NIEUWS- EN WERTENTIEO
ÏOOR SNEER EN lUISTItEEEN.
Is Nederland vrij?
ir
64o 'Jaargang.
Zaterdag 28 Augustus 1809.
WAAROM?
No. 69.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
Biergebruik van deFlesch.
1
--
o
eensklaps komt
pelt
y
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
dat de wereld slecht is.
Het valt haar ook hard, haar pachters te moeten ver
laten en vooral geen geld meer te hebben om de armen
te helpen, geen bouillon om ze aan de zieken te brengen.
Niet voor haar zelf treurt zij; neen, voor haar zullen
de dagen, die zullen komen, gelijk zijn aan die, welke
reeds tot het verledene behooren. Zij zal evenals vroe
ger aan haar venster voor haar klein tafeltje handwer
ken vervaardigen. Evenals vroeger zal zij een stil,
afgezonderd leven leiden. Maar Trees 1
Zij zal Trees moeten wegsturen en dat is haar grootst
verdriet. Zij kan haar niet meer betalen. Tienmaal
heeft zij het reeds uitgerekend, maar steeds dezelfde
droeve uitkomst. Te eten zou zij haar nog wel kun
nen geven, beiden eten maar heel weinig, men kon dan
ook wat meer cichorei in de koffie doen Maar het
loon? Al was zij nog zoo zuinig, nooit zou zij zooveel
kunnen bezuinigen om Trees te betalen
Reeds vijf en twintig jaar leefden zij samen. Juffrouw
Bertrand kon zich het leven zonder Trees niet voor
stellen. Des zomers gingen beiden gewoonlijk een uit
stapje maken, gedurende de lange winteravonden
bracht Trees haar werk in de kamer, zij praatten daar
samen gezellig. Trees kende iedereen van de familie
en iedereen kende Trees. Als er iemand schreef, stond
er altijd een woordje voor Trees bij in den brief
Juffrouw Bertrand herinnerde zich de komst van Trees.
Zij kende toen nog niets van de keuken, zij had alles
van haar geleerd. En nu zou zij haar, die haar vriendin
geworden was, moeten verlaten Wie zou er aan kun
nen denken En toch het moest 1 Zij moest Trees
waarschuwen zij mocht niet langer wachten
Voorovergebogen maakt juffrouw Bertrand het voor
nemen dadelijk naar de keuken te gaan en Trees alles
te zeggen. Zij denkt na, welke herinneringen zij dat
Een keukenmeid uit den goeden ouden tijd.
In de keuken is Trees bezig met aardappelen te
schillen. Zij snijdt ze in vier stuiken, ze zijn haar
anders te groot. Boven het vuur braadt en sist het
van belang, ’t Is al half twaalf, ze moet zich haasten,
wil zij op tijd klaar zijn.
Ik ben nergens goed meer voor, mompelt zij bij zich
zelf.
Trees is zes en vijftig jaar, twee jaar ouder dan de
juffrouw. Als zij ’s morgens om zes uur opstaat, heeft
zij veel pijn in haar been, ze heeft er de rheumathiek
in, zegt ze, ze kan er niet goed meer mee uit de voeten.
Als ze haar gemak kon houden en uitrusten wanneer
zij wildeAls zij een kamer voor haar zelf alleen had,
een eigen huis, waar zij niet meer hoefde te doen, dan
haar beviel, dan zou dat kwade been gauw genezen
zijn
Trees heeft in een lade wat geld en in haar geboor
tedorp een lap grond, dien zij eens geërfd heeft en
dien zij nu verhuurt. Veel geld bezit zij wel niet,
maar het leven buiten is goedkoop en daarbij kan zij
van tijd tot tijd nog wel eens een halven dag in de
week uit werken gaan
Trees gaat de aardappelen in den pot wasschen,zij loopt
langzaam en gebrekkig, haar kwaad been trekt zoo
Ja, zij zal vertrekken, zij zal aan haar neef schrijven.
Van morgen, toen zjj van de markt kwam, heeft ze een
fleschje inkt, postpapier en een pen gekocht. Zij zal
bij haar neef gaan inwonen. Daar zal zij kunnen uit
rusten zij zal een rentenierster, een kleine rente-
nierster zijn
brave meisje, die zuster bijna, het best zal kunnen ge
ven, als zij haar verlaat
Trees klopt aan de kamerdeur. «Juffrouw, de tafel
is gedekt, als u dadelijk wil komen*.
Zij doet de deur weer dicht, maar eensklaps komt
zij terug en treedt de kamer binnen; zij is nu vast be
sloten.
Juffrouw, zegt zij, ik heb u iets te zeggen, iets wat
me veel kost u te vertellen.
Ook ik Trees, ook ik heb u iets treurigs mee te dee-
len
ook Zie juffrouw, ik ben zes en vijftig jaar; ik
heb veel pijn in de beenen, ik ben nergens meer goed
voor, ik kan u niet langer meer dienen, juffrouw
Maar Trees
Neen juffrouw, het gaat niet meer. Indien de juf
frouw nu een andere wilde nemen, zou ik graag met
Allerheiligen vertrekken. Ik ga naar mijn geboortedorp.
Van tijd tot tijd hoop ik u nog eens te komen bezoeken,
als het nog gaat Het kost me veel u te verlaten,
juffrouw
Ook mij doet het zeer, je te zien vertrekken, Trees.
Maar ge moet je niet laten ontmoedigen. Ga dan, Trees,
geniet van uw welverdiende rust, maar na u kan ik
geen meid meer houden, ik ben geruïneerd
Geruïneerd
Ja, ik heb nauwelijks genoeg om te leven, ik heb
alles verkocht.
Daarom ging de juffrouw in den laatsten tijd zoo
dikwijls naar den notaris, daarom al die brieven
De juffrouw zal dus geen meid meer hebben De juf-
'frouw zal dan zelf haar bed moeten opmaken, zelf voor
de keuken zorgen Eu als de juffrouw eens ziek wordt?
Maar dat gaat niet 1
Toch wel, Trees, het moet
een bescherming van het nog maar kort gele
den afgescheiden Noorwegen in zag. Zweden
drong op spoedige onderhandelingen aan en de
Duitsche afgevaardigde Von Schoen maakte
daar handig gebruik van, paaide de afgevaar
digden der andere kleine staten met geruststel
lende verzekeringen en deze afgevaardigden
teekenden het verdrag, ofschoon zij in last had
den dan alleen te teekenen, als de onzijdigheid
door Duitschland gewaarborgd werd.
En zoo zit Denemarken thans met een minis
terie, dat velen een schande voor het land
noemen, maar dat gehandhaafd wordt, om de
verdedigingswerken in orde te brengen. Zoo
werkt de Duitsche pressie.
We mogen dus met eenigen schijn van ze
kerheid aannemen, dat ook op ons land pressie
is uitgeoefend.
Nu is die pressie wel niet eervol voor kleine
landen, die er een bedreiging van ’t «absoluut
baas in eigen huis zijn» in kunnen zien, maar
ze is van Duitsche zijde zeer verklaarbaar.
Men mag de mogelijkheid veronderstellen van
oorlogskans tusschen Duitschland en Engeland.
Laten we veronderstellen, dat Duitschland dien
oorlog niet zal beginnen, althans in de eerste
jaren niet. Maar er bestaat in beide landen,
doch vooral in Engeland, een jingoïsme, dat
telkens dreigt den oorlogsbrand te doen uit
breken. Wij durven ons niet precies voorstellen
hoe die oorlog er uit zal zien, maar dat de
vloot het reuzenaandeel in den strijd zal heb
ben, blijkt wel hieruit, dat sommige Britsche
jingo’s juist een spoedigen strijd verlangen,
omdat thans de Duitsche vloot nog verre in de
minderheid is.
Bij dezen eventueelen oorlog zullen vooral
Nederland en Denemarken ten zeerste geïnte
resseerd zijn.
In een Engelsch Duitschen oorlog zou het
voor Engeland een groote overwinning zijn, als
het de industrie van Duitschland kon aan ban
den leggen, door zooveel doenlijk den uitvoer
over zee te keeren. Nu geschiedt die export
hoofdzakelijk over Hamburg, Bremen, Rotter
dam, verder nog eenige Duitsche havens aan
Oost- en Noordzee en dan ook nog Antwerpen
en Amsterdam.
Van de niet-Duitsche havens is vooral Rot
terdam van belang, dat de export- en import
haven is voor een allerbelangrijkst Duitsch
industrieel gebied.
Ook de import is natuurlijk van veel be-
teekenis.
Een dwaze vraag zult ge zeggen. Natuur
lijk is ons land vrij. Het spreekt van zelf,
dat we ons moeten in acht nemen, ten einde
het niet aan den stok te krijgen met groote
mogendheden, gedachtig aan het bekende
spreekwoord, dat het heeft over kwaad kersen
eten. In onze buitenlandsche staatkunde moe
ten we dus zorgen, steeds correct te zijn en er
voor te waken het recht aan onze zijde te
hebben, omdat wij van het recht van den sterk
ste, ook al wilden we, toch geen gebruik kun
nen maken. Als we maar zorgen, dat er geen
ernstige geschillen kunnen komen, bijv, over
grondgebied of rechten van vreemde onderda
nen in onze koloniën, of welke dan ook, die een
militaire interventie van een groote buitenland
sche zee- of landmacht, volgens schijnbare
rechtsredenen zou veroorzaken en wettigen.
Wij moeten dus uiterst voorzichtig zijn in ons
doen en laten en soms wel iets prijsgeven of
als onbeduidend beschouwen, wat groote mo
gendheden als een kwestie, de eer des lands
rakende, niet over haar kant zouden kunnen
laten gaan.
Maar ook groote mogendheden moeten heel
voorzichtig zijn, al hebben ze wat voor bij
kleine staten.
Ge hebt gelijk, als ge zoo redeneert. Maar
toch stelden we deze vraag en bedoelden er
eigenlijk ook andere kleine staten mee, zooals
België en Denemarken.
«Het Vaderland* deed, voor eenige jaren
Reeds weken lang zegt zij bij zich zelfIk ben ner
gens meer goed voor, ik steel het geld en brood van
de juffrouw.
De juffrouw is goed, zij wil niets zeggen, maar be
merkt het toch wel. Zij kijkt haar soms aan, alsof zij
haar iets heeft te zeggen, waarmee zij niet goed voor
den dag durft komen. De juffrouw ziet er tegenwoor
dig zöo droevig uit
Ik ga het haar vandaag zeggen, zegt Trees bij zich
zelf. Ik kan bijna niet meer gaan.
Gisteren zei zij hetzelfde, maar eiken dag kruipt zij
terug. Hoe van bier te gaan De goede juffrouw ver
laten, met wie zij haar halve leven gesleten heeft
En toch moet het, haar been wordt met den dag
slechter.
Ik ga het vandaag onmiddellijk zeggen, mompelt
Trees. Zeggen, dat ik over twee maanden hier niet
meer zal zijn
Mejuffrouw Bertrand zit aan het venster in haar
kamer, zij heeft een haakwerkje op haar voorschoot.
Voor haar op het kozijn ligt een brief, die pas is aan
gekomen, een groote brief in een gele enveloppe.
Juffrouw Bertrand legt het werk ter zijde, neemt
den brief en leest en herleest, ’t Is een lange brief van
haar notaris vol met cijfers. Daar is heel haar fortuin,
of beter, onder die rijen cijfers is heel haar vroeger
fortuin, want thans zijn al de huizen en de velden die
zij in den omtrek beschouwt, niet meer van haar; dat
allesis verloren, gedeeld en gebleven in een faillissement.
Alles is zjj kwijt, niets meer is het hare, maar alles is
ook betaald. Haar blijft nauwelijks genoeg over om
heel bescheiden te leven, vierhonderd gulden rente
Zij is niet wanhopig of wraakzuchtig, de arme vrouw,
zij is alleen bedroefd, bedroefd, dat zij op haar weg
1 dieven ontmoet heeft, en omdat zij ondervonden heeft,
mededeeling van het feit, dat de Nederland-
sche regeering aan een ernstige pressie van de
zijde van Duitschland had blootgestaan om de
Nederlandsche havens en kusten te versterken
en om onze weermiddelen in zoodanigen toe
stand te brengen, dat onze neutraliteit gehand
haafd kon worden.
En ook nog een ander land was op die
wijze door den Duitschen Keizer bewerkt ge
worden.
Onze minister van buitenlandsche zaken sprak
destijds de bewering van «Het Vaderland* tegen.
Maar thans zou men kunnen denken, dat de
pressie van Duitschland via den minister van
binnenlandsche zaken (dr. Kuyper) en het Hof
ging-
«Het Vaderland* schrijft nu ook dat Dene
marken dat andere land was. En een brief uit
Kopenhagen aan de »N. Rott. Courant*, die
mededeelingen bevat van een hooggeplaatst
man in Denemarken, die weet, wat er in de
politiek omgaat, bevestigt ons, dat men thans
in Denemarken de gevolgen van die Duitsche
pressie ziet.
De tegenwoordige koning van Denemarken
was nog kroonprins (’t geschiedde één jaar
voor den dood van zijn vader, koning Christi
aan IX), toen hij naar Weenen reisde voor
familiebezoek. Op het station te Potsdam heeft
keizer Wilhelm toen een lang en ernstig ge
sprek met hem gehad en daarin medegedeeld,
wat Duitschland’s onafwijsbare eisch was voor
de erkenning van de onzijdigheid van Dene
marken in een eventueelen oorlog met Enge
land. Met behulp van schetsen legde de keizer
hem uit, welke versterkingen in wijden kring
om de Deensche hoofdstad moesten worden
aangelegd. De toenmalige kroonprins was diep
onder den indruk van het gevoerde gesprek
en nam de schetsen mee, die kort daarop ge
bruikt zijn bij het versterken van Saltholm.
De thans voorgestelde fortenbouw staat ook
met die schetsen in verband.
Nog iets, ook voor Nederland van belang,
drijft de Denen tot de kostbare verdedigings
werken.
Men weet, dat het Noordzeeverdrag gesloten
is tusschen de staten, die grenzen aan de
Noordzee. Denemarken stelde voor, dat Duitsch
land de volstrekte onzijdigheid der kleine sta
ten, die bij dit verdrag betrokken waren, dus
van België, Nederland, Denemarken, Noorwe
gen en Zweden, zou waarborgen. Alle kleine
staten waren er voor, behalve Zweden, dat er
Engeland zal er dus belang bij hebben, de
Nederlandsche kust te bewaken, ook de Schelde,
die de levensbron van Antwerpen is. Enge
land zal met z'n vloot in de Oostzee willen
doordringen.
We meenen te jnogen vreezen, dat, als er
een oorlog uitbreekt, uitsluitend tusschen En
geland en Duitschland, juist Nederland er zeer
nadeelige gevolgen van zal ondervinden. Zelfs
de onschuldige booten, die geregeld uit Har
lingen naar Engeland koersen, zullen onderzocht
worden, omdat ze, behalve de producten van
het Noorden van ons land, ook Duitsche goe
deren zouden kunnen inhouden.
En dan Delfzijl, dat zoo onmiddellijk tegen
over Emden ligt.
Maar met name Hoek van Holland, de
Rotterdamsche Waterweg zal het moeten ont
gelden. Daar kan men Duitschland gevoelig
treffen.
Over de kans om een Duitsch legerkorps
aan onze kusten te krijgen, zullen we maar
niet eens spreken.
Gelukkig, dat er nog zooveel gelegenheden
bestaan om naar en uit Duitschland producten
te vervoeren. Het is dus niet noodzakelijk,
dat ons land het transitoverkeer, of ook zelfs
maar evenveel transitoverkeer als thans, moet
krijgen. We stellen ons zelfs voor, dat door
de vrees voor Engelands vloot het Duitsche
vervoer over Rotterdam zoo wat geheel zal
stil liggen, maar dat is toch ook een groote
schadepost.
We willen hier niet spreken over de moge
lijkheid, dat Duitschland ons land zou kunnen
inpalmen, zelts al werd zijn vloot verslagen
door de Britten.
Maar uit alles voelt men toch, dat de groote
mogendheden in onze buurt er belang bij heb
ben, hoe of ’t met onze defensie te land en te
water, met levende en ook met doode weer
krachten, gesteld is. Ons leger is voor Duitsch
land een quantité négligeable, ten minste vrij
wel, maar de zekerheid, dat Engelsche oorlogs
schepen geen of bijna geen kans zullen hebben
onze belangrijke havens en zeegaten binnen
te dringen, beteekent natuurlijk voor de Duit-
schers zeer veel.
We' herinneren hierbij aan de oefeningen
onzer vloot en aan de watertocht van een
infanterie-compagnie in de buurt van Bergen-
op-Zoom.
Het aangewezen en juiste adres, voor
Biergebruik van de flesch, is
W. BAKKER.
Omdat bovengenoemde er zich uitslui
tend op toe legt, het beste Bier te ver-
koopen en tevens de meest mogelijke
zorg besteedt aan zindelijk Bottelen.
Beleefd aanbevelend.
Voor de gezondheid is het grif
noodzakelijk, zindelijk bottelen op hoogen
prijs te stellen.
-