NIEUWS- BS AIIW1WBUD VOOR SAEEk EDi 01STREKE1 R De logeerkamer. 64e Jaargang. Woensdag 1; September 1609. No. 70. I Uitgever: B FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Amsterdamsche Brieven. Feuilleton, I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. voor Daar de en steegjes in ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. vrouw kan nu zooiets voor zich houden en wat stak er ook in De logeerkamer had succes. Nauwelijks was zij in gebruik genomen (er was nog al aardig wat ingestopt), of er meldde zich reeds bezoek aan, in de persoon van Toni, een nichtje van Willigen, die met haar ouders op een landgoed in Gelderland woonde en nu in Am sterdam eens flink wou profiteeren van alle genoegens, die de hoofdstad zoo rijkelijk aanbiedt. Willigen’s nieuwe logeerkamer kwam dus goed te pas en daar mevrouw Meta met haar zoontje een paar zomerweken bij Toni’s ouders in Gelderland had door gebracht, sprak het wel van zelf, dat de familie Wil ligen haar nichtje met genoegen zou ontvangen. Toni was een levenslustig meisje van 18 jaar. Ze was nooit verder geweest dan Arnhem, zoodat de wonde ren der hoofdstad een enormen indruk op haar maak ten. Elke feestelijkheid wou ze bij wonen,’t liefst liep ze den geheelen dag op straat en als er eens een avond voorbijging, dat ze niet ergens heenging, dan was ze uit haar humeur. Ik moet immers een goed gebruik van mijn tijd maken; wie weet, wanneer ik hier weer kom, zei ze, als haar tante eens bedekte toespelingen maakte, dat het zoo niet kon. Voor de familie Willigen was ’t toch wel een beetje onaangenaam. Gingen ze met hun drieën naar den schouwburg, dan werd het wel wat duur; Toni alleen laten gaan, ging ook niet. Zoo kwam het dan ten slotte, dat Willigen met Toni ging en mevrouw thuis bleef. Dit was echter lang niet >iaar haar zin en zij stak dit niet onder stoelen en banken. Ja, lief kind, antwoordde haar echtgenoot met een glimlach, wanneer je logeergasten hebt, ondervind je er altijd eenigen last van. ’t Spijt me dat het jou nu alleen treft, maar je kunt haar toch niet de deur uitgooien. Ik voor mij ik vind het wel eens aardig, zoo’n kleine verfrissehing Mevrouw Willigen klemde de tanden op elkaar: Eindelijk zou dan de innigste, liefste wensch van mevrouw Meta Willigen vervuld worden in de nieu we woning had ze een aparte logeerkamer, ’t Had er om gespannen, want haar man was er eerst tegen, maar ze had hem omgepraat! Vrouwen hebben zooveel redenen, ze kunnen u zoo klemmend overtuigen, wan neer ze haar zin wenschen door te drijven, dat een teer liefhebbend echtgenoot er allerminst tegen be stand is 1 Maar man, had ze gezegd, ik wil het kamertje niet alleen voor logés hebben, o neen. Mijn naai machine en mijne mand met verstelgoed, Otto’s speel goed kan er geborgen worden en nog veel meer din gen, waarvoor ik nu eigenlijk geen plaats heb. En dan tante Pauline moeten we van ’t jaar ook weer eens uitnoodigen, ze heeft den kleinen Otto in zoo lan gen tijd, niet gezien 1 Nu ja, ik hoop natuurlijk, dat ze nog lang mag leven, maar ze is toch niet jong meer en ook stervelïjk. Haar geld kan ze toch niët alle maal aan ’t gasthuis nalaten. Is ’t dan niet veel beter dat ze een eigen kamertje heeft, dan dat wij haar de huiskamer of nog erger, jou studeerkamer moeten geven Mijnheer Willigen huiverde bij deze laatste gedachte. Je ziet dus zelf wel in dat ’t niet anders kan, we kunnen niet meer buiten een logeerkamer. Willigen zuchtte en zag het in. De nieuwe woning werd dus gehuurd en met een gezicht, dat straalde van genoegen, deelde mevrouw Willigen aan haar familie en kennissen het groote nieuws mee, dat ze nu een heusche logeerkamer had 1 Haar man had haar wel aangeraden den mond te houden, maar welke hebben. Ze konden de ziekte ook eens krijgen. Wat, Paul en Frans, die beide onuitstaanbare kwajongens Dat gebeurt nooit 1 Maar Hugo Dan verhuis ik nog liever. Neen, nooit, zeg ik je Adieu En de deur sloeg achter hem dicht. Toen hij ’s middags thuis kwam, was zijne vrouw nergens te zien, en zijn veelbelovende spruit voerde allerlei k^ttekwaad uit. ’t Dienstmeisje vertelde hem, dat mevrouw ’s morgens met hevige hoofdpijn naar bed was gegaan. Mevrouw had gezegd, dat mijnheer maar alleen met Otto moest eten. Nu was dit al een bedenkelijk genot voor meneer Willigen, maai toen hij bemerkte, dat het eten te zout en aangebrand was, werd zijn luim er niet beter op. Na ’t eten keek hij even bij vrouwlief. Arm kind, heb je zoo’n hoofdpijn Ja, antwoordde een zwakke stem. Hoe komt dat toch zoo plotseling Dat zal jij wel weten. De stem klonk nu al wat forscher. Ik Hoe dat zoo, kind Nu, in elk geval, mevrouw Willigen scheen geheel weer op krachten te komen schrijf jij zelf maar aan Greta, dat wij haar arme kleinen niet willen hebben, ja, willen, want van niet-knnnen is hier geen sprakeAls het jou familie maar was, maar natuur lijk mijn zuster ze snikte al. Willigen voelde zich niets op zijn gemak. Hij kon zijne vrouw nu eenmaal niet zien schreien. En als haar hoofdpijn niet beter werd en morgenmiddag weer alleen eten met Otto Hij rilde, toen zei hij vastberaden Meta, blijf maar kalm; ik heb de zaak eens bij mij zelve overlegd. We moeten ze toch maar bij ons nemen. Werkelijk Ja, ik wist wel, dat jeniet zoo hard vochtig was; maar nu sta ik ook direct op, want dan moet ik haar even schrijven Wordt vervolgd). Toen de paardetram nog in onze stedelijke verkeersbehoeften voorzag, had men ’t volgen de er op gevonden, om toch maar door de Vijzelstraat te komen. De tram liep van den Voorburgwal naar ’t Koningsplein. Die naar de Leidsche straat kon doorrijden; maar voor die van de Vijzelstraat was op ’t Koningsplein een draaischijf gemaakt; even een kwart slag ge draaid en dan ging ’t karretje door de Regu- liersdwarsstraat naar de Vijzelstraat. Met de electrische tram heeft men ’t aange durfd de tram op z’n terugtocht door ’t nauwe begin van de Vijzelstraat te laten gaan, maar op de heenreis maakt ze eerst den omweg door Reguliersbree- en Dwarsstraat. Doch de groote verandering zou moeten komen in den Jodenhoek. De morsige boel van’t Mar keneiland en de andere straten en stegen in de buurt zouden gewoonweg moeten verdwij nen. Dat is daar een Augiasstal. Ge weet, koning Augias, als de man ge- leefd heeft, dan is hij toch al zoo’n drie duizend jaren dood! had zeer veel vee, en voor al die beesten slechts één grooten stal, koeien ook in den ouden tijd de gewoonte hadden, zeer nonchalant om te gaan met gegeten gras en de reinigingsdienst wel wat te wenschen overliet, werd ’t daar een door en door vuile geschiedenis. En er werd wel zoo’n beetje schoongemaakt, maar niet zoo veel als de beesten ’t weer vuiler maakten. Maar twee middelen konden helpen: een ra- dikale schoonmaak of de heele boel afbreken. Gelukkig leefde toen Hercules nog. Als die nog leefde, zou hij in Carré of Flora een dik ke cent kunnen verdienen. Maar enfin, Her cules werd geroepen en hij wist raad. Even werd een berg verzet, zoodat een rivier, die om dien berg stroomde, nu gedwongen was, juist door den stal haar weg te zoeken. Dat is geen lapwerk! Zoo iets kan echter in die Jodenwijk niet gedaan worden, ofschoon ’t er meer dan noo- dig is. Zes dagen in de week wordt er alle mogelijke vuil en afval uitgespreid en tegen dat de sabbath begint, denken sommige vrouwtjes toch nog even aan opredderen. De grootste stukken afval worden zoowat in een hoek gewerkt, of in ’t water, als dat er is en verder wordt ’t vuil met een bezem meer effen geveegd. De mannen van de aschbelt komen ook wel, maar 't is onbegonnen werk. Nu is ’t zoo jammer, dat Hercules dood is; maar die had toch geen berg kunnen verzetten en een rivier met allerlei zijtakken door deze wijk kunnen leiden, aangézien we hier niet berg achtig aangelegd zijn. Die rivier zou hier heel wat werks vinden, niet alleen op de straten en in de huizen, maar ze zou ook het grachtwater moeten meenemen, dat er uitziet, ja, zoowat net als de inhoud der oudroest-sch uitendie men hier geregeld vindt. ’t Is daar één vuile wereld en toch viel ’t onlangs iemand uit de provincie nog af. Hij kwam, om ’t toppunt van vuil en rommelig heid te zien. Nu ja, de straten waren vuil, de huizen dito, de menschen dito en je had telkens kans uit te glijden over visch- of vruchtenafval en om den dood niet zou hij willen probeeren, hoe al dat lekkers smaakt, dat er te koop is: die eie ren, uren aaneen in heet water liggend, die broodjes met paarde irollade, die brokken lever en nier van ’t zelfde edele dier, die kommetjes warm vooreen cent. Het was wel erg groe zelig, maar ’t water, och, dan moest je eens bij hem komen. Hij vertelde me in de Gro ninger veenkoloniën te wonen; het breede wa ter, dicht bij ’t station te Groningen, rook ge woonlijk zoo vuil, dat reizigers, van den trein komendzich liefst gedurende eenige minuten een verkoudheid toewenschen en hooger op, in de koloniën, is ’t nog erger. Daar heeft zelfs al eens een kanaal in den brand gestaan. Ik moest den man natuurlijk gelijk geven,maar bracht toch in ’t midden, dat men daar in Gro ningen die vuile kanalen zoo goed kan ruiken, omdat ze zoo’n sterke tegenstelling vormen met de frissche landouwen. Maar hier in deze wereld merkte men niet zoo speciaal ’t hin derlijke van ’t water op, omdat de heele om geving precies even vuil was. Aangezien we hier dus niet bergachtig ge- proportionneerd zijn, geen bruisende rivier in petto hebben en bovendien onze vriend Hercules reeds lang ad patres is, al zoo’n fleu rige drieduizend jaar, blijft ons alleen ’t ande re middel over. Amoveeren, raseeren van ons Amsterdamsch aard vlak. Wat zou dat een heibel geven en ’t zou een moeilijk raadsel zijn om vooraf te zeggen, Een kleine verfrissehing Neen maar Den volgenden morgen zei ze aan ’t ontbijt, dat ze voor twee dagen een naaister in huis moest nemen. Ik kan ’t verstellen en stoppen alleen niet af, Hugo, vooral nu niet, waar ik bijna niet aan mijn werk toekom. Er ligt al een heele berg te wachten. De naaister zal in de woonkamer moeten zitten. Inde woonkamer? Hoe ongezellig, zei Willigen verdrietig. Waar moet ze anders heen De kleine kamer is bezet Och, beste Meta, als ik jullie soms in den weg ben, ga ik natuurlijk dadelijk weg, merkte nicht Toni op en ze zette een gezicht, als iemand, die zich erg beleedigd gevoelt. Je hoeft het maar te zeggen en ik ga. Dat deed mevrouw Willigen nu wel is waar niet, maar haar uitnoodiging om te blijven, klonk zoo koel en gedwongen, dat nicht nog denzelfden dag haar boeltje pakte en zeer verontwaardigd haar landelijk dorpje weer ging opzoeken. Willigen was buiten zichzelf over het gedrag van zijn vrouw maar deze beweerde, dat het de schuld van nicht Toni was; waarom was ze ook zoo belachelijk gevoeligHet kwam dien dag tot heftige tooneelen tusschen man en vrouw en Wil ligen zei, dat de logeerkamer de oorzaak van alles was. Toen draaide het jonge mevrouwtje wat bij, en de vrede werd gesloten. De oorlogskosten moest ze echter toch dragen, want de haas en de twee eenden, die ze met St. Nicolaas altijd uit Gelderland kreeg, bleven nu weg. Zoo verliepen eenige weken kalm en rustig. Op een morgen zei mevrouw opgewonden tegen haar man, juist toen deze naar het kantoor zou gaan: Hugo, hoor eens, wat Greta schrijft. Nu wat wil je zuster Maar een beetje vlug, ik moet weg. Stel je eens voor, Frits heeft de mazelen gekre gen en nu vraagt mijn zuster of we de twee andere jongens, Paul en Frans, een week of drie bij ons willen Onder het keizerschap van Napoleon III heeft Hausmann de Fransche hoofdstad bui tengewoon verfraaid en verbeterd en ’t is dan ook niet vreemd, dat een der prachtige boulevards naar hem genoemd is. Om zoo iets aan te durven en te doen slagen, daartoe behoort energie, daartoe behooren fantasie, schoonheids zin en nog veel meer. Daarvoor was ’t ook noodig, dat een Napoleon III, vooral schitte rend door den naam dien hij droeg, gaarne de allures aannam van een Lodewijk XIV, van een Zonnekoning. Gelukkig voor Napoleon en Hausmann, dat Parijs juist de stad is, waar zoo’n radicale verandering, die millioenen gelds verslindt, kan ondernomen worden. Misschien mag men be weren, dat gedeeltelijk door die grootsche verfaaiing de Fransche hoofdstad nog meer dan voorheen la ville lumière is geworden voor al wat in heel de wereld rijk en mondain is, maar ook reeds tijdens Napoleon was Parijs de rijke wereldstad. Zoo’n Hausmann, op wat kleiner schaal, zouden we in menige Nederlandsche stad ook best kunnen gebruiken. En juist de twee grootste steden zouden er het meest behoefte aan hebben. Want ook in Rotterdam kan heel wat ver beterd worden. Juist, waar ’t daar ’t drukst is, heeft men ook ’t meest last van nauwe straten en stegen. De drukke Hoogstraat met de Hoogsteeg en meer straten de buurt zijn veel te smal. Maar dit is niet precies, wat ik bedoel, als ik aan een Hausmann denk. Voor geen geld zouden wij, Amsterdammers, onze Kalverstraat willen missen. Menschen en voertuigen, die meer ruimte believen, kunnen zonder moeite van Rokin.of des noods van N. Zijds Voorburg wal gebruik maken. Daar is ruimte. Wie ’t niet behaagt de winkelkasten van den Nieuwen dijk te tellen, kan het Damrak kiezen of alweer den Voorburgwal. Maar wat we missen, ten minste in sommi ge richtingen, dat zijn de groote hoofdaderen. Er moest een betere verbinding zijn met de Leidsche straat; al mag men beweren, dat de laatste verbetering van ’t Koningsplein en den Singelsluis een werkelijke verbetering is. waar de bewoners van vuilst-Amsterdam zich hoofdzakelijk zouden nestelen. Want de mensch is een gezellig dier en in de Jodenwijk is de gezelligheidsband al heel kleverig. Doch laat ik niet fantaseeren over onbereik bare dingen. Het schijnt al haast onbereikbaar om van den Dam door de Jodenwijk een breede ver binding met de Plantage te krijgen. Lijn 9, die daarheen loopt, moet van den Dam over Rokin en Binnen-Amstel een flinken omweg maken om Plantage, Artis en Oosterparkbuurten te kunnen bereiken. Wat zou ’t mooi zijn, als een royale, mooie reeks straten rechtuit van den Dam naar de Plantage leidde. Doch, waar denk ik aan. De begrooting voor 1910 is aangekondigd. Men kon een sluitende balans krijgen, maar hoe! Bezuinigen waar het mogelijk is; verbete ringen uitstellen; optimistische cijfers. Ge be grijpt er alles van. Onze burgervader gaat er echter evengoed op uit, om den naam van Neêrlands hoofdstad hoog te houden. Dit kon ook niet anders. We zijn nu eenmaal zoo grootsch geweest met ’t schenken der Halve Maan, onze oorlogssche pen gaan naar New-York en San-Francisco, hoe zou ’t nu anders kunnen, dan dat de eerste magistraat van Amsterdam getuige is van het feest van Nieuw-Amsterdam (nu New-York), waar men jubelt over een glorie, zooals nog geen stad ter wereld beleefde na driehonderd jaren tijds. Van noodlijdend Amsterdam merken de dui zenden, -die vooral des zomers onze stad be zoeken, al heel weinig. Het vervoer per tram wordt nog steeds druk ker, al is de bevolking dezen zomer ook weer afgenomen. En dat de atax in den smaak valt, zeer ten spijt van de aapjes-koetsiers, blijkt wel hieruit, dat reeds een nieuwe maatschap pij vergunning vraagt voor staanplaatsen van een twaalftal huur-auto’s. Doch laat ik eindigen, onze 1500 jantjes heb ben er ook al weer een eind aan gemaakt, ofschoon ze hier heel wat branie konden schoppen. Aanstonds is ’t weer Koninginne dag en als de lezer deze regels onder de oogen krijgt, zitten we hier volop in de feestroer-her- rie, zooals dat bij u ’t geval ook wel zal zijn. t- L s pi f ■i'l

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1