IIK1JW8- ES APVKRTENTIEBLAD lllllll S.AEEK ES OWMEA BLOOKER'S Blanca’s geheim. Woe ns da®: 15 September 1909. No. 74. 64e Jaargang. DAALDERS Uitgever: B FALKENA Mzn., Singel, Sneek. i i Feuilleton, CACAO; Amsterdamsche Brieven. in eere-voorstelling Q o nieuwe richting werken gelezen, GE WEET DAT DIE UITSTEKEND IS. MEN MOGE U NAMAAK OPDRINGEN, HOUDT VAST AAN tour- Maar G, d, id kt Bewerkt door AMO. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. en wel, maar een genie op zich zelf beschouwen, En leer dan de taal be- aan deze uiteenloopende gedach- m. Dr. er zijn. Geniet Het zou goed zijn, als wij elkaar geheel begrepen*. Hij verbleekte, maar bleef bedaard; zelfs in zijn he- vigsten toorn bewaarde hij altijd zijne kalmte. «JuistEn wij zullen elkaar goed begrijpen, voor wij weer scheiden, wees daar zeker van! En wee over je, als je met mij gespeeld hebtWeet je het nog, of moet ik je zeggen, welke beteekenis de drieëntwin tigste September voor ons heeft Hij keek haar aan en glimlachte nog steeds. «Je behoeft mijn geheugen niet te hulp te komen* antwoordde hij koel, «dien dag zouden wij getrouwd zijn*. «Zouden wij Verder kwam zij niet. Terwijl hij koel, bijna wreed, die woorden uitsprak, waren de laatste droppels bloed uit haar gelaat geweken. De glans van haar oogen verdoofde, uit haar blik sprak hevige ontzetting. Zoolang haar heugde, had zij den man lief gehad, dien zij nu met verwijten overstelpte. En nu nu zou alles slechts een droom geweest zijn Haar gelaat was zoo aschgrauw geworden, dat graaf Norton verschrikt opsprong. «Om God’s wil, Blanca, je zult toch niet in zwijm val len Je blikken ik kan ze niet verdragen Wat heb ik gezegd? Ik ben een dwaas Hij had het meisje vroeger werkelijk bemind, maar ook gevreesd. Nu was zijne verbittering verdwenen en de oude vrees kwam weer boven. Toen zij haar mond weder opende, had hare stem alle hardheid verloren. Ernstig keek zij hem aan en onwillekeurig sloe? hij de oogen neer. «Zouden wij getrouwd zijn*, herhaalde zij fluisterend. «Victor, zouden wijBeduidt dat, dat het nooit ge beuren zal Berouw en schaamte wisselden elkander af op zijn gelaat, dat hij van haar afgekeerd had. Zijn eene hand ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. hield de leuning van den stoel vast. Blanca keek ver langend naar de andere hand, alsof daarin de hoop van haar volgend leven besloten lag. «Neem den tijd om nog eens na te denken*, ver volgde zij even zacht, «ik kan wachten. Denk na, voor je spreekt; er staat meer op het spel, dan je vermoedt. Van je antwoord hangt mijne geheele toekomst af. Hebt ge wel goed overdacht, wat je daareven gezegd heb? Bedoeldet ge daarmee, dat het nooit zal ge beuren Nog altijd volgde er geen antwoord, en zijn gelaat bleef van haar afgewend. «Terwijl je nadenkt, zal ik het verleden in je geheu gen terugroepen*; sprak zij verder. «Herinner je je nog den dag, dat ik en Joan uit Spanje hier op het slot kwamen Ik zie je nog zoo duidelijk voor me, alsof het gisteren gebeurd is een kleine jongen met blond haar in een donker flnweelen pakje. Ik zie eene vrouw met engelachtige trekken over mij heen buigen; zij schreit om mijn gestorven vader en kust mij. Samen groeiden wij op; er volgden jaren van ongestoord geluk. Zoo werd ik zestien jaar, jij twintig. Toen trof ons eene ernstige ramp de dood van mama*. Zij hield een oogenblik op. Graaf Victor haalde diep adem, zijne hand liet de leuning los, om zijn ge laat te bedekken. «Kun je je nog den nacht herinneren, toen zij stierf, Victor Maar wat vraag ik nog Veel kan je ver geten hebben, maar dien eenen nacht niet. Wij kniel den naast elkaar aan haar bed. Het was dien eenen nacht even stormachtig als nu. De kamer was slechts zwak verlicht. Wij met ons tweeën waren slechts bij mama en knielend ontvingen wij haar laatsten zegen, hoorden wij haar laatsten wenschWeet je dien wensch nog Wordt vervolgd). zestig was, toen hij voor de eerste maal naar Indië trok. Eerst een gezelschap bijeen zien te krijgen, wat heel wat inspanning kost. Want iemand die een goede plaats heeft te Amster dam of Rotterdam, offert die niet op voor een zeer wel mogelijk, maar toch kortstondig suc ces in de tropen. Want daar in de tropen, is men slechts tijdelijk en daar laat men geen vaste plaats voor varen. Het gezelschap van onzen Louis zal dus wel weer bestaan uit hem zelt, de ster, die alles is, en een aantal tweede rangs acteurs; dwaallichtjes, als men ze bij hem vergelijkt. En dan de groote reis. Alles vooraf in orde brengen; juist wikken en wegen, welke stukken cf met zoo’n ensemble ’t best tot hun recht komen, terwijl meteen de groote Louis moet uitkomen. Alle tooneelbehoeften moeten voor af bijeenvergaard; want onderweg is niets te koop en in Indië winkelt men ook niet zoo druk in die artikelen. Eigenaardig, dat groote mannen vaak zoo klein van gestalte zijn. Onze grootste tooneel- speler is wel stevig, maar toch klein van ge stalte. En om een nog grooteren naam te noemen: Jozef Israëls, de koning onzer schil ders, is taai voor drie; anders zit je toch als man van in de tachtig niet druk te schilde ren, en dan nog steeds meesterwerken; maar wat een heel klein manneke. Louis gaat dus naar Indië. Hij moet daar heele plannen hebben. Natuurlijk een née maken. Dat spreekt van eigenst! ook een tooneelschool stichten. Hooge plannen voor een man van 67 jaren uit ’t koele Nederland, die in z’n eerste zestig levensjaren nooit de Indische hitte gevoeld heeft. Naar verluidt, is ’t al weer eens misgeloo- pen tusschen den heer Bouwmeester en ’t be stuur der Koninklijke vereeniging «het Nederl. Tooneel*. Bouwmeester dacht vóór z’n ver trek naar Indië nog een zestal gastvoorstellin gen in den Stadsschouwburg (Leidsche plein), te kunnen geven. Hij zou niet te hooge eischen stellen en liet aan den Raad van Be heer over den prijs te bepalen. Deze had ook geen hooge cijfers in ’t hoofd en vond, dat 75 pop per avond al welletjes was. En dit vond Bouwmeester wel wat miniem. Gevolg: 't gaat over. Ik zit daar zoo druk in Plankenland te rede kavelen, alsof ik alle dagen minstens één voorstelling bij woon, en toch, hoe wil ’t zoo treffen, ik heb in deze maand nog niets van HOOFDSTUK I. 2.) Vervolg. Blanca had zich onmerkbaar van haar neef verwij derd. Het schoone rood van haar wangen was vervlo gen; de harde, booze uitdrukking keerde op haar gelaat terug. Die koele, onverschillige omhelzing had haar de oogen geopend. Hij keek niet naar haar, doch naar het vuur en hij sprak haastig, als bezielde hem een inwendige onrust. Zijn gelaat had, ondanks zijn kne vels, iets vrouwelijks, iets weeks. Terwijl hij met de vingers met zijn horlogeketting speelde, zweefden zijn blikken van het eene voorwerp op het andere. En aan dezen man was Blanca’s lot toevertrouwd «Hoe heerlijk weer eens thuis te zijn*, vei hij om een einde aan de stilte te maken. «Het is bijna niet te zeggen, Blanca, welk eene aangename aandoening ik kreeg bij het binnentreden van deze blauwe kamer met zijn warmen haard. Het herinnert mij aan ver vlogen tijden. Hier had mama hare vaste plaats, zo mer en winter voor den haard, en jij, lieve, met je donkere, zuidelijke tint, alles, alles zoo bekend 1* Zij ging weer bij den haard staan, leunde met den arm op den schoorsteenmantel en keek den graaf door dringend aan. «Wel*, zei ze, «het verheugt me te hooren, dat graaf Victor Norton nog denkt aan dien tijd; dat hij zich zijne moeder en zjjne vroegere woning nog herinnert. Maar We zitten nu al midden in de kermis- maand. Voor een niet-Amsterdammer of een nieuw bakken Grootmokummer lijkt dat woord vreemd. September-Kërmismaand? In ’t voorjaar heeft hij wel op verschillende punten der stad iets gezien, dat aan kermis deed herinneren, maar zoo weinig, dat een heel gewoon stedeke er verachtend de schouders voor zou optrekken. Maar in September? De nieuweling weet niet, dat September vroeger onze kermismaand was en dat het heel wat overleg aan ons stedelijk bestuur gekost heeft, om in een stad, waar ’t toch al tijd kermis is, die aparte kermisdrukte te doen omzetten in een heel klein, knusjes gedoe van 's avonds zes tot negen, gedurende drie we ken, op eenige pleinen onzer stad. Maar de schouwburgen houden de traditie vol en geven met het nieuwe saison steeds kermisstukken. Carré (Frits van Haarlem) en Flora zetten de beste broodjes voor de ruiten, Rembrandt, Van Lier, enz. allen doen hun best. En ondertusschen moet onze groote tooneel- speler als een kermisgast ronddtrekken van Nederland naar Oost-Indië. Dat is nu al de derde maal, dat Louis Bouwmeester naar Insulinde trekt. Moeite waard, zult ge misschien zeggen; gij, die den kelijk nog nooit de grenzen van ons kleine landje overschreden hebt. Moeite waard? Ge vergeet dat Louis Bouwmeester reeds over de ik word bijna aangedaan, als ik bedenk, dat ik nu en dan nog in mijn neef’s gedachten als Zigeuner-meisje kom opduiken. Op zijne handelwijze van den laatsten tijd afgaande, zou men dat nauwelijks meer verwachten*. Er ging hem eene rilling door de leden, maar toch sloeg hjj glimlachend zijne oogen op, om haar aan te zien. «Ben je getroffen door mijn goed geheugen, lieve Blanca Wat mijne lange afwezigheid «Watje afwezigheid betreft*, viel zij in, «meen ik, dat je den eersten Juni hier hadt kunnen zijn, als je geheugen je niet in den steek laat. Het is nu einde Augustus. Elke dag later was voor mij eene beleedi- ging en zelfs nu zou je moeielijk hier te vinden zijn zonder mijn laatsten brief, dien je niet durfde trotsee- ren. Je bent gekomen, omdat ik het je bevolen heb Een kort oogenblik voelde hij zich tot verzet geprik keld tegen deze woorden. Hij keek haar doordringend aan, al speelde het lachje nog om zijn mond. «Dien ik niet durfde trotseeren herhaalde hij. «Die uitdrukking is sterk, BlancaMaar je was altijd nog al prikkelbaar en aan dames laat men altijd het laatste woord*. «Als de man de daad maar voert*, sprak zij, «de man, ja, als graaf Victor Norton dien naam nog verdient als hij geen verrader, geen lafaard geworden is Graaf Norton sprong (jlings op, zijn oogen rolden in hun kassen; toen ging hij weer zitten, keek in het vuur en lachte. «Bedoel je mij daarmee «Ik bedoel jou*. «Je gaat zeer ver, schoone nicht, eigenlijk te ver 1 Zal je zoo goed willen zijn, eindelijk ter zake te komen en mij te zeggen, waarom ik een verrader, een lafaard zou moeten heeten al ’t vroolijke gezien. Ik ging alleen naar ’t Paleis voorVolksvlijt.om’t gezelschap van Willem Royaards nog eens te zien. Kijk eens, daar ben ik nu éénmaal zóó in: Als ik vrienden of kennissen bij me heb, zoek ik liefst wat om te lachen. Jemoet dan immers voor de jool uit zijn. En als ik alleen ben, zoek ik liefst ’t beste en liefst wat ernstigs. Ik dweep met ’t Con- certgebouw-orchest. - Nog al een goed- koope uitdrukking! zult ge zeggen; iedereen weet immers, dat ’t orchest van Willem Men gelberg prima prima is, niet alleen voor ons klein Nederlandje, maar ook voor geheel de wereld. Dus ge kunt gemakkelijk voorgeven, daarmee te moeten dweepen. O, ik begrijp den steek, dien ge me geven wilt. Maar die steek houdt geen steek. Zoovelen hebben den mond steeds vol van hooge kunst, maar ’t blijven, «words, words!* Ze doen niet in hooge kunst en ze komen er ook niet van profiteeren. Neen, heusch, als ik zoo op m’n eentje ben, en ik moet een avondje passeeren in de een of andere schouwburg, dan valt m’n keuze haast altijd op iets ernstigs. Zoo maakte ik dan Vrijdag van de gelegenheid gebruik om nog eens weer «Adam in ballingschap* te zien. Ge weet, dat Royaards ook verleden jaar met dit stuk begon en er herhaalde voorstellingen van gaf. Zoo tusschen haakjes gezegd U hebt mis schien aan letterkunde gedaan. Pardon, ik bedoel niet, dat u alle weken een romannetje verslindt en de feuilleton het interessantste deel eener courant vindt. Neen, ik bedoel heusche letterkunde. Ge hebt dus stukken van Vondel en Hooft, van Cats en Langen- dijk, van Bilderdijk en Da Costa, enz. enz. gelezen. Ge laast werken van Van Lennep, kent de «Camera Obscura* van Hildebrandt bijna uit ’t hoofd, doet natuurlijk mee met de en hebt ook letterkundige Ik raad dan, dat ge Jonck- bloet als gids gebruiktet. Wat zegt die van Vondel? Hij vergeet haast te melden, dat de taal van Vondel de mooiste is, die ooit in 't Nederlandsch geschreven werd. Zoo druk heeft deze letterkundige het met te betoogen, dat Vondel een dramatisch prul was. Anderen zOoalsdr. Doornbos, Van Vloten, Thijm, zijn daar vierkant tegen opgekomen en vonden, dat de heer Jonckbloet op de volgende wijze verkeerd deed: Kijk, ik, Jonckbloet, zeg nu maar, dat een drama er zóó en zóó moet uitzien. Bij Vondel is dat niet in orde, dus Vondel is geen groot tragedist. Dit is alles goed als Vondel moet men zeggen de anderen, wonderen. Nu wil ik ten mijn eigen meening vast knoopei Jonckbloet heeft gelijk: handeling moet Maar de anderen hebben óók gelijk: toch van zulke koninklijke taal. En daarom ging ik op m’n eentje naar ’t Paleis. Het was de vijftigste voorstelling van «Adam in ballingschap*. De aankleeding van ’t stuk is ongeveer gelijk aan die van verleden jaar. De muziek, die zoo heerlijk de gesproken woorden draagt en de gestes begeleidt, is iets zachter van klank, ’t geen voor de acteurs en de actrices dit voor deel heeft, dat ze spoediger hun stem boven de muziek uit kunnen brengen. Nog is deze verandering gemaakt: Royaards heeft de hoofdrol van Adam aan een ander afgestaan en speelt nu voor den vorst der duivelen, en natuurlijk, weer eenig mooi. Het was dan Vrijdag de eere-voorstelling voor Eva (mevrouw Jacq. Royaard—Sandberg). Nu, de echtgenoote van een onzer allereerste acteurs verdiende in deze rol wel een eere- saluut. Doch basta, ik ga even terug naar den Raad. Wat een typische stemming, verleden Dins dag. De hoofdschotel was: verkiezing van een wethouder van onderwijs. Het lust me niet de geheele affaire weer op te halen. Ge weet, de heer De Vries, oud-kamerlid voor Sneek, was wethouder en heeft immers een jaar ge leden, ’t Kamerlidmaatschap er aan gegeven, om zich geheel voor ’t wethouderschap te kun nen geven. En ge begrijpt: Burgervader van Amsterdam is geen sinecure, maar wet houder zijn in zoo’n stad is ook geen rente- niersaffaire.Ge weet ook, dat vooral onze openbare onderwijzers aan ’t werk gingen om den heer De Vries uit den Raad te wippen. Hetgeen hun gelukte. Toen ging de anti-rev. Ruysch z’n zetel beschikbaar stellen en De Vries was zoo fortuinlijk, er bij eerste stemming te komen. Maar de stemming voor een wethouder in den Raad was jl. Dinsdag bepaald curieus. Stemmen, herstemmen, en mr. Worst werd gekozen. Men wist vooraf, dat mr. Worst bedanken zou voor de eer. Opnieuw: stemmen, herstemmen, DeVries kreeg een meerderheid van drie stemmen. En zoo blijft dus ons stedelijk ministerie zoo- als het was.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1