SIHW8- ES IIUTIITEJTIBLIII
i
Visscher Hans.
Woensdag 11 Augustus' ISOS.
64e Jaargang.
XTo. 64.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
I
Amsterdamsctie Brieven.
Feuilleton.
Ill
i
l
I
I
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
De westenwind streek over het in zonneschijn schit
terend meer, stuitte op het riet aan den oever en liet
verder naar buiten het open water in kleine schuimen
de golven dansen.
Tegen een met stroo bedekte, tamelijk bouwvallige
visschershut was een breede gleuf in het hooge riet ge
sneden; het meer maakte hier als het ware een bocht
en schonk eene veilige ligplaats aan twee oude roei-
booten. Twee groote, krachtige mannen met tot aan
den romp reikende laarzen en Zuidwesters op het hoofd,
met door weer en wind geharde gezichten, traden op
de grootste boot toe.
De voorste, Karei Peters, wierp de zware riemen,
die hij op zijne schouders droeg, in de boot, stapte er
toen zelf in en wierp met een klein hoosvat het over
tollige water uit, terwijl zijn zwager Nielsen het touw
losmaakte en met een tweeden riem het vaartuig van
wal stiet. Eer hem dit geheel gelukte, liep Karei
Peters nog eens in huis, om een oogenblik later terug
te keeren met een bundel kleeren, die hij achter in
de boot wierp.
De beide visschers legden de riemen buiten boord
en roeiden toen het meer op. Zij waren van plan, naar
hunne netten te zien en hunne vangst op te nemen,
aan den tegenoverliggenden oever van het meer. In
de maat sloegen de riemen in het water en werden
even gelijkmatig weder opgeheven.
Als ik zeg, dat het moet, dan weet ik heel goed, wat
ik zeg.
Eenige minuten later was de boot reeds ver van
het land; de oude man roeide zoo snel, dat Nielsen
hem nauwelijks kon bijhouden; in een klein half uur
waren zij op het knersende zand van den tegenover
liggenden oever.
Het was ondertusschen avond geworden; alles lag
in grauwe duisternis. Hans Peters reikte Nielsen de
hand; wacht hier op mij, al wordt het ook laat.
Laat mij medegaan, riep zijn schoonzoon, maar de
volgende woorden bereikten den ouden, snel loopenden
visscher niet meer. Spoedig kreeg de grijsaard de
huizen van Felsdorp in het gezicht. Hij was uitgeput
door het snelle loopen; hij moest een oogenblik stilstaan,
om adem te halen, toen richtte hij weder den blik op
de verlichte vensters van het huis van den ouden
Voogt. Voor de wijdgeopende deur, waardoor warmte
en licht naar buiten kwamen, stond hij als verblind
stil en toea hij nu den voet over den drempel zette,
hield de krijschende muziek opeens met een schrillen
toon op. Peters zag nu, hoe rechts en links de meisjes
en vrouwen met door den dans verhitte gezichten, zich
tegen den muur drongen; in de nabijheid van de mu
zikanten zag hij een massa mannen, waaruit luide scheld
woorden en kalmeerende protesten klonken. Plotse
ling weken de toeschouwers uiteen. Peters zag twee
worstelende gestalten, hoorde den kuchenden adem,
het knarsen van de schoenen op den grond; een paar
oude boeren duwden vrouwen en kinderen tegen den
muur, toen vloog een der strijders in de hoogte en
viel krakend op den grond; zijn tegenstander wierp
zich op hem en toen een gil, een toespringen van alle
kanten, een bloedplas op den dansvloer, een man, die
met getrokken mes vluchtte, een vreeselijk gegil van
Eenige middelen om branden te blusschen. In het
Journal des Sappews et Pompiers komen eenige wen
ken voor aangaande hetblusschen van branden, die voor
hen, die ze niet kennen, van nut kunnen zijn. Wanneer
een brandende petroleumlamp valt of springt, schieten
er plotseling geweldige vlammen op. Het is doelloos, ja
zelfs gevaarlijk om er water op te werpen; daar de
brandende petroleum op het water drijft, zou het vuur
slechts een grooter oppervlak verkrijgen en de vlammen
nog meer voorwerpen aantasten. Het beste middel om
petroleumvlammen te blusschen, is te trachten ze te
verstikken, wat men bereikt door er een samenhangen
de massa op te werpen, zooals bv. zand, asch, meel,
aarde uit bloempotten of door de vlammen te overdek
ken met liefst snel natgemaakte kleeren, zakken, dweilen,
dekens en dergelijke. In de keuken, waar de meeste
ongelukken met petroleumlampen en kookstellen voor
komen, is een kan melk een goed bluschmiddel. Wan
neer men het bij de hand heeft, doet een syphon
spuitwater goede diensten, aangezien het daarin aan
wezige koolzuur de vlammen dadelijk dooft. Zijn gor
dijnen in brand geraakt, zoo aarzele men niet ze neer
te trekken en met de voeten het vuur uit te trappen.
Wanneer iemands kleeren in brand zijn geraakt, zoo
sla men er onmiddellijk een wollen (geen katoenen)
beddeken, reisdeken, overjas of dergelijke om heen en
wikkele hem er niet weer uit, voordat men zeker weet
dat de vlammen wegens gebrek aan lucht zijn gedoofd.
Na een poos vroeg NielsenWat wierp je achter
in de boot
Mijn zondagsche pak, antwoordde Peters. Op een ver
wonderden blik van zijn zwager ging hij voort: in Fels
dorp is het oogstfeest en ik heb Anna beloofd, te zullen
komen dansen; als wij de visschen binnen hebben, zou
ik er wel heen willen.
Dus je laat me alleen naar huis roeien
Is het je te veel Ie roeit voor den wind en dus
zal je er wel komen.
Daarom is het niet Karel, zeide Nielsen. Hij sprak
deze woorden langzaam uit, alsof hij zijn zwager slechts
ongaarne iets in den weg lei. Maar weet je vader er
van
Heb jij hem gevraagd, toen je Lena, mijn zuster,
vroeg zeide de andere barsch en de riem plaste har
der in het water. Ik denk, dat hij met Anna als
dochter tevreden zal wezen, als ik nu maar eerst alles
uit den weg heb geruimd, wat tegen ons is.
Het was waar. Nielsen had ook niets gevraagd, dus
had hij.ook geen recht, den vermaner te spelen, en
zweeg tot aan het einde van de vaart. Rustig liet hij
Karei Peters den weg naar Felsdorp opgaan. Toen hij
nu weer terugkeerde, zag hij den ouden visscher Hans,
zooals men hem algemeen noemde, op de bank voor
het huis zitten. Zeer opgewonden kwam hij, zoo snel
zijn reeds een weinig stramme beenen het toelieten,
het smalle pad naar het water af.
Waar is Karei? riep hij Nielsen toe, hij is toch
met je medegegaan
De schoonzoon antwoordde kalm
Hij is gaan dansen in Felsdorp.
En dat liet je toe
Kan ik hem terughouden. Hij is geen kind meer en
zijn meisje wachtte op hem.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De oude visscher stapte in de boot, legde Nielsen
de hand op den schouder, die loodzwaar daarop rustte,
maar vroeg met iets smeekends in zijn stem wie is
het, zeg Nielsen P
O, een flink meisje, Anna Voogt.
De arm zonk slap naar beneden; een steunpunt op
den rand van de boet zoekend, staarde Hans Peters
over het water. Zonder zich verder om de vangst te
bekommeren, ging hij toen langzaam den weg terug en
wendde zich weder naar zijn kleine hut. In den tuin
liep hij een tjjdlang met voorover gebogen hoofd op en
neer, brak een tak van een moerbeienstruik en bezag
hem van alle kanten, als ware er iets bijzonders aan
te zien, schopte met de zware visscherslaarzen het
grint op een hoop en wendde zich toen wederom naar
het huis, telde de ruiten, greep met zijne beide handen
naar zijne muts, schoof haar achterover alsof zij hem
moeilijk zat en ging ten laatste in het donkere priëel
zitten, aan het einde van den tuin.
Ik heb het zien aankomen, mompelden de dunne lip
pen. Veertig jaren geleden waren wij de beste vrien
den, Voogt en ik. Toen vrijden wij beiden naar Mar-
gareet Baschen en mij nam ze. Hij heeft het niet
vergeten; ook nu nog niet, nu ze reeds lang op het
kerkhof slaapt en nooit zal hij Anna aan mijn zoon ge
ven. Maar ik begrijp het niet, wat vertelden zij dan
in de stad Daar meende men toch, dat Anna danste
met Martyn Erleu.
Het takje, dat hij nog altijd vasthield, draaide snel
tusschen de vingers hij zat nog een tijdlang te pein
zen, toen sprong hij op en riep door de open deur
naar Nielsen:
Je moet me over het meer roeien; ik wil naar Fels
dorp,
Maar vader, riepen Nielsen en Lena gelijktijdig.
Eindelijk zomer! Dat was de uitroep, die
we in het midden der vorige week slaakten.
Ja, reeds Zondag 1 Augustus was het goed
weer. Maar, dat was slechts een intermezzo.
Maandag en Dinsdag was het weer van het
zelfde nare weer. In de stad heb je daar wel
zoo geen last van, want och, de menschen zit
ten toch even goed buiten de koffiehuizen.
Maar naar buiten, naar zee of bosch, dat was
niets gedaan.
Doch Woensdag begon de wind te liggen.
Wat een verschil met den vorigen Woensdag,
toen er even na twaalf uur een storm losbrak,
een echte Novemberstorm en dat in Juli. En
zoo onverwacht. Een groote zeeboot, die een
paar honderd Engelschen uit Noorwegen naar
Amsterdam gebracht had, was in de buiten
haven van IJmuiden blijven liggen. De toeristen
vonden het gezelliger, in plaats van opdegewone
passagiersboot, op de mooie »Koningin Wilhel
mina* naar onze hoofdstad te stoomen. De
zeeboot meende voor vijf trossen in de buiten
haven van IJmuiden veilig te kunnen wachten.
Van die vijf waren nog twee staaltrossen. Maar
tegen een orkaan is ook geen staaltros be
stand en daar ging de boot.
Doch verleden Woensdag was het kalm en
Donderdag kalm en warm. Ik maakte er da
delijk gebruik van om Zandvoort eens op te
zoeken. Natuurlijk dachten honderden, ik mag
zeggen duizenden, zooals uw onderdanige die
naar. Volle treinen, volle trams. En ge be
grijpt, dan wordt er nog al zoo iets vervoerd.
Alle tien minuten vertrekt er een tram van ’t
Spui, en met zulk zomerweer zijn er ook nog
bijwagens noodig.
De trein rijdt ook haast elk kwartier. Die
trein Amsterdam—Zandvoort is werkelijk in
orde. Wat keurige derde klasse-wagons. Ik
geloof niet, dat er in het heele land mooiere
zijn.
Onlangs moest ik eens in het Noorden van
Groningen zijn. Tot de stad Groningen ging
het best. Je hoeft als 3e klas-passagier niet
over te stappen en de karretjes zijn best. Maar
van »de stad* (zooals men in die provincie
Groningen noemt naar het Noorden, naar
Delfzijl en Roodeschool, daar hebben ze van
die wagens met vier banken in de lengte der
wagens; ik meen, dat ze die voor een kwart
geschiktst voor het eigenlijke dorp en ook zeer
geschikt voor het strand, ’t Eigenlijke station
lag heel geschikt voor de passage en het Kur-
haus, maar veel te ver voor het grootste deel
der badplaats. En dan had de trein soms de
aardigheid door te rijden naar het station
als je per se aan de halte wildet afstappen.
Neen, thans is het beter. Slechts één sta
tion, midden tusschen de vroegere halte en ’t
eind-station. Van trappenklimmen, zooals bij
het vroegere eindstation, is geen sprake meer
en het is alles goed in orde.
Doch ik eclipseer voor ditmaal uit onze
badplaats, verwachtende, dat meerdere echte
zomerdagen me nog wel eens naar zee zullen
drijven.
De Hollandsche spoor moge in Zandvoort
gereed zijn, te Haarlem een keurig modern
station bezitten, in onze hoofdstad is ze nog
niet gereed. Ge begrijpt, ik bedoel de Wester-
viaduct* Reeds meer dan een half jaar varen
de schepen en booten onder de nieuwe viaduct
door. Maar nu zijn ze nog druk bezig met
de demping der oude doorgang en het ver-
grooten aan de westzijde van het stationsei-
land. Dit is natuurlijk nog al een heel werk,
want die IJ-bodem is zoo moerassig. Een
heele massa zand is reeds aangebracht en
kalmpjes aan komt de zaak in orde. Zulke
karweitjes zijn altijd lastig, omdat het treinen-
verkeer niet gestremd kan worden. Ja, zoo
nu en dan moet er eens ’s nachts met dull
speed* gewerkt worden, als er een spoorver
binding moet verlegd worden. Maar och, die
nachten tellen zoo weinig uren, ’s Avonds na
twaalven rollen nog de treinen en ’s morgens
vóór vijven begint het lieve leventje weer.
Doch als het klaar is, mag men van een
groote verbetering spreken. Vooreerst wordt
het stationsterrein zooveel grooter en dan nog
dit: Moesten vroeger de rails precies op de
steunbalken gelegd worden, thans liggen ze
daar als op den vasten grond, zoodat rangee-
ren ook op de viaduct geschieden kan
Ge hebt allen natuurlijk gelezen van die
oude, halfblinde 70-jarige juffrouw, die in de
Nederlandsche Bank haar vertrouwen stelde en
dat vertrouwen deerlijk misbruikt zag. Die
juffrouw had een zwak. Och, welke oude
juffrouw heeft dat niet? Ja, zelfs jonge juf
frouwen hebben wel eens een zwak ergens
op. Doch zooals anderen liefhebberij kweeken
voor snoezige poesjes of poeslieve hondjes, deed
onze oude juffrouw het met gouden tientjes.
En die bewaarde ze veilig in de safe deposit
der Nederl. Bank. Kan ’t sekuurder?
En toch, de Nederl. Bank op de Turfmarkt
moge sekuur zijn, sekuur als de Bank; daarom
kan het personeel, hoe zorgvuldig uitgezocht,
toch met menschelijke zwakheden behebt zijn.
En de beambte, die steeds de zaken voor de
oude juffrouw regelde, had zoo’n mefischelijke
zwakheid. Reeds vroeger miste de juffrouw
wel eens een effect, dat echter spoedig door
den beambte in orde gebracht werd, maar nu
misten er 27 gouden willems. En dat kon
de man niet zoo gauw verhelpen, want de
juffrouw kwam zonder vooraf te waarschuwen,
zoodat de beambte niet kon zeggen: Un hom-
me averti vaut deux. En er bleken zegels
verbroken en door andere vervangen.
Voorloopige gevolgenStreng onderzoek
door den commissaris van politie, den heer
Koster Hencke; schorsing van den beambte;
weigering, voorloopig ten minste, van de direc
tie der Nederlandsche Bank om de oude juf
frouw schadeloos te stellen.
Doch, hoe die gouden tientjes ook mogen
rollen, onze Ned. Bank op de Turfmarkt blijft
zoo sekuur als de bank en weet steeds in
hare kelders een flink surplus boven de ver
plichte voorraad goud en zilver te bewaren.
eeuw ook nog op andere trajecten der staats
spoor hadden. Vermoedelijk hebben die wa
gens daarna een tijdje in reserve gestaan, (M’n
reisgenoot beweerde, dat ze reeds in ’t Rijks-
museum, afdeeling antieke voertuigen geplaatst
waren!) en vond men ze eindelijk toch nog
goed en gezellig genoeg voor de Groninger
plattelanders.
’t Is met de spoorwegmaatschappijen aldus:
Hoe voornamer traject, hoe beter wagens,
Neem bijv, eens de route Amsterdam'Em
merik. Daar zijn ook keurige internationale
derde-klassers. Maar die naar Zandvoort, dat
zijn je ware.
Van Zandvoort gesproken, meen niet, dat
de menschen daar geweldig behoeven te klagen.
Ge zijt dan geheel mis. Om het kort te zeg
gen: Alles is er vol, bezet. De hotels, de pen
sions hebben geen kamers meer over.
Ge begrijpt, hoe dat komt. Midden Juli tot
eind-Augustus is »het« seizoen. Wie dan dus
per se op een badplaats wil zijn, moet voor
den tijd kamers of pension bestellen. Je bestelt
dus in Mei reeds kamers en, weer of geen
weer, je zit er aan vast.
Natuurlijk zijn deze logeerenden de hoofd
bron van bestaan voor de Zandvoorter men
schen. Van de hotels en hunne dépendances
zal ik niet spreken. Ieder begrijpt, dat gele
genheden, die acht maanden ledig zijn en ’t
in drie maanden moeten verdienen, dan bezet
moeten zijn. Maar de kleine pensions! Vele
menschen, heel gewone kleine burgertjes in
Zandvoort, wonen boven hun stand, wel eens
zoo deftig als ze het eigenlijk moesten doen.
En waarom? Als ze kunnen, verhuren ze in
den zomer hun geheele huis, liefst nog in ge
deelten en wonen dan zelf in enfin, ieder
een weet wat behelpen is, als je die goede
badgasten ter wille kunt zijn en daarvoor
somma zooveel kunt opstrijken. Dit soort men
schen kunnen ook zoowat leven zonder bad
gasten, maar dan is het armoe-lijden. En ver
huren ze tijdig hun huis, dan is het jaar goed.
Zandvooit gaat nog jaarlijks vooruit. Wel
niet met reuzenschreden als een stad in »the
far west* van Amerika. Maar toch, er wordt
geregeld aangebouwd. Een heele verbetering
is de aankomst per spoortrein. Ik bedoel niet,
dat ze geheel nieuw is, want ze bestaat reeds
een paar jaar. Maar tot voor een paar jaar
had men eerst de halteZandvoort en als eind
punt het eigenlijke station; de halte lag het
X VA
'•-V
voor sbk i «mm.