ïm SAEEÏ El OlIXTIiEkEk Goed afgeloopen. KIEIWS- El ADVERTENTIEBLAD sa r A i 64e Jaargang. Woensdag 18 Augustus 1809. No. 66. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. neemt. Maar het Flink vast- tijd toe. naamste dringt. Doch, Een Deensch verhaal. zooveel mogelijk gereefd. De storm rukte aan mast en touwwerk en het kraakte in de boot. Maar nog hield alles stand. Niemand sprak een woord. Slechts af en toe gaf de schipper zijn passagier een korte op dracht, Zoo waren ze al een paar uren onderweg. Het begon inmiddels donker te worden en weer was het, alsof de kracht van den wind verminderde. Onder gewone omstandigheden waren twee of drie uren voor de tocht voldoende geweest, ja 01e had den weg wel eens binnen de twee uur afgelegd. Thans waren ze echter nog maar op de helft en bevonden ze zich pas in de nabijheid van een kleine zandbank, die zich tusschen de havenplaats en het eilandje uit de zee verhief en die door de zeelieden de zeehonden- bank genoemd werd. Plotseling knapte de mast bij een hevigen windstoot door midden en viel met zeil en touwwerk over boord. De boot draaide in het zelfde oogenblik. Houd het roer vast, commandeerde 01e. houden. Groth deed wat hem gezegd was en 01e kapte mast en touwen. Zoo, zeide hij, terwijl hij weder aan het roer plaats nam, dat zal de laatste reis der «Goede Hoop« en ook wel onze laatste reis zijn. Wat de boot betreft, antwoordde de koopman, dat is het ergste niet. Als wij levend aan land komen, zult ge daarover niet te klagen hebben. Maar dat ge beurt niet, daar komt niets van in. Mijn arme vrouw en Ludina Ja, zeide 01e, en mijn arme moeder en Ludina. Groth kromp ineen. Plotseling werd het hem dui delijk hoe het met 01e Klüm en zijn dochter stond. 01e, vroeg hij, houden jullie van elkaar De schipper antwoordde niet en Groth kon zijn ge en reisgids per Als de krant goed ingericht is, «even doorlezen» ook vlug en Maar in ditopzicht Maar na de zaken, die ik hier gedaan heb, is het van het allergrootste gewicht, dat ik onmiddellijk weer naar huis terug ga. Het spreekt wel van zelf, dat ik daarvoor gaarne extra betaal. De schipper antwoordde niet, dacht echter des te meer. De man, die daar stond en hem een dienst vroeg, was de vader van Ludina, de koopman Groth. De menschen vertelden elkaar, dat 01e en de dochter van den koopman het eens waren, maar niemand kon het met zekerheid zeggen. 01e wist, dat de vader er tegen was en daarom had hij nooit met hem over dit onder werp gesproken. Nu, vroeg de koopman, gaan we 01e keek op en antwoordde kort, maar vastberaden Ja, binnen een kwartier. De koopman haalde snel de dingen, die hij meene men moest en juist een kwartier later ging de boot, tot verbazing van de menschen aan de haven, het zeewater in. Het scheen dat de storm ging liggen. Nauwelijks waren ze echter buiten de p’eren, of 01e Klüm zeide tot zich zelf, dat het er spannen zou. In elk geval was de grootst mogelijke voorzichtigheid geboden. Daarom maakte hij, terwijl hij achter aan het roer zat, het zeil ook niet vast, maar hield de schoot in de hand om ze, als de wind te sterk werd, elk oogenblik te kun nen laten vieren. Midden in de boot, aan den mast, zat de koopman en hield zich stevig vast. Dit was ook noodzakelijk, want het kleine vaartuig werd geweldig heen en weer geslingerd en verdween dik wijls geheel in de golven. Het eilandje, het doel der tocht, lag eenige mijlen ten zuiden van de kleine havenstad, en daar de wind zuidelijk was, kon 01e Klüm slechts met moeite la- veerend vooruitkomen. De golven sloegen steeds weer opnieuw over de boot en als er te veel water achterbleef, moest de koopman het er uit scheppen. Het zeil was ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. HARTEN VAN GOUD. Tientjes van goud zijn heel wat waard Zij bouwen en stoken den huislijken haard; Men koopt er gewaden voor, o zoo fijn, Van laken, zijde en satijn. Maar Harten-van-goud zijn nog meer waard Zij geven gezelligheid aan den haard, En zijn huizen en kleeren lang al vergaan, Dan blijven de Harten van goud nog bestaan. Het was een lentedag met frissche lucht en een ste vige bries. Aan het buitenste bolwerk van de kleine havenstad lag tusschen groote en kleine vaartuigen een oude boot, die aan de touwen stampte en trok en tegen het bolwerk stiet, zoodat zij kraakte en kreunde, terwijl de masttouwen zich onder den druk van den storm bogen. Het dek en de scheepswanden waren blank gepoetst en geschuurd, maar hier en daar verried een achter gebleven vischschub voor welk doel de boot diende. In de kajuit was haar eigenaar, 01e Klüm, bezig met eenige losse voorwerpen vast te maken, om te voorkomen, dat zij bij het stampen van de boot heen en weer geslingerd en vernield werden. 01e Klüm was klein en mager. Hij had diep blauwe oogen en don kerblond haar. Zijn baard, bestaande uit eenige dunne, ongelijk lange haarbundels, was roodachtig bruin. Zijn kleeding had, met uitzondering van de hooge kap laarzen, niets, dac bijzonder aan den zeeman deed den ken. 01e Klüm behoorde niet tot de menschen, die veel spreken. Maar op zee was hij een waaghals zonder weerga. Het weer mocht zoo slecht zijn als het wilde, steeds ging hij met zijn boot uit en nooit verzuimde hij den dag, die voor het vertrek bestemd was. De menschen schudden daarover dikwijls het hoofd. Tot ondernam en zonder kleerscheuren (een veel te minieme uitdrukking voor zoo’n werk!) vol voerde. Zoo iets belangrijks wordt natuurlijk in een stad als Parijs dadelijk algemeen bekend. De bladen haasten zich het nieuws met zooveel bijzaken, als ze werkelijk te weten zijn geko men, of welke de redacteurs uit hun zeer ge- schikten duim weten te zuigen, aan te vullen, En dan een pakkend hoofd boven het epistel. De venters vinden dadelijk de geschiktste woorden om het publiek te trekken en dan vliegen de kranten weg. Een half uur nadat de kranten het nieuws ontvingen per telegraaf en telefoon, is er geen man op een der boulevards te vinden, die zou durven zeggen het nieuwste nieuws niet te weten. Zoo vlug zijn we in onze groote steden niet. Alleen als het frappant nieuws is, waarbij de Nederlanders, en voor onze stad de eigen Am sterdammers zich kunnen interesseeren, dan komen de bulletins. Terwijl bijv, het oude universiteitsgebouw te Groningen nog brandde, waren hier de bulletins reeds voor de winkel ramen te lezen. Toen voor een jaar of drie op een Zondagnacht de groote brouwerij aan de Hoogte Kadijk gedeeltelijk af brandde en er zelfs een begin van brand gebluscht moest worden op het dak der Nederl. Hervormde Kerk op de eilanden, kon ieder het reeds voor achten gebulletineerd vinden. Maar overigens is men hier niet zoo haastig. Wat zal men er van zeggen; de kranten pas sen zich aan bij de menschen en wij, Neder landers mogen misschien nieuwsgierig zijn als ieder buitenlander, in vele opzichten blijven we kalm. Eén ding hebben we echter voor bij de an dere Nederlanders: We krijgen onze middag edities van Handelsblad en Telegraaf. Ja, ik weet wel, er is ook in de provincie wel een blad met middageditie te vinden. Neem bijv, de oude Arnhemsche Courant. (Ik zeg met opzet de »oude«, omdat er ook een Nieuwe Arnhemsche Courant bestaat, waarvan de heer H. Pyttersen Tz., een oud-Sneeker en oud-Kamerlid, hoofdredactuur is). Maar deze courant heeft geen ochtend-editie. Die middag-editie van de Telegraaf en Handelsblad vereischt een speciaal abonne ment, nogal hoog geprijsd en is speciaal be stemd voor den handel; om twee uur hebt ge reeds de volledige effectenbeurs op uw tafel hoe kom ik zoo op m’n praatstoel over de inrichting van een courant en over het vlug verspreiden van nieuws? O, ja, nu weet ik het. Ge weet, dat het voor drie weken in de avondbladen te lezen stond, hoe Blériot z’n gewaagden vliegtocht over het Nauw van Calais met als aanvulling al ’t reeds beschikbare han- delsnieuws en als franje de telegrammen van Reuter. Ik durf echter beweren', dat die middag edities geen buitensporig groote oplage heb ben. Maar de koffiehuizen kunnen er niet zon der en als ge dus tegen tweeën uw plat du jourtje neemt in een der café’s, kunt ge u juist even met ’t nieuwste nieuws op de hoogte stellen. Doch ik dwaal geheel af. Op dien Maan dagmorgen had ik juist een kennis gesproken in Commerce, (in de Kalverstraat; Polen scheen hem te deftigWe loopen samen uit, over den Dam en langs ’t Damrak. Zooals ge mis schien weet, heeft ’t groote reisbureau van Coock daar z’n aideeling. We praten over koetjes en kalfjes, (tusschen haakjes gezegd een stommiteit om in Amsterdam zoo’n uit- uitdrukking te bezigen. Wie ziet hier ooit koetjes en kalfjes Het eenigste, wat ge hier van slachtvee kunt opmerken, dat zijn de onhebbelijk leelijke paarden, die eiken Maan dag aan de De Ruyterkade gelost worden, om op eigen beenen, als ze dat nog kunnen, of anders per wagen, naar ’t Abattoir ver voerd te worden met de voor hen zoo nood lottige bestemming, Maar koetjes en kalfjes! Daarvoor moeten we ons voorstellingsvermo gen gebruiken. Ge ziet vleeschwagens rijden en daaruit vierde- of vijtde- of wat dan ook voor parten van koeien naar de slagerijen zeulen en dan moet ge in uw verbeelding daar maar een grazend rund van maken Oef, al weer een verkeerd woordOnze slagerijen zijn geen slagerijen, want alles moet aan ’t abattoir geslacht worden. Dus «over koetjes en kalfjes* is hier eigen lijk een even uitheemsche uitdrukking als wan neer bijv, een inwoner van Kerkrade»een glaasje op den valreep» belieft te nemen). Doch ik dwaal telkens af. M’n vriend en ik liepen dan op dien Maandag over het Damrak en we praatten over alles en nog wat. Juist zijn we bij Coock’s bureau en hij zegt: Gaat even met me binnen. Nu was hij toevallig nog al zoo’n beetje als buitenlandsch toerist gemonteerd. Een der Coockemannen ('t is English, dus spreek uit Koekemannen) haast zich m’n amice van dienst te willen zijn. M’n amice vraagt de nieuwste reisgidsen van Frankrijk naar Engeland. Natuurlijk, alles is voorhanden. Amice ziet verbinding Calais Dover serieus in, wordt daarbij geholpen door de man van Coock. Ja, ziet u, ik wil over Calais naar Dover. O, mijnheer, hier ziet u alle verbindingen en onze kaarten geven u zoo- en zooveel reductie. Amice ziet nog eens en nog eens. Maar m’neer, ze staan d’r niet in. Wat bedoelt u, sir? Wel, ik zoek om tarief monoplane. De Coockman scheen eerst neiging te hebben, iets van z’n beleefde usances te verliezen, doch was toch voldoende up-to-date, om eindelijk te vermoeden, dat zoo juist de vliegtocht over het Nauw van Calais gelukt was. Van reisbureaux gesproken, die hebben het in den zomer vooral zeer druk. Ik heb een paar malen iemand gesproken, die bij Lissone in betrekking was, Maar heusch, ge staat een voudig versteld over de omvangrijke corres pondentie, die natuurlijk hoofdzakelijk in het Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch, maar ook wel in andere talen, Italiaansch, Spaansch, enz., gevoerd wordt. Een vijftal heeren zijn disponibel om gezel schappen op de verschillende reizen te bege leiden. En steeds neemt dit bedrijf in omvang toe, zoodat er thans al meer reisbureaux, bijv, te Hilversum opkomen, die ook trachten aan de steeds groeiende reislust tegemoet te komen. Wie tijdig kranten leest, heeft altijd iets voor bij een ander, die het daar zoo nauw niet mee kan men dat toch vrij sekuur doen, winnen de meeste buitenlandsche bladen het van de onze. In onze bladen moet alles pre cies op z’n plaats staan, zoodat men zelf maar kan uitzoeken, wat belangrijk is of curieus, of wat men zonder schade gelieve over te slaan. Als Reuter vertelt, dat de een of andere Ja- pansche prins kans heeft de mazelen te krijgen, krijgt dat een goede plaats onder de telegram men. En soms vindt ge midden op een tweede pagina nieuws, dat voor u en de meeste cou rantenlezers honderdmaal zoo belangrijk is. De echte boulevard-bladen van Parijs doen dat anders. Het nieuws, dat ge moet weten als mensch van de gewone gezellige kant, staat vooraan, in elk geval op een in het oog vallen de plaats. En bovendien waarschuwen u de krantenjongens, wat er voor pikantsch in het blad te vinden is. De Nederlandsche bladen missen' gewoonlijk een indeeling met pakkende nieuwshoofdjes, die u met éen oogopslag doet zien, wat er te vinden is. Ik heb niet de eer met al onze bladen op de hoogte te zijn, zoodat ik niet een juist oor deel over allen en alles kan vellen, maar het viel me op, toen ik dezer dagen de «Limbur ger Koerier» zag, dat deze reeds iets Belgisch en dus iets Fransch over zich heeft. Wij kal me Nederlanders, vinden zoo’n franskiljonsche indeeling een weinig bizarre, maar bepaald, ze is beter. De oude heer Stastok van Hilde brand’s bekend boek zou om den dood niet willen, dat z’n «Opregte Haarlemsche» veran derd werd, hij leest z’n lijfblad sekuur door, van a tot z, maar daar hebben we, niet alle maal renteniers zijnde, thans niet geregeld den De krant moet zorgen, dat het voor- nieuws zich als van zelf aan u op- VERKEERD BEGREPEN. Een Oude dame zit in een coupé van een spoor wagen, waar gerookt werd. Zij steekt het hoofd naar buiten en roept «Conducteur Conducteuris het geoorloofd in deze coupé te rooken Conducteur «Als de heeren, die naast u zitten, er niets op tegen hebben, ga dan uw gang maar Menigeen, die slechts de hand in het spel schijnt te hebben, heeft het spel in de handen. Al wat overtuiging is, al wat buiten het doode bureaucratische omgaat, slaagt steeds, omdat het de kiem van leven heeft. dusver was echter alles altijd goed gegaan, zou wel eens andeis afloopen. Thuis, op het kleine eilandje, weinige mijlen van de kust, vond zijn moeder geen rust als 01e in den storm op zee rondzwalkte, en dat was ook het geval met een andere op het eiland, met Ludina, de dochter van koopman Groth. 01e lag thans met zijn boot in de haven. Hij had zijn lading verkocht, het geld ontvangen en zijn vaar tuig met een aantal verschillende voorwerpen beladen, die hij meenemen moest naar huis, Want hij was niet alleen schipper, maar ook commissionair voor de eiland bewoners, die hem dikwyls de wonderljjkste opdrach ten gaven. De eigenlijke handelswaren daarentegen werden gewoonlijk met een stoomboot vervoerd, die eenmaal per week het eiland aandeed. De storm huilde en rukte aan het touwwerk. 01e Klüm keek eens naar de pier, waartegen de uit zee komende wind de eene hooge golf na de andere wierp, die er schuimend te pletter sloegen. Vandaag vond hij het weer wel wat al te bar. Wie kwam daar aan Met groote moeite naderde tegen den wind in een man, die krampachtig zijn hoed met eea hand vasthield. Na een korte begroeting zeide de man Ik hoorde dat ge hier waart. Vaart ge vandaag nog uit? Misschien tegen den avond, als de wind gaat liggen. Kunt u niet dadelijk gaan Ik ben niet bang voor slecht weer. Vroeger ben ik vaak met zulk hondenweer buiten geweest, maar nu doe ik het niet meer, als het niet beslist noodzakelijk is. Ik moet vandaag nog terug. Gisteren ben ik met de stoomboot gekomen en wou morgen weer terug gaan. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. i9 I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1