L SHOTS- BS AWEMWMLJ» VOOR WEE BS MSTWEA. V ft lil IP Woensdag 4 Augustus 1809. 64e Jaargang. No. 62. tl Onschuldig veroordeeld. O Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. en Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. h. en 1 I im Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. door J. TEUPSUiA. le 1. g V“7 f xir I »Het geeft toch niet, om nog langer te zoeken met dien mist*. «Neen. Wij hebben ons best gedaan, en als hij ont snapt, welnu dan verdient hij het*, zei de sergeant van de politie te Bramling. «Vroeg of laat krijgen we hem toch wel*, zei de cipier. «Nu, als Jack Trevor in zulk weer in de open lucht is vannacht, dan heb ik medelijden met hem. Ik heb al vaak gedacht, dat hij onschuldig veroordeeld was«. »Ik weet weinig van de zaak af«, zei de cipier. «Ik was toen in het noorden. Moord op Oldcastle, hè »Ja«. »0m liefde en geld, nietwaar «Eigenlijk wel. Drie jaar geleden was Jack Trevor een voorwerp van afgunst voor zijn vrienden: hij was rijk, had een goede positie en* was geëngageerd met het liefste meisje uit den omtrek. Brookhurst heette ze, Kate Brookhurst. Er waren heel wat mannen, die dongen naar haar hand, en daaronder was ook George Oldcastle, een welgesteld financier. Natuurlijk wilde zij niet naar hem luisteren, omdat ze met Trevor ge ëngageerd was; ik geloof, dat Oldcastle daarom wraak heeft willen nemen. In ieder geval haalde hij Trevor over om deel te nemen in zijn zwendelmaatschappijen en op een goeden avond ontdekte Trevor, dat hij zoo goed als geruïneerd was. In opgewonden toestand ging ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. het vreeselijke van den toestand werd hem plotseling duidelijk. Er waren twee treinen op dezelfde rails! De onmogelijkheid inziende om de ramp af te wen den, sprong Trevor van de helling af. Hij gleed uit en viel voorover in een boschje varens. Een oogenblik later kwamen de treinen in botsing. Iets zwaars trof den gevangene op het hoofd en daar lag hij bewuste loos. Eerst bijna een uur later kwam hij weer tot bewustzijn. Zijn ledematen waren verstijfd en een zeer zwaar voorwerp lag op zijn borst en een zijner armen. Een verward geluid van stemmen bereikte zijn oor en een paar passen van hem af scheen een lantaarn. De mist was nog steeds dik; met groote moeite bevrijdde Trevor zich van het gewicht en omzichtig hief hij het hoofd op. Vlak bij hem schenen twee gestalten zich over een gekwetste heen te buigen. «Dood «Nog niet. Een kwestie van een paar uur; het is een hopeloos geval. Breng die mannen hier met de draagbaar*. «Kent u hem «Heel toevallig wel. Het is sir Charles Ogbourne. Hij was gemoeid in dien moord op Oldcastle. Zijn getuigenis maakte, dat Trevor veroordeeld werd. Hij is sedert in Zuid-Amerika geweest, maar nu verwacht men hem op zijn buiten, hier in de buurt*. «Stuurt u hem naar huis «Neen. Het ziekenhuis van Bramling is veel dichter bij. Het is tijds genoeg als het slechte nieuws morgen zijn buiten bereikt*. De schimmen gingen heen, een bewustelooze gestalte tusschen zich in dragend en Trevor viel achterover in de varens. De woorden die hij gehooid had, klonken als een droom. Sir Charles Ogbourne, de man die hem door zijn getuigenis van zijn vrijheid had beroofd, en KLACHT VAN EEN MILLION AIR. Daar heb ik nu minstens drie dozijn brillanten- ringen en maar tien vingers! In mijn stal staan twintig raspaarden en ik kan hoogstens met een vierspan rijden! Mijn villa heeft dertig vorstelijk gemeubileerde salons en ik kan altijd maar in één aanwezig zijn! Ba’t Is ’n ware ramp millionair te zijn. De lofwaardige pogingen, die men aanwendt om het beste te bereiken, zijn slechts een dwaasheid, wanneer men het goede, dat bestaat, voorbijziet. De menschen zijn zoo op verandering gesteld, dat ze vaak oude gewoonten, die wijs zijn, door nieuwe, die zot zijn, vervangen. De levensdraad loopt over twee klossenop één, achter ons, zich steeds opwindend, en steeds zich af windend op één, vóór ons. Jongens, zei ’n onderwijzer tot z’n leerlingen, als jullie deze week je voorbeeldig gedraagt, dan zal ik je aan ’t eind iets laten zien, dat je nog nooit ge zien hebt, ik ook nooit gezien heb en dat jullie en ik nooit meer zullen zien. De jongens gedroegen zich zoo, dat er volstrekt geen reden tot klagen was en aan ’t einde van de week nam de onderwijzer ’n hazelnoot en kraakte die en toonde de pit aan de jongens. Die hadden jullie en ik nog nooit gezien, nietwaar, en de noot in zjjn mond stekend jullie en ik zullen hem ook nooit meer zien! Impressionisme. Artist. «Ik ben van meening, mijn heer, dat ik de menschen moet schilderen, zooals ik ze zie*. Criticus. «Daar heb je gelijk in, jong man, maar ik wil voor je hopen, dat je ze nooit ziet, zooals jij ze geschilderd hebt*. Leeren berusten, dat is wel de les, die ’t moei lijks! te leeren is, omdat zij zoo weinig begrepen wordt. Wat waarde geeft aan het leven zijn niet zoo zeer de bezigheden op zichzelf, maar veel meer de wijze waarop en de toewijding waarmee ze verricht worden. hij naar Oldcastle toe om hem te spreken te krijgen; er werd juist eene groote partij gegeven. Hij vroeg aan een knecht waar hij den financier kon vinden en werd naar de bibliotheek verwezen. Een kwartier later vond men George Oldcastle dood liggen; Jack Trevor lag bewusteloos boven op hem met een bebloed mes in de handen*. «Overtuigend bewijs*, zei de cipier. «Ja, dat was het ook. Toen Trevor zijn bewustzijn herkreeg, wist hij alleen te vertellen, dat de kamer donker was, toen hij de deur opende. Hij draaide zich om, om weg te gaan, toen een onzichtbare hand hem een slag gaf, die hem bewusteloos deed neerstorten. Niettemin werd Trevor schuldig bevonden aan moord met voorbedachten rade en ter dood veroordeeld*. «En de reden voor de misdaad «Die kwam uit door den hoofdgetuige, Sir Charles Ogbourne, een der gasten van Oldcastle. Hij heeft hier in de buurt een huis, maar sedert den moord is hij in het buitenland. Hij verklaarde, dat hij Trevor de bibliotheek zag binnengaan en dat hij een heftige woor denwisseling tusschen beide mannen hoorde. Hij meen de, dat het een geschil van persoonlijken aard was en kwam dus niet tusschenbeide, doch uit hetgeen ze spraken maakte hij op, dat Oldcastle Trevor geruïneerd had, om zijn huwelijk met miss Brookhurst te beletten.* «Hij had zeker een goede verdediger «Een uitstekende; een jong advocaat, Jasper Peplon, die, vreemd genoeg, met sir Charles Ogbourne op de partij van Oldcastle was. Al kreeg hij hem niet vrij, toch wist bij te bewerken, dat de doodstraf in levens lang werd veranderd. Maar het was een vreeselijke slag voor miss Brookhurst*. «Is zij nog niet getrouwd «Wel neen; ze trouwt met Trevor of in het geheel Ik was eenige weken niet in het Rijksmu- seum geweest, maar tjong, wat hadden ze daar den boel weer doorelkaar gegooid. Par don, versta me goed. Ik kom er geregeld, dus heel vaak. En dan blijven je alle stukken als oude goede bekenden aankijken. Net als een groote stad, waar ook niet alles zoo maar plotseling verandert. Hier verbouwt men een huis; daar komt een andere zaak; ginds wordt een nieuwe straatverbinding gemaakt. En zoo voort. Breidt dit begin-schema nu maar uit volgens uw intenties. Maar de algemeene aanblik verandert zoo maar niet in eens. Maar zoo gaat het eigenlijk ook zoo’n beetje met ’t Rijksmuseum. Ik geef u direct toe, het blijft een museum, dat voornamelijk voor bewaar plaats van de oude schilderkunst dient. Maar wie nu eenigszins thuis is in dit museum, weet precies: Daar vind ik de Rembrandts, daar staan de meeste Jan Steens, hier is de zaal der Regenten-stukken, in die zaal is de schen king van Van der Hoop, ginds staan stukken van Rembrandt, die niet bij de collectie-Rem- brandt mogen gebracht worden, omdat de schenking bijeen moet blijven. De Avond school van Gerard Dou is nog nooit verhuisd; ge vindt het kleine kostbare stuk altijd in het zelfde kabinetje. Ik ben misschien een beetje brutaal in dit zeggen, maar heusch, wie de laatste jaren om >De Avondschool* zocht, kon het stuk steeds in het midden van hetzelfde rechtsche kabinetje vinden. Met vele andere stukken is het net, alsof men proeven neemt. Vooreerst moet wel eens een nieuw stuk ge plaatst, waar geen ruimte voor is; dus op schikken en verschikken. Ten tweeden wordt geregeld beproefd of voor sommige stukken geen beter belichting, geen geschikter milieu is te vinden. De Nachtwacht en de Staalmees ters zijn weer eens verplaatst. Men is bezig om de vrije nieuwe Rembrandtzaal te repa- reeren. En nu vindt men tijdelijk deze beide chefs-d’oeuvre in de Regentenzaal geplaatst, waar de Nachtwacht al eens eerder gestaan heeft. Terwijl ik zoo door ’t museum dwaal en m’n neus stoot bij de entree der eigenlijke Rem brandtzaal, omdat ik daar dus de meesterwer ken niet kon vinden, blijf ik natuurlijk onwil lekeurig staan bij het lessenaartje, waarop het introductie-boek voor vorstelijke bezoekers ligt. Ik had al zoo vaak de pagina gezien, waarop beter. Flinke groote grijze vierkante steenen vervangen hier en daar de oude klinkerbe- strating. En steeds worden er meer straten geasphalteerd. Bijna twee jaar geleden schreef ik u, Hat Burg, en Weth. plan hadden, de asphalteering ook tot de drukke volksstraten en -straatjes uit te breiden. Nu, daar begint het al zoo iets naar te gelijken. Behalve Leidsche-, Fre- deriks- en Koningsplein zijn bijv, ook St. Luciensteeg en Gravenstraat, ook Wolven-, Beeren-, Huiden- en Runstraat van asphalt voorzien. En dat zijn toch geen straten voor het eigenlijk gezegde vreemdelingenverkeer. niet; maar ik vernam, dat Peplon haar voortdurend vervolgt en wil hebben, dat ze met hem trouwt. Hij doet, alsof hij aan ’t werk is om Trevor’s onschuld te bewijzen, maar toch wil hij natuurlijk Trevor niet te rug hebben*. De bitterkoude Novembermist hing als ’n lijkwade over den spoordijk. Toen de cipier en zijn metgezel in de duisternis verdwenen waren, stond een man heel behoedzaam van den dijk op en keek angstig in de rich ting, waarin ze verdwenen waren. «Men vervolgt mij, maar met Gods hulp zal Jack Trevor niet gepakt worden voor hij zijn onschuld be wezen heeft. De fortuin is mij tot dusver gunstig ge weest en als ik hun drie dragen weet te ontwijken, ben ik misschien voor goed vrij. O, had ik maar andere kleeren om ze met dit boevenpak te verwisselen Voedsel en een bed Maar ik moet verder weg gaan. Bramling moet ongeveer een mijl verder aan den spoor weg liggen en de treinen zullen wel langzaam rijden met zoo’n mist. Misschien heb ik kans me zelf'aan te haken. Jasper Peplon en sir Charles Ogbourne vreemd, dat ik vannacht die namen moest hooren. Ik ben er nu van overtuigd, datPeplon valsch spel speelde, toen ik terecht stond en dat Ogbourne hem hielp. Ik zal de waai heid uit hen krijgen, hoe dan ook*. Hij klom tegen de helling op en stond op de rails. De mist was erg dik, zoodat hij zeer voorzichtig moest loepen en telkens stilhouden om te luisteren. Hij hoorde niets, tot hij op ongeveer een halve mijl van Bramling was; een zwak gedreun langs de spoorstaven zei hem, dat er een trein naderde. Hij ging eenige passen van de rails staan en keek links en rechts ’t spoor langs. Het geluid naderde hoe langer hoe meer en nog kon hij niet zeggen, uit welke richting het kwam. Toen een lichtschijnsel rechts, een gillend gefluit links en keizer Wilhelm z’n vrij forsche handteekening schreef en vond nu een blad omgeslagen. Bo ven aan een Heinrich von Reuss, ’k geloof de XXIIIste, maar van die familie wil ik graag toegeven, den tel geregeld kwijt te zijn. Ik wil dadelijk alle mogelijke Lodewijken, Kareis, (in diverse merken, Duitsch, Zweedsch, Fransch, Spaan sch, enz.) Eduards, en nog vele andere vorsten uit de historie, op hun juiste plaats zet ten, maar raak eens thuis in die Reuss-familie, als ge er niet intieme zaken mee hebt. Er zijn twee families Reuss, beide boomen met zijtakken en dan haspelen ze de getallenmer- ken dooreen alsof het loterijbriefjes zijn. Dus, neem me niet kwalijk, ik zou me haast scha men met die getallen op de hoogte te zijn. Maar onder dien zoo-en-zooveelsten Reuss, die als datum schreef 247’08, vond ik een paar kersversche namen Kuni, Prins van Japan. d. 28 Juni 1909. Chikako, Princess Kuni. Kijk, dat is nog eens iets nieuws. Het Rijk van de Rijzende Zon heeft voor de eerste maal een echt vorstelijk echtpaar in het introductie- boek van het Rijksmuseum. Eigenlijk had prins Kuni, die tusschen, haakjes gezegd zelfs voor een Japanner erg klein was, geschreven «von* Japan. Want de prins en prinses be dienden zich van de Duitsche taal, gracieuse lijk vermoedende, dat men in ons land de Ja- pansche nog niet geheel onder de knie had. En nog eens tusschen haakjes gezegd, vooral de prinses schrijft een ferme, en een duide lijke hand. En de letters zijn .geen Duitsche karakters. Doch ik verlaat ’t Rijksmuseum, dat, on danks ’t herfstachtige zomerweer tal van vreem delingen recepiëert. Eigenlijk moest ik u thans naar de Huisvlijttentoonstelling brengen, die toch zoo dicht mogelijk in de buurt is, name lijk in ’t gebouw Velox. ’k Zeg in ’t gebouw, en dat is waar. Doch, zooals altijd, vindt men in de neven-gebouwtjes, de houten barakken, zeker wel de helft der exhibition van huis vlijt. Als ge toch in de hoofdstad komt, mag ik u dan een bezoek aan deze tentoonstelling ten stelligste aanraden De entree is niet meer dan 25 cent. Ge vindt er heel mooi werk. Maar daaraan moet ge niet uitsluitend de attentie wijden. De «portee» van deze ten toonstelling moet ge niet zoeken in ’t mooie handwerk, maar in de kaarten met de sta tistieken. Deze maken u duidelijk, waarom bijv, de aanplakbiljetten, die ge van deze ten toonstelling overal in den lande vindt, ’t beeld van een arbeider minimumlijder geven. Uit die kaarten leert ge, hoezeer de huisindustrie bescherming der wet noodig heeft. Menschen, die zich, man, vrouw en kinde ren te zamen, afbeulen om een honger loon te verdienen. Te verdienen is hier ’t rechte woord niet, in te beuren. Menschen, die slapen, eten, werken, alles in dezelfde be perkte ruimte, die daarom reeds te klein moet heeten, al kan de woningwet hier niet optreden. De woningwetOch heeren, maak ons niet heelemaal ongelukkig, zoo zouden die loonsla ven zeggen. Nu kunnen we ons nog redden, laat ons met vrede. De heeren van de Woningwet zijn zeker allemaal wel eens op de Middenstandstentoon- stelling geweest. Daar spot een der inzenders met hunne bedoelingen. Ge vindt er bij heel wat grootsch ook een heel ordinair pothuis van een schoenmaker. Een heusch pothuis voor een ouderwetsch woninkje, dat nog een verdieping heeft. Ik maakte met den man van de leest een praatje. Hij was druk aan ’t heel gewone lapwerk. Hij was gelukkig klein van stuk, kon er daardoor Hink in zitten, over de plank en door ’t open raampje heen met mij een praatje maken en achterin, (zoo’n afdakje kunt ge u voorstellen) kon hij, kleine kerel, zelfs rechtop staan. Hij heeft twee bordjes voor z’n „werk plaats*, aan weerszijden van het raampje. Op het eene staat: Onbewoonbaar verklaard. En op het andere: Onverklaarbaar bewoond. Doch, ik ben al vaker in de Middenstands- tentoonstelling geweest. Ik houd me er nu niet op. Laat ik u alleen zeggen, dat ik er ook de Sneeker Firma G. N. Bouma Zn. vond geëxposeerd. Ik verlaat dus deze .tentoonstelling, die voor 50 cent wel de moeite waard is te zien, en vind, hét Paleis verlatende, dat de bestrating en verlichting van het Frederiksplein toch maar in de puntjes is. Het behoeft niet beter. Vooral ’s avonds als het geheele plein verlicht is, de trams er kris kras overheen schuiven en de koepel van het Paleis verlicht is, ziet het er keurig uit. Met de bestrating wordt het toch steeds 0 U RA NT. L. in

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1