NIEUWS- El ADVERTENTIEBLAD
VOOR SNEER El OJISTREkEl.
B
r
F
De logeerkamer.
64e Jaargang.
Woensdag 8 September 1809.
No. 72.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
ES
p
tel
Éi
i
i
andere
Plotseling echter viel haar blik op het ledikant, dat
zijn.
£ïe
tSJ
O
P
O
O
P
00
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
de
de
de
Neem bijvoor-
Ach, een ijzeren ledikant? Beste Meta, neem
me niet kwalijk, maar dat gaat nietZou je me geen
houten kunnen geven
Helaas, neen, tante, of het moest een van ons
3) (SZof.)
Willigen had zijn kalmte ondertusschen weer her
kregen en omhelsde tante Paulins met veel beweging.
We zijn zeer verheugd, is ’t niet waar, Meta
Maar laat nu gauw de tafel weer dekken, en terwijl
tante haar avondmaal gebruikt, kan de kamer in orde
gebracht worden.
Mevrouw Willigen verdween en keerde eerst na ge-
ruimen tijd met een zonderling verhit gezicht terug.
Ziezoo, tante, alles is klaar. U zal dadelijk zeker
wel naar bed willeb. Zoo’n verre reis
Ik Maar kind, wat denk je Zoo oud ben ik
nu toch nog niet, dat zoo’n klein reisje met den spoor
trein mij kwaad doet. Bovendien kan ik toch niet zoo
vroeg in slaap komen Ga zitten, dan kunnen we nog
een uurtje gezellig babbelen.
Mevrouw keek met een wanhopigen blik naar haar
echtgenoot, die nauwelijks zijn lachen kon inhouden.
Zeker tante, zooals u wil.
Het was bijna middernacht, toen tante Pauline den
wensch uitsprak, om maar te gaan slapen.
Niet waar, Meta, de kamer is toch heel rustig
vroeg tante aan de vrouw des huizes, die van ver
moeidheid haast omviel. Je weet wel, mijn slaap
De kamer ziet op den tuin uit, tante, u zal
daar ongestoord slapen, antwoordde mevrouw Willigen
en opende de deur van ’t kleine vertrek, waarin tante
onderzoekend rondkeek; toen knikte ze tevreden.
Hugo, inwendig kokend van woede, maar toch be
leefd glimlachend, stelde haar zijn heerlijken stoel ter
beschikking, terwijl hij verzekerde, dat hij ’s middags
toch nooit sliep. De bittere verwenschingen echter,
die hij thans telkens na den eten op de canapé met
de groote leuningen in de woonkamer uitstiet, deden
vermoeden, dat hij niet de zuivere waarheid had gezegd.
Doch dit alles was nog maar een voorproefje van
wat hij nog moest lijden.
Op zekeren morgen kwam tante met een benepen
gezicht en ’n dikken doek om den hals aan ’t ontbijt;
ze was zeer verkouden en hoestte.
Dat scheen de familie Willigen nu nog volstrekt
geen reden voor bezorgdheid, maar toen ze zooiets liet
doorschemeren, schudde tante weemoedig het hoofd en
zei
Dat is de bakkersjongen, tante. Vroeger deed
hij ’t wittebrood in den broodzak, maar die is ons al
zoo dikwijls leeggestolen en nu moet hij altijd schellen.
Het doet me ontzettend leed, maar
Och kom, lieve Meta, eigenlijk hindert ’t immers
ook niet zooveel, dat ik al om zes uur op ben,
trouwens lang zal ik het niet meer uithouden, voegde
tante er met ’n zucht van bekommering bij.
Na dit gesprek werd de bakkersjongen verzocht pre
cies om zes uur te komen, dan zou Mina, het dienst
meisje, hem aan de deur wachten. Natuurlijk kwam
de jongen nooit op tijd en Mina was door de dwaze
oppasserij, ’s morgens nooit met het opruimen klaar,
wat bij de toch reeds vermeerderde werkzaamheden
in de huishouding zeer onaangenaam werd gevoeld.
Bovendien was de verhouding tusschen tante en Mina
niet vriendschappelijk. Mina had namelijk de gewoonte
om zich des middags het bordomwasschen wat gezel
lig te maken door in langgerekte, slepende tonen mooie
liedjes te zingen, wat de zenuwen van tante zeer on
aangenaam aandeed. Ze beklaagde zich bitter bij de
huisvrouw en deze was wel genoodzaakt, het meisje
haar muzikale oefeningen te verbieden. Mina was na
tuurlijk boos en wreekte zich, door bij het afwasschen
een waarlijk helsch spektakel te maken en telkens een
paar blikken deksels met geweld op den grond te laten
vallen, wat tante, wier kamer tegenover de keuken
lag, belette haar middagslaapje te doen.
Mevrouw Willigen bood haar de canapé in de woon
kamer aan, maar die had te hooge leuningen, zoodat
zij er niet goed op kon liggen, iets wat tante Pauline
bepaald moest doen, als ze zich wel zou gevoelen.
Het beste*zou zijn de ligstoel in Hugo’s kamer,
zei tante, maar natuurlijk denk ik er niet aan hem
te willen verdringen.
Lieve Hugo, zoo’n sterk lichaam als dat van
jou heeft natuurlijk niet lang last van een verkoudheid,
maar bij mij is de zaak, helaas, niet zoo eenvoudig.
Het begint bij mij altijd met hoesten, dan gaat het
op de maag en eindelijk zakt het naar de beenen. Het
is maar gelukkig,dat ik bij jullie ben en zoogoed ver
pleegd kan worden. Dan ben ik er in drie weken af.
Het werd het ongelukkige echtpaar groen en geel
voor de oogeu. Hemel, als tante eens ziek werd
Willigen kwam het eerst weer tot zich zelf.
Maar, beste tante, zei hij met onvaste stem, is
er dan geen middel om dat te voorkomen
Weinig, Hugo, zei de lijderes zuchtend. Slechts
warmte, groote warmte in de kamer en dan, met ’t
oog op den hoest, geen rook 1
Hugo werd bleek.
Een kamertemperatuur, die hooger was dan zestig
graden, was hem bepaald onverdraaglijk en hij moest
misschien het rooken ook laten Neen, dat was on-
Het is nu al de derde zomer, dat de bevol
king onzer stad afneemt. Iets wat men nu
juist geen bemoedigend verschijnsel kan noe
men voor iemand, die Amsterdam gaarne mag
lijden, en die meeleeft met z’n voor- en te
genspoed. Amsterdam is in drie jaar tijds
met vijfduizend menschen in zielental toegeno
men, hetgeen nu wel geen afname in den let
terlijken zin beteekent, maar eigenlijk toch wel.
Er zijn in de laatste jaren meer menschen uit
de hoofdstad vertrokken, dan er zich vestigden
en alleen doordat er een behoorlijk overschot
van geboorte boven sterfte is, kon de bevol
king nog eenigszins toenemen. Meen echter
niet dat dit overschot te danken is aan ’t groote
aantal geboorten, want van een cijfer van over
de dertig per jaar per duizend zijn we reeds
lang af; ja ’t geboortecijfer daalt reeds heel
ver beneden de dertig.
Laten we even opmerken, dat er groote
steden zijn, die veel sneller toenemen dan Am
sterdam, maar dat in de laatste jaren een merk
waardig verschijnsel is op te merken: Was na
’t midden der vorige eeuw de trek naar de
groote steden tot een bedenkelijke hoogte ge
stegen, thans nemen de steden van bijv, boven
de twintig duizend zielen minder snel toe dan
Welnu kind, zou dat niet gaan Je man is
immers jong, die kan ook wel wat harder liggen als
’t noodig is niet waar En werkelijk, ik
Heeds was het jonge vrouwtje naar de slaapkamer
gesneld om haar echtgenoot, die juist een welverdiende
rust zou gaan genieten, de prettige mededeeling te
doen, van ’t geen tante wenschte.
Willigen gebruikte heel leelijke woorden, maar wat
hielp het? Hij moest er uit, en na een ontzettende
inspanning en ten koste van verscheiden schram
men aan de meubels en aan de schenen van den
heer des huizes, gelukte het eindelijk de verhuizing
voor elkaar te krijgen, waarna men elkaar recht har
telijk goeden nacht wenschte.
De volgende morgen vereenigde alle huisgenooten
om de koffietafel en Otto werd aan tante voorgesteld,
’t Jonge mensch vroeg dadelijk belangstellend aan tante
of ze wat had meegebracht Waarop tante op afkeu
renden toon opmerkte, dat zooiets niet paste voor een
welopgevoeden knaap. Deze laatste benaming verwekte
bij Otto zooveel vroolijkheid, dat zijn moeder, om de
opmerkzaamheid van hem af te trekken, met groote
belangstelling vroeg, hoe tante had geslapen.
Och. kind, zoo tamelijk, gaf tante met ’n pijnlijk
lachje ten antwoord, tenminste tot zes uur. Maar
toen er op dat uur zoo vreeseltjk gescheld werd, werd
ik natuurlijk wakker en kon verder geen oog meer
toedoen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regei. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
booten) is ook goedkooper geworden en men
breidt ’t uit. Dit is natuurlijk zeer ten gerieve
van de groote menigte, die van ’t Ifveer ge
bruik moet maken. Nu langzamerhand de
overzijde van ’t IJ wat beter bezet wordt
met fabrieken en woningen, zal een goedkoo-
pe veerdienst dien aanbouw slechts kunnen
bevorderen.
Intusschen is een andere veerdienst duur
der geworden en dat is slechts te billijken. Ik
bedoel den bootdienst op Zaandam. Vroeger
was ’t 2e klasse-tarief slechts vijf cent voor
een enkele reis en bij een der beide concur
renten kon men zelfs tienrittenboekjes krijgen
voor vier dubbeltjes. De concurrentie, meneer
tje Doch dit jaar schijnen de menschen een
accoord getroffen te hebben. Ten minste,
beiden hebben den tweede-klasse-prijs op 75
cent gebracht. Niemand zal dat onbillijk vin
den. Want wie niet voor 126 cent eerste
klas wil reizen, kan voor die 75 cent een mooi
watertochtje maken op prachtige salonbooten
over een afstand van ongeveer acht kilo
meter.
Hoe kan men zoo in de cijfers verward ra
ken. Daar vind ik ook weer de gemeente-
telefoon. Al weer stijging, natuurlijk.
In de maand Augustus is 't aantal in gebruik
zijnde nummers gestegen tot 9149, met 11392
aangesloten posten.
Het aantal gesprekken per etmaal is ruim
83,200.
Verleden jaar Augustus waren er 8388 num
mers in gebruik met 10,384 aangesloten posten
en ’t aantal gesprekken was ruim 70,600 per
etmaal.
Laat ik nu echter ophouden met cijfers en
even door de oude stad ronddolen. In m’n
vorigen brief had ik ’t over verbetering van de
stad. Ik wilde zoo maar even een prachtige
verbinding maken tusschen den Dam en Oos-
telijk Amsterdam (Plantage, Oosterpark, In
dische buurt, Watergraafsmeer). Ik zou toen
ook gaarne een goed deel der Jodenwijk willen
zien verdwijnen en wees daarbij op de vuile
steegjes, straatjes en wateren. Natuurlijk is er
gemakkelijk, reden te vinden voor dat vuil.
Een handel, in het groot en in het klein, in
groenten, vruchten, alles wat men vindt op de
ou 1-roestmarkt en dan nog alle andere dingen,
moet wel vuile sporen achterlaten.
Meen echter niet, dat in andere deelen van
oud-Amsterdam alleen zindelijke toestanden
’t overige deel des lands.
Laten we verder opmerken, dat voor geheel
ons land de geboorte afneemt en, gelukkig,
ook de sterfte. Dit laatste verschijnsel is oor
zaak, dat de bevolking toch geregeld toeneemt,
zoodat we over een paar jaar in Nederland zes
millioen inwoners zullen tellen.
Nu ik toch in de getallen werk, wil ik voor
de zooveelste keer opmerken, hoe ’t tramver
keer in de hoofdstad geregeld toeneemt. En
toch is ’t net in den laatsten tijd niet uitge-
gebreid, terwijl, naar we reeds schreven, de
reden ook niet in de toename der bevolking is
te zoeken.
De toename bewijst dus alleen, dat de men
schen het steeds gemakkelijker vinden om
te trammen.
Want ook in de grootere welvaart kan men
de reden niet vinden; ik behoef daar geen na
dere uitlegging van te geven.
Laten we nu getallen geven. Van 1 Januari
tot 31 Augustus zijn door de gemeentetram
vervoerd ruim zes en dertig millioen passagiers,
waaronder bijna vier millioen met vroegrit- en
vroegritretourkaarten. Die vroegritkaarten van
drie centen zijn op enkele lijnen te verkrijgen
en enkel tot acht uur ’s morgens. Tegen
achten ziet men dan op die trams bordjes met:
Laatste vroegrit. En wie zoo’n vroegrit neemt,
kan ook een retourkaarlje nemen en ’s avonds
weer voor drie centen terugtrammen.
Verleden jaar werden in de eerste acht
maanden 321/, millioen passagiers vertramd.
Dus een belangrijke toename, zoodat er thans
bijna 149 duizend menschen per dag van onze
gemeentetram gebruik maken.
Een goed zaakje voor de gemeentelijke
schatkist, meent ge misschien? Als dat zoo is,
zoudt ge u vergissen, want, terwijl andere
gemeentebedrijven meestal een zoet winstje
opleveren, kan het trambedrijf maar even uit.
Voor een goed jaar is ’t tarief der gemeente
tram verlaagd, en daardoor het verkeer toege
nomen, maar toch niet zooveel, dat de ont
vangsten nog in die mate gestegen zijn, dat
ook de meerdere onkosten vergoed worden.
onkosten! Want er rijden meer
moet dus meer personeel zijn,
stroom noodig en er is meer
Meerdere
wagens, er
er is meer
slijtage.
Nu ik het toch over tarieven heb, ga ik
ook even naar den havenkant. Het IJ veer
(de welbekende kettingboot en nog
aangetroffen worden. Verre van daar. Doch
we noemden de Jodenwijk, omdat deze het
meest bekend is, meer een aaneengesloten
complex vormt, zeer dicht bevolkt is en om
haar eigenaardige drukte het allermeest door
provincialen en vreemdelingen bezocht wordt.
Maar ook in de Jordaan is nog heel wat op
te redderen, al heeft men daar reeds veel ver
beterd. Meerdere grachten toch zijn gedempt,
zoodat er in plaats van onwelriekend water
ruim terrein voor alle beweging en vervoer
gekomen is.
Ga echter eens geregeld na, waar de rubriek
onbewoonbaar verklaarde woningen heenwijst.
Zoowat overal in de oude stad, ook bij
hoofdstraten. Lugubre stegen zijn er aan
drukke zijde van ’t Damrak, zijn er bij
Kalverstraat, zijn haast overal.
beeld de Reguliersbreestraat. Aan de zijde van
Fransche Bazaar en Kinematograaf-thea-
ter oogt ge in de welbekende Duvelshoek.
De naam duidt al op iets eigenaardigs. Ja,
daar kun je terecht, hoorde ik eens iemand
zeggen; ’t was een schoolhoofd. Als er eens
wat wezen moet in ons plaatsje ’t was na
tuurlijk in de buurt van Groot-Mokum, voor
een schoolfeestje of wat dan ook, bijv, een
poppenkast, goochelaar of buikspreker, zoek
maar gerust in den Duvelshoek. Ik durf niet
beweren, dat dit nu nog heelemaal waar is.
Want zoo zoetjes aan hebben de steeds groo-
ter wordende gebouwen meerdere oude steeg-
woninkjes doen verdwijnen, zcodat er dus niet
zooveel ruimte meer over is voor steegbewoners.
Nu moet ge niet meenen, dat ik die bewo
ners er minder om reken, dat ze geen geld
genoeg hebben om in de Bocht, ’t deftigste
deel van de Heerengracht, te wonen. Maar ze
vormen nog zoo’n echt, zoo’n typisch stuk Am
sterdam, zooals ook in den veel grooteren Jo
denhoek en den Jordaan. Daar kunt ge echt
Amsterdamsch hooren spreken, daar wonen
menschen, die om den dood niet in een nette
buitenwijk zouden willen wonen. Eigenaar
dig moet zeker zijn voor de bezoekers onzer
stad, als ze zoo wandelen van de Kalverstraat
naar ’t Rembrandtplein en ze vinden op den
hoek van een steeg in de Reguliersbreestraat
een zeer vrijpostig uitziend groepje mannen,
vrouwen en kinderen, die natuurlijk in die
steeg wonen en eens een luchtje scheppen,
tegelijk het drukke verkeer aanschouwende.
Misschien zal een enkele zeggen: Dat zijn
i-s
X XULBUllug CULLLCL V1C1 U3<U U11A. net icuitvaui, uav
met zijn sneeuwwitte kussens tot rusten uitnoodigde.