VOORSUM EJ (HISTlilikEV
MEIIW8- El AIIÏEIIIWIEDLID
M fl R G O T.
64e Jaargang.
Zaterdag 17 Juli 1606.
De zucht naar het onbekende.
57.
17,
S.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
>n-
r-
10,
i
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Dit woord
ingeboren
weetgierigheid is niet
met kloekheid de
Afrika doorvorscht, ook
gers de naalden doen klapperen Stellig had zij reeds
sedert het voorjaar daaraan gebreid, sedert het voorjaar
voor hem gezorgd
En hij, Pierre Moing, had haar zoo even twintig
goudstukken ontstolen. 13e vrucht van haar werk gedu
rende een heel jaar. Tot dank voor zooveel goedheid
had hij heimelijk het stroo va" haar bed doorwoeld en
zijn handen naar het spaarduitje van de arme vrouw
uitgestoken. Hoe schandelijk leek hem thans zijn dief
stal Bijna krankzinnig, met een wezenloozen blik,
mat, zonder energie en sidderend, staarde hij voor zich
heen
Purperrood kleurde zijn voorhoofd, verbreidde zich
over zijn slapen en wangen. Neen waarachtig, als
men er over nadacht, was het niec te verontschuldi
gen, het was gewoon afschuwelijk
Haastig stopte hij hemd en kousen in de bruine lin
nen tasch en verliet haastig de vliering.
Hij liep over den hof, door den stal, drong het ka
mertje van Margot binnen De twintig Louis kwamen
weer op hun plaats Toen ging de rekruut, met de
tasch over zijn rug gehangen, door de grijze scheme
ring, waardoor zoo juist een zwakke zonnestraal drong.
Bijna gelijktijdig met Margot kwam hij op het stop
pelveld aan.
Margot, zeide hij, daar je nu eenmaal mijn pleeg
moeder wilt zijn en daar ik zooveel vertrouwen in je
stel als in geen ander mensch ter wereld hier zijn
mijn kleine spaarpenningen
Ik heb slechts zooveel meegenomen, als ik voor de
reis noodig heb en voor een welkomstdronk voor de
kameraden. Bewaar het geld voor mij, tot ik terugkom.
En mocht het ongeluk willen, dat ik niet terugkeer,
dan zult ge mijn erfgenaam zijn.
De oogen der oude Margot schitterden. Toen liepen
haar de tranen over de gerimpelde wangen, haar stem
sloeg van ontroering overMijn lieve jongen Je
bereidt een arm mensch, als ik ben, te veel vreugde!
Ga zonder zorg Als je later terug komt zul je over
alles, wat wij beiden hebben, beschikken, ik beloof
het je.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2l/t cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Op een rijtje lagen de daalders op de tafel en de
pachter zei, terwijl hij een groote flesch wijn ont
kurkte
Ziehier je loon, mijn jongen, steek het bij je en blijf
braaf bij je regiment. Als je eens een paar dagen
verlof krijgt, geneer je niet het huis staat ten allen
tjjde voor je open. Dat het ons steeds verheugen zal
van je te hooren, behoeft niet gezegd te worden.
En nu prosit, op je gezondheid 1
De glazen werden aangestooten en in een teug ge
ledigd. Toe.n schudde de pachter zijn knecht nog snel de
hand en klom vlug op den met zakken beladen wagen.
Donnerwetterik kom op de markt van Mezilles
aan, als het koren verkocht is 1 Voeder de paarden
nog, voor je je biezen pakt en zonder afscheid, Pierre!
De wagen verdween in de grijze Novemberscheme-
ring en Pierre Moing ging naar den stal. Margot,
de oude melkmeid, trad juist naar buiten. Treurig
zeide zij
Dus vandaag ga je er vandoor
Zeker, Margot, antwoordde hij vroolijk. Naar het
zesde regiment kurassiers 1
Toen hij het voer in de kribben verdeeld had, wierp
hij een voorzichtig spiedenden blik over den hof en
stiet snel een kleine deur, heel achter in den stal, open.
Daar sliep Margot in een ellendig hokje Het bed
was nog warm Hij doorwoelde den stroozak en
haalde een klein zakje met ongeveer 20 goudstukken
voor den dag; toen legde hij weer netjes de lakens en
dekens terecht en begaf zich rustig in het kamertje, dat
voor hem onder de dakpannen was in gereedheid ge
bracht.
Pierre Moing had dezen diefstal den dag van te
voren zorgvuldig voorbereid De twintig Louis vorm
den met de daalders, die de pachter hem had uitbe
taald en zijn vroegere spaarpenningen een rond som
metje; aan geld om zich te vermaken zou het hem bij
het regiment niet ontbreken. Gewetensknagingan voelde
hij niet. Bovendien Margot kon het geld best missen.
Zij was een oude jongejuffrouw van 50 jaar; haar
bruine huid zag er uit alsof zij in de vochtige lucht
van den vee- en kippenstal schimmelig geworden was.
Zij was een zeer eenvoudige ziel. Haar moesseline
muts bedekte het steeds slecht gekamde haar, dat slor
dig bijeengebonden was en den indruk maakte van een
slak op een aspergekop. Zij was een onvermoeibare
werkezel. Sedert bijna een kwart eeuw zoo lang
liep zij zich reeds op de boerderij La Plauderie de bee-
nen af had men haar nooit een enkelen dag rust zien
nemen. Zij had aardig wat opgespaard. Met eenige
trots placht zij te zeggen, als daarop gezinspeeld werd:
Ja, als ge er niets op tegen hebt de staat is mijn
schuldenaar
Wat zij den staat niet toevertrouwde, verstopte ze
in haar strooizak Pierre Moing had pas onlangs haai
geheim ontdekt, toen hij haar op een morgen door het
sleutelgat beloerd had; sedert dien was zijn begeerte
naar haar spaarduitjes zoo gestegen, dat ze hem zelfs
in den slaap vervolgde
Thans was het gebeurd. De zoo gemakkelijk gesto
len 20 Louis vermeerderden zijn eigen kapitaaltje
Zeker Margot zou eens den diefstal ontdekken
maar wanneer Als zij het bedstroo vernieuwde En
zelfs als zij het den volgenden dag bemerkte, zou haar
verdenking niet op hem vallen. Zij hadden steeds in
de beste verstandhouding geleefd. De koeiemeid had
zelfs een soort van moederlijke toegenegenheid voor
den jongen opgevat, die zich in allerlei zorgen voor
hem uitte
Veigeet je muts niet Trek droge schoenen aan
kom toch bij het vuur, ik heb het voor je aange
legd.
Dikwijls bracht zij onder haar schort een flesch koude
koffie en een paar lekkere beetjes mee van den vorigen
avond Daar, dat zal je smaken.
En Margot zou Pieire Moing van diefstal verdenken?
Wel neen
Hij had juist zijn paar stukken goed in een oude wei-
tasch, welke niet gebruikt werd, gepakt, toen eenig le
ven bij de deur hem deed opschrikken. Haastig draaide
hij zich om en zag Margot, die met gebogen hoofd en
oprecht bedroefd, op hem afkwam Daar, Pierre, een
wollen hemd en drie paar kousen, ze zullen je dezen
winter te pas komen. Ik heb ze op het veld gebreid
en voor je bewaard tot je wegging -
Dank je, zei hij met een verstikte stem
Je behoeft niet bang te zijn bij je regiment dat je niet
met je kameraden plezier kunt maken Je bent jong
geniet je jeugd Iedere maand stuur ik je vijf gul
den Zou je daaraan genoeg hebben
Een onbeschrijfelijke onrust overviel hem. Het
bloed vloog hem naar de slapen door het geheele
lichaam Hij sidderde en zijn stem werd onhoorbaar
toen hij stameldeJa zeker, is het genoeg
Geef mij dan een kus en vergeet de arme, oude
Margot niet Ik beschouw je als mijn zoon, weet je?
Met Allerheiligen was het vijf jaar geleden dat je op
de boerderij kwam Je was zoo bleek en mager
Je soep verslond je al met de oogen, nog voordat ik
ze voor je gezet had Nu, we willen hopen dat de
dienst je niet te zwaar wordt. Als je verdriet hebt,
denk er aan hoe lief ik je heb en dat alles te recht
komt De grove handen der dienstbode legden zich
op de schouders van den jongen, een kus klonk.
Och, och wat valt mij het afscheid zwaar 1 Ik
drijf de schapen op het stoppelveld; als je een omweg
daarover kunt maken, zal ik je nog eenmaal omhelzen 1
Gekromd, gebogen, stom van smart, bijna snikkend,
zag Pierre haar weggaan. En plotseling voelde hij zich
overvallen door verterend berouw. Plotseling begreep
hij de oneindige toegenegenheid, die zoo rein, zoo zon
der-alle bijgedachten, door deze trouwe ziel voor hem
gekoesterd was, een liefde, die geen andere bron had,
dan groote, aangeboren goedheid. Mechanisch keek hij
naar het hemd en de kousen, die Margot in haar snip
peruurtjes gemaakt had. Hoe vlijtig hadden haar vin-
ciërs, volgens ’t verhaal, rondom A frika zeilden,
vonden de Portugeezen daar langs den weg
naar Indië. Toen werd ook Amerika ontdekt
en nog lang daarna onderzochten kloeke zee
vaarders de onbekende zeeën, eilanden en lan
den, Daaraan deden mee Portugeezen, Span
jaarden, Italianen, Engelschen, Nederlanders,
Franschen.
Na de Fransche revolutie en de eerste re
actie, die daarop volgde, begon ook weer de
zucht naar het onbekende te werken. En er
was nog genoeg onbekends over: in Amerika,
in Azië, en vooral in Afrika, om van de beide
Poolgebieden maar niet te spreken.
Aan de 19e eeuw hebben we, ook op het
gebied der ontdekkingstochten, veel te danken.
Men drong in Azië door, leerde heel Australië
kennen,vond den Noordwestelijken en dënNoord-
oostelijken doorvaart door de Noordelijke Ijs
zee en vooral, men leerde heel Afrika kennen.
De bekende witte plek op de kaart van Afrika,
voor menschen boven den middelbaren leeftijd
heel niet onbekend, maar voor jongeren iets,
dat tot de geschiedenis behoort, begon lang
zamerhand in te krimpen en is thans zoowat
geheel verdwenen.
In Tibet en de binnenlanden van China drong
men door en binnenkort zal China zelf wel
zorgen, dat in zijn gebied geen gesloten kringen
meer voor komen.
Maar ’s menschen
bevredigd. Heeft men
warmste tropen van
de poolwerelden, afstootende door ongewone
koude, wil men geheel bekend maken. Stelde
de buitengewone hitte, gevoegd bij lastige
landen en volken, groote hinderpalen aan de
reizigers, die Afrika bekend maakten, nog veel
meer doen dit de ijskoude poolstreken. Hoe
volhardend blijft echter de mensch. Het stoom
schip hielp reeds beter dan het zeilschip. Hon
densleden moesten verder dienst doen, om nog
dichter bij het doel te komen. Eindelijk werd
de luchtballon te hulp geroepen. Men is den
Noordpool reeds genaderd tot op een afstand
van ongeveer 50 uren, den Zuidpool tot op
een nog korteren.
Hoe lang zal het nog duren, tot werkelijk
Laten we eerst nog opmerken, dat ook door
de Straat van Gibraltar, naar Engeland en
zelfs de Oostzeekusten van Duitschland, geva
ren werd.
Alexander de Groote trok tot in Voor-Indië,
maar toen vonden zijne soldaten, dat het ook
welletjes was.
De Romeinen waren landrotten, die slechts
noodgedwongen op vloten gingen vechten. Zij
veroverden bijna de geheele toen bekende
wereld en onderwierpen deelen van Germanje.
Meen echter niet, dat zoo’n wereldrijk er
niet weer geweest is. Thans bijv, zijn ’t Rus
sische rijk en ’t Britsche wereldrijk veel uit-
gestrekter dan ’t Romeinsche rijk ten tijde van
zijn grootste uitbreiding onder Trajanus had. En
nog meer rijken kan men noemen; ook uit de
Middeleeuwen.
Doch wijken we niet af. In ’t laatst van den
Romeinschen tijd werd ’t bestaan van een wereld,
verder, veel verder dan de stroomgebieden
van Don en Wolga, merkbaar. De Groote
volksverhuizing deed een onbekende wereld
vermoeden, waarvan de oude Grieken en Phe-
niciërs nooit gedroomd hadden: Oost-Rusland
en een deel van Azië.
Maar och, wat kende men slechts een klein
deel der geheele aarde
En dit bleef zoo langen tijd. In de Middel
eeuwen vorderde men in dit opzicht weinig. De
Middeleeuwen hadden genoeg te doen met, in
plaats van de oude heidensche, christelijke be
schaving te brengen en nieuwe volksmassa’s
aan ’t hoofd dier beschaving te stellen.
Toen, in de 15e eeuw, kwam eindelijk de
groote expansie.
Natuurlijk waren er voorbereiders geweest.
Noemen we de stoute Noormannen, die met
hunne schepen tot in Zuid-Italië kwamen en
die, reeds vóór ’t jaar 1000, niet slechts Ijs
land en Groenland, maar ook Winland ontdek
ten. Dit laatste land moet met zoeken, waar
thans Boston ligt.
Een enkele tocht naar China mogen we nog
aanstippen, die echter niet tot werkelijke re
sultaten leidde.
Maar in de 15e eeuw begonnen de Portugee
zen. Vijf en twintig eeuwen nadat de Pheni-
Ja, wie durft beweren, dat de navorschingen
der geleerden hier alles opgehelderd hebben?
Wanneer is China bevolkt? Zeker niet zoo
lang geleden als de Chineesche kronieken
aangeven.
Wanneer is Egypte voor ’t eerst door men
schen betreden?
De Egyptische historie spreekt van meer
dere duizenden jaren vóór onze jaartelling.
Wanneer zijn de eerste menschen over de
Behringstraat of de Aleoeten uit Azië in Ame
rika gekomen?
Zoo kan men een respectabel vragenlijstje
opstellen, dat nog steeds voor uitbreiding vat
baar is. Wie zal bijv, precies zeggen, wan
neer de eerste Germaansche stammen de boor
den van de Noordzee bereikten, wanneer de
Friezen in ons land kwamen? Langzamerhand
komt er meer licht in de duisternis, die de
oude historie voor onze oogen verborgen houdt.
De zucht naar het onbekende greep ook
reeds de alleroudste volkeren aan. De Pheniciërs,
die in een kleine kuststrook aan de Oostzijde
der Middellandsche zee, vlak bij ’t Joodsche
land, woonden, trokken met hunne scheepjes
langs al de kusten der oude wereldzee en
stichtten Carthago en Marseille. Het waren
zeker Pheniciërs, in dienst van den grooten
Joodschen Koning Salomo, die het stoute stuk
durfden bestaan, geheel Afrika rond te zei
len. (Als dit stoute stuk ten minste niet naar
’t rijk der fabelen moet verhuizen!) Deze rijk
ste, wijste en machtigste vorst der Joden liet
goud in overvloed komen uit een land dat ze
ker ver af lag, maar waarvan men de ligging
thans niet met zekerheid bepalen kan. Men
durft vermoeden dat men ’t moet zoeken aan
den middenloop van den Zambesi, dus even ten
noorden van den Transvaal.
Hoe dit ook zij, zeker is, dat het rijk van
den machtigen vorst zich uitstrekte van Egyp
te en de Roode zee tot aan den Euphraat
en dat de fabelachtige rijkdom, die tentoonge
spreid werd, te verklaren is uit’t vinden van
een goudland. Zooals dan ook staat opge-
teekend.
De Grieken gingen niet zoo ver als de Phe
niciërs.
Er is bij den mensch een streven naar meer.
Dit is wel wat heel algemeen uitgedrukt, maar,
laten we ’t ter verontschuldiging zeggen, het
moet ook zooveel uitdrukken.
Er is bij den mensch een streven naar meer.
Ook dit »den mensch* is wat heel alge
meen uitgedrukt.
Want niet bij alle menschen bestaat dit stre
ven. Er zijn van die menschen, die een plan
tenleven leiden, die geen idealen bezitten en
deze dus ook niet koesteren.
Dan heeft men nog het ras der onbeschaaf
de menschen, der wilden; maar van deze
kunnen we zeggen, dat ze óf bezig zijn mensch
te worden óf gedoemd om te verdwijnen. Een
middenweg blijft er niet over. Laten we de
zen dus overslaan.
Een streven naar meer. Naar meer kennis,
meer weelde, meer gemakken, meer ruimte
van beweging. Meer beschaving!
zegt al heel veel. Den mensch is
een zucht naar het onbekende, die we bij ve
len reeds met het woord nieuwsgierigheid, bij
anderen met weetgierigheid kunnen aandui
den. Die zucht naar het onbekende beheerscht
voor een deel de geheele geschiedenis van het
menschdom. Die zucht openbaart zich op ver
schillende wijze: Men wil meer weten van de
natuur, van de levende en de doode natuur,
de natuur op, en onder en boven de opper
vlakte der aarde. Men wil ook in werkelyken
zin zijn gezichtsveld verruimen door nieuwe
landen en wateren te ontdekken en te onder
zoeken.
Dit laatste is een zaak van groote betee-
kenis. Door meer landen te ontdekken, is er
ook ruimte voor meer menschen; de wereld
bevolking kan dus toenemen.
De bijbelsche historie verhaalt van den to
renbouw te Babel, welke verhinderd werd door
spraakverwarring. Daarna verspreidden zich
de menschen, die tot dan toe in dezelfde vlak
te in het stroomgebied van Euphraat en Ti
gris geleefd hadden, en vormden verschil
lende volksstammen.
Hoe is toen die verspreiding voortgegaan?
i