen de diamantbeurs te
vergrooten en te verbeteren, zoodat ze dan
“■met recht
kan heeten.
Ik zal u even terechtbrengen, dan kunt ge
u beter orienteeren.
Ge zijt natuurlijk meermalen gegaan over
het Rembrandtplein en weet wel, waar de
Nieuwe Karseboom, dat nu een geheel nieuw en
groot gebouw wordt, zich aan den ingang van de
Amstelsiraat bevindt. Ge loopt door die straat,
voorbij Panopticum, Flora én Van Lier, trekt
over de Blauwbrug en ziet dan ’t Waterloo
plein met de Mozes- en Aaronskerk op den
achtergrond. Nu, juist, als ge de brug verla
ten hebt en ’t Waterlooplein betreedt, ziet ge
op den hoek links van dat plein en den Bin-
nen-Amstel een vrij groot gebouw, waarop de
naam Casino. Zoowel des Zondags als in de
week vindt ge daar veelal alle ramen bezet
met menschen, die aan tafeltjes zitten. In de
handen dier menschen ziet ge sterke vergroot
glazen en kostbare steentjes. De eigenaar
van dit zoo druk bezochte gebouw heetWafelman
en deze verhuurt ’t gebouw aan de «Vereeni-
ging Beurs voor den Diamanthandel®. Maar
’t Casino is te klein geworden en er moet dus
iets gebeuren. De diamantbeurs in twee ge
bouwen, misschien ver van elkaar gelegen,
te houden, dat gaat niet. Het bestuur der
diamantbeurs heeft al herhaalde pogingen aan
gewend om in de nabijheid een geschikt ter
rein in bezit te krijgen. Maar dat wou nog niet.
Nu heeft de heer Wafelman een plan laten
ontwerpen. De »Vereeniging Beurs voor den
Diamanthandel® moet ’t perceel Casino en
twee aangrenzende huizen aankoopen, met nog
een stukje gemeentegrond, samen 556 vierk.
meter. Architect Lenderink heeft een plan
gemaakt voor een monumentaal gebouw, met
uitnemenden voorgevel en klokketoren. Als ’t
gelukt, wordt onze stad er daar een stuk
beter op. Hetgeen ook geen kwaad doet,
want eerlijk gezegd, ik vind dat de omgeving
van Waterlooplein en Jonas-Daniel-Meyerplein
ontzettend veel mooier kon zijn.
Het gebouw voor den diamanthandel zal
dan een zaal van 500 vierk. meter krijgen en
52 hooge lichtramen. Dat dit laatste geen
bijzaak is, laat zich begrijpen; er kan niet te
veel licht zijn voor ’t onderzoeken van die
kleine, kostbare steentjes.
Ik sprak daar van verbeteren en verfraaien
van deze buurten. Och, ik had eigenlijk zoo
bijna de heele z.g. Jodenwijk kunnen noemen.
(Slot.)
Na den dood van haar man ging Marie met haar
dochtertje bij Teun inwonen. Haar humeur was er
door haar ongelukkig huwelijksleven echter niet beter
op geworden; ze werd dan ook door bijna niemand
betreurd, toen zij een half jaar later haar echtgenoot
in den dood volgde.
Daar stond nu de oude man alleen met z’n kleinkind.
Hij wist niet wat hij met het teere schepseltje moest
aanvangen en hij beschouwde het dan ook als een on
verwacht geluk toen zijn buurvrouw, juffrouw Meijer,
een nog jonge weduwe, hem aanbood de kleine Eva
voor ’n matige vergoeding bij zich te nemen en op te
voeden, alsof het een eigen kind was. Juffrouw Meijer
leefde met haar achtjarig zoontje Evert van de rente
van haar kapitaaltje en trachtte er nog iets bij te ver
dienen door in den zomer haar geheele huis, op een zeer
klein keukentje na, voor logé’s in te richten van aller
lei slag. Zij kreeg haar pleegkind weldra hartelijk
lief en Evert vergoodde het mooie zusje. Eva had
in hare jeugd dan ook geen andere smart gevoeld, dan
toen haar grootvader, de oude Teun, voor altjjd zijn
oogen had gesloten.
Zoo groeide Eva op van kind tot vrouw. Op school
was zij steeds een der vlugste leerlingen en meer dan
eens hadden hare onderwijzers haar pleegmoeder aan
gespoord het schrandere meisje voor onderwijzeres te
laten opleiden. De eenvoudige, brave ziel, had hiervan