I OOK SIEÜ 13 OISTREOl
BLOOKER'S
NIEUWS- EN iOVEKTEJTIEBLID
DAALDERS
CACAO.
CHOLERA.
Blanca’s geheim.
Zaterdag 11 September 1909.
64e Jaargang.
No. 73.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Feuilleton.
I
GEEN CACAO SMAAKT
weest te zijn
ZOO KRACHTIG ALS
r
over
Er
HOOFDSTUK I.
(Wordt vervolgd).
Bewerkt door AMO.
sprong van de cholera,
misch, d. w. z. zij komt
dere mate altijd voor,
meest door aangetast?
delijke en
loopje nemen
zijn van de berichten
1.)
Over de fraaie, zachte tapijten, de mollige divans en
de met atlas overtrokken kussens, langs de vensters
en de damasten portières, speelde het schijnsel van
het vuur in den haard, dat ook de fraaie, maar som
bere gelaatstrekken verlichtte van een jonge dame,
die voortdurend in den gloed staarde.
Het was in Augustus, den 29sten, en deze dag zou
in haar geheugen gegriffeld worden.
Het mocht koud of heet weer zijn, Januari of Juli,
altijd gaven de massieve muren van het slot een ijzige
koelte af. Het was dus natuurlijk, dat jaar uit, jaar
in en dus ook nu de haard brandde, die thans met zijn
licht het schoone gelaat bestraalde van Blanca, de
meesteres van het slot.
Het slot Northminster was het grootste, oudste en
prachtigste gebouw in Cheshire en daarvan was die
slanke, zwartharige Blanca de gebiedster. Sedert haar
zestiende jaar was zij verloofd met graaf Victor Nor
ton. Het huwelijk zou in het begin der volgende
maand gesloten worden en Blanca was vervuld met
toewijdende liefde voor den graaf. Welk eene schoone
toekomst ging zij tegemoet 1
En toch, terwijl buiten de avond viel stond zij
opgewonden, in spanning te peinzen en haar lippen
klemden zich voortdurend vaster op elkaar. Blanca
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
aan de lage kusten van Ma
labar en Neder-Bengalen vindt men den oor-
De ziekte is er ende-
er in meerdere of min-
En wie worden er het
Juist de meest onzin -
meest onhygiënisch levende klassen
der bevolking worden er in die streken door
aangetast.
Het drukke wereldverkeer heeft de ziekte
naar Europa overgebracht, waar men toen van
’t wezen der ziekte niets afwist.
Vooral de Duitsche professor Koch heeft
uitgemaakt, dat de on middellijke oorzaak der
ziekte is: een mikroscopisch organisme, naar zijn
vorm de komma-bacil genoemd. Deze bacil
verspreidt zich niet door de lucht. Zal iemand
door cholera worden aangetast, dan moet op
de een of andere wijze, bijv, door gebruik van
drinkwater, waarin dergelijke bacillen gevonden
worden, de smetstof in zijn lichaam gebracht
worden.
Neemt men in aanmerking, dat in ’t
lichaam van den choloralijder de bacil zich bij
millioenen vermenigvuldigt, zoodat ze ook bij
talrijke millioenen wordt aangetroffen in de
excrementen en ongeveer in alles, wat met
zoodanigen lijder in aanraking is geweest, dan
is de weg, welke moet worden in geslagen, om
de verspreiding der ziekte tegen te gaan, vol
komen duidelijk.
De lijders moeten geïsoleerd worden. Al
wat met hen in aanraking kwam, moet worden
ontsmet. Vooral moet gezorgd worden dat
niets, wat van hen afkomstig is, in openbare
wateren terecht komt, daar in het water (zoo
lang het niet tot bijna kookhitte verwarmd
wordt) de cholera-bacil blijft voortleven.
En hier komt juist 't groote gevaar.
had zwart haar en een donkere tint. Als zij boos
was, plaagde haar neef haas dikwijls met haar «een
kleine Mulattin* te noemen. Haar groote schitterende
oogen schenen dan vuur te schieten. Haar moeder was
een Castiliaansche geweest; van haar had zij die don
kere oogen en dat warme, hartstochtelijke tempera
ment geërfd. Zij was in Oud-Castilië geboren.
Toen zij tien jaar oud was, stierf ook haar vader en
nu trok zij naar het slot Northminster, om daar op het
stamgoed van haar voorvaderen te regeeren en te
heerschen.
Zij kwam niet alleen. Een groote knaap van om
streeks 12 jaar, donker van uitzicht, vurig als zij, en
verrukkelijk schoon, kwam met haar mee. Het was
haar eenige broeder, Juan geheeten en een satanskind
sedert zijn geboorte. Hij bleef echter slechts korten
tijd op het slot; hij verdween plotseling en niemand
had sedert dien tyd iets van hem vernomen.
In vroolijke buien noemde haar neef haar de»Moor-
sche prinses* en die naam paste haar bijzonder. Er
lag een groote bekoorlijkheid in haar voorkomen, ter
wijl zij daar in een schitterend zijden kleed, met een
fonkelende diamant in het haar, voor derf haard stond;
zij was waarlijk schoon en hare houding was koninklijk.
Het was overal in het groote gebouw zoo stil als in
een graf. De wind was opgestoken en de regen sloeg
tegen de vensterruiten; andere geluiden hoorde men
niet.
Daar sloeg de pendule zeven uur. Bijna een uur
had zij daar, in haar gedachten verdiept, gestaan, nu
keek zij op en haar oogen fonkelden huiveringwekkend.
»Zeven uur*, sprak zij met gedempte stem, »en om
zes uur zou hij reeds hier zijn Als hij mij misleid
had en ten slotte in het geheel niet kwam Zij kon
niet langer rustig blijven. Met Spaansche beval-
wen van zijn gelaat, naar het geluid van zijn stem
verlangd in deze laatste troostelooze maanden. En nu
was hij daar
Zij hoorde de groote poort openen en weer dicht
slaan; zij hoorde in de marmeren gang de voetstappen
van den graaf, die zij uit duizend anderen kon herken
nen. Zij hoorde een welluidende mannenstem en een
helderen lach. Hij was gekomen
Haar wangen werden lichtrood gekleurd, haar oogen
kregen een vochtigen glans en zacht bewogen zich
haar lippen. Zij deed eene schrede voorwaarts en
vergeten waren de booze gedachten, die haar zoo pas
nog gekweld hadden. Zij beminde en de min vervulde
geheel haar hart.
Met vaste hand werd de deur geopend en lachend
stond graaf Victor Norton voor haar.
«Lieve Blanca
Hij naderde haar, sloeg zijn arm om haar schouders
en drukte een kus op haar gloeiende wangen.
«Lieve nicht, ik ben recht in mijn schik, je weer
te zien en nog wel zoo mooi als nooit te voren. Óch, wa
ren alle vrouwen toch geschapen als prinsessen in
purperroode zijde, als lichte rozen
Achteloos nam hij plaats in een leuningstoel bij den
haard en warmde zijn voeten.
»lk kom een uur te laat, hé Maar ’t was mjjn
schuld niet, de trein had vertraging. Het is de heele
week al zulk ellendig weer zei hij en pookte in het
vuur, dat opflikkerde en zijn fijn besneden gelaat hel
der verlichtte. Het was nu duidelijk te zien, hoe goed
hij nog op zijn portret geleek.
ligheid liep zij naar het venster, sloeg de gordijnen een
weinig open en keek onderzoekend naar buiten in de
duisternis. Er was niets te zien, dan de donkere stam
men der boomen, niets te hooren, dan het gehuil van
den storm en het kletteren van den regen.
Zij sloeg de gordijnen weer dicht en keerde naar den
haard terug.
«Zou hij het durven wagen mij teleur te stellen
mompelde zij. «Zou hij durven wegblijven
Boven den schoorsteenmantel hingen twee portretten,
die zij bij deze woorden aan keek. Het een stelde een
zacht, fijn besneden vrouwenhoofd voor, het ander
het lachend gelaat van een blonden knaap met blauwe
oogen. Die oogen keken zoo openhartig en vriendelijk;
om die roode lippen lag zoo’n liefelijk lachende trek,
dat ieder zich tot dit kind moest aangetrokken voelen.
Dat waren de portretten van graaf Victor Norton en
zijn overleden moeder.
Met de blikken op het portret der vrouw gericht,
sprak zij hartstochtelijk
«Gehoorzamend aan uw laatsten wil, beloofde hij aan
uw sterfbed op zijn knieën, dat hij mij altijd zou be
minnen en beschermen Ik raad hem niet met deze
belofte te spelen mij niet te verbitteren* en drei
gend hief zij de hand op.
Bijna op datzelfde oogenblik klonk een ander geluid
tusschen het gieren van den wind, een geluid, waar
naar zij zoo lang reeds gewacht had het ratelen van
een naderend rijtuig. Een slechts kon het zijn, die
zoo laat nog en in zulk een slecht weer naar het slot
Northminster kwam en die een was de aanstaande
gebieder.
Zoo opgewonden zij zooeven nog was, zoo koel en
rustig wachtte zij nu Blanca’s eerste liefde 1 Zij
had zoo naar zijn warmen handdruk, naar het aanschou-
tiago en Martinique, om in de laatste jaren te
blijven, ontzettende offers gekost hebben aan
menschenlevens en geld en goed. Toevallig
zijn die rampen heel vlug op elkaar gevolgd.
Maar dat zijn zaken, waartegen we, ondanks onze
wetenschap, nog niet veel kunnen doen. Dat
zijn geweldige natuurverschijnselen, waartegen
we vrijwel machteloos staan.
Er zijn echter andere rampen, waartegen
we beter, veel beter gewapend zijn dan onze
voorzaten.
Neem hongersnood en overstroomingen. Als
in zeer oude tijden de oogst in een landstreek
mislukt was, stond de hongersnood voor de
deur met zijn onvermijdelijke volgeling: be-
smettelijke ziekte wegens ’t gebruiken van
verkeerd en te weinig voedsel. Uit andere
landen kon niet aangevoerd worden, zooals
tegenwoordig, omdat ’t internationale voedings-
stelsel van thans nog zoo niet bestond.
Overstroomingen! Vroeger rekende men in
onze oorden op één watervloed in de vijf jaren.
In dit blad is vroeger daarover nog al uit
voerig geschreven en ge rilt bij de gedachte,
dat één geweldige watervloed alleen in ’t ge
west Friesland 30,000, zegge dertig duizend
slachtoffers maakte. En dat in een tijd, toen
hier nauwelijks viermaal dertigduizend men-
schen woonden.
Maar ’t allervreeselijkst waren de epidemie-
en. Deze woedden langs de kusten en in ’t
binnenland, in de bergstreken en in de vlak-,
ten. Belangrijke steden werden half, soms
meer dan halt ontvolkt. Ze noemden die ziek
ten pest en zwarte dood.
Als ge daar nog bij in aanmerking neemt,
dat een minstens even vreeselijke ramp, de
oorlog, de burgeroorlog, in de middeleeuwen
zooveel meer slachtoffers vergde dan tegenwoor
dig, moet ’t u niet verwonderen, dat een ver
meerdering van bevolking, zooals we in de
laatste eeuw beleefden, in de middeleeuwen
onmogelijk was. terwijl toen de huisgezinnen
toch veel talrijker waren. (We vergeten haast
te zeggen, dat natuurlijk ’t veel gezonder wo
nen, leven, eten en drinken, gevoegd bij betere
bestrijding van ziekten, de hoofdoorzaak is van
’t huidige kleine sterftecijfer. Doch dit heb
ben we al meermalen besproken en bovendien,
ons kort artikel naar aanleiding van de chole
ra moet in de eerste plaats juist daarover toch
spreken.)
Wat dus een pest-epidemie beteekende inde
Wie eenigszins in de geschiedenis thuis is,
weet, dat in vroegere tijden grocter rampen
dan tegenwoordig de menschen troffen.
Tusschen haakjes gezegd, waarde lezer en
lezeres, ge ziet, dat we al dadelijk beginnen
met troostwoorden.
Zoo komt ook de bezoeker, die z’n vriend
troost in benarde oogenblikken, door hem er
op te wijzen, dat er anderen zijn, nog veel
ongelukkiger, dat 'tongeval nog op z’n geluk
kigst beslagen is en veel erger had kunnen
uitpakken, dat anderen vóór of met hem 't
ongeval gedragen hebben en er weer bovenop
gekomen zijn. Meen dus niet, dat we licht
vaardig of lichtzinnig schrijven, zoodat ge meent
te moeten vermoeden: Wat wil die man? Een
met ons, die onder den indruk
een ziekte, zoo
vreeswekkend als de cholera asiatica?
In waarheid, ge hebt ’t mis; ook wij verkee-
ren onder den indruk, die de cholera-invasie
op elk verstandig mensch moet maken.
Doch laten we doorredeneeren op onzen
aanhet.
Het menschdom werd in vroegere tijden
door grooter rampen getroffen dan tegenwoor
dig. Zeker, 't is waar, dat rampen als van
Messina en Reggio, van San Francisco enSan-
indruk doet 't hem; een eerste aanval, plotse
ling, heftig en die gelukt, hij demoraliseert
zelfs geschoolde troepen. Dan komt er bij 't
geheimzinnige van het verschijnen der cholera
en ook, we leven nog met de herinnering of
de versche overlevering in onze gedachten
van de moorddadige epidemiën van .1831 en
1848 en de laatst bekende van 1865—’66.
Er zijn nog genoeg families, die kunnen ge
wagen van de zware slagen, die door haar in
de vorige eeuw geleden zijn.
Maar toch, ondanks alles staan we- rusti
ger tegenover vraagstukken van besmetting
en epidemie.
In Voor-Indië,
middeleeuwen en zelfs nog later in de 17e en
18e eeuw, de stoutste verbeelding kan het zich
moeilijk meer voorstellen. De zoogenaamde
Zwarte Dood, welke niets anders schijnt ge-
dan gewone vlek-typhus, ont
volkte in 13401350 geheele staten van Eu
ropa en sleepte in die enkele jaren wel
derde der bevolking van ons werelddeel
grave.
een
ten
Een bijgeloovige angst bracht de over
levenden tot vertwijfeling en op vele plaatsen
tot daden van gruwzame en onzinnige wreed
heid. Ondertusschen werden de meest ele
mentaire maatregelen van hygiëne verwaar
loosd. Het overgroote gedeelte der bevolking
leefde in toestanden van onreinheid, gelijk
thans bijna nergens meer worden aangetroffen.
Aanvoer van zuiver drinkwater, rioleering, be
strating, enz. ontbraken in steden en dorpen
geheel. Ronddolende varkens en andere bees
ten vormden het comité van stadsreiniging, ten
minste in den tijd der kruistochten en nog
daarna. Lucht en licht konden in de nauwe
en bochtige stegen en straten nauwelijks door
dringen.
Daarbij waren de oorzaken van de ziekte-
verspreiding geheel onbekend. Natuurlijk, de
ontdekking der oneindig kleine bacillen, welke,
naar men thans met stelligheid weet, die ver
spreiding veroorzaken, kon eerst plaats hebben,
nadat men over goede mikroscopen en andere
hulpmiddelen te beschikken had. Leidde soms
de ervaring in den ouden tijd tot de op zich
zelf juiste conclusie, dat het drinkwater oorzaak
was geweest van besmetting, dan heette het,
dat de Israëlieten de bronnen ot rivieren ver
giftigd hadden en voerden wanhoop en ver
twijfeling de anders vreedzame bevolkingen tot
giuwzamen Jodenmoord.
Hoe geheel anders en rustiger staan wij thans
tegenover vraagstukken van besmetting en
epidemie.
Het is waar, het woord cholera werkt alar-
meerend. Terwijl toch tuberculose, typhus,
pokken, ziekten zijn, die in de laatste eeuw in
ons werelddeel veel meer slachtoffers gevor
derd hebben dan de cholera, blijft toch de schrik
voor de cholera grooter dan die voor de an
dere ziekten. De oorzaak ligt voor de hand:
Het optreden der cholera is plotseling en ge
weldig. Het lot van den lijder is vaak in
weinige uren beslist. Het aantal slachtoffers is
in beperkten kring plotseling nog al groot. Het
is hiermede als in een veldslag De moreele
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per postf0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.