ft NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR SNEER EN MSTREEEiN. 1 u Blanca’s geheim. 1 Zaterdag 16? October 1909* 64e Jaargang. No. 83. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Feuilleton. Naar aanleiding der feesten te New-York. en Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. den groothandel, kwamen als de vrachtvaarders, de Indische produkten verder te I I Bewerkt door AM O. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27. cent. Groote letters naar plaatsruimte. kende wereld in, niet wetende wat daar te vin den. Alleen de overleveringen vergezelden die kloeke zeevaarders en boezemden hen angst in door verhalen over zeemonsters, brandende kusten en zeeën en wat al niet meer. Doch prins Hendrik de Zeevaarder vooral steunde zijne landgenooten en men ging steeds ver der, vond in 1486 de Kaap de Goede Hoop en in 1498 Voor-Indië. Ondertusschen stelde de groote Genuees, Columbus, die overal elders tevergeefs aan klopte, zich in dienst van de Spanjaarden, die juist de laatste Mooren uit hun land verdre ven hadden, en vond Amerika in 1492. Spanjaarden en Portugeezen werden toen de groote volken en ’t Iberische schier-eiland het centrum van den groothandel. Vooral de Nederlanders om van daar brengen. Intusschen Portugeezen HOOFDSTUK VIII. 11). Vervolg. Lady Carley zag, dat zij moest toegeven. De dood van Margaretha had zijn verstand verward. Zij poog de hem tot bedaren te brengen en zei .Beste Victor, wees toch niet zoo wanhopig. Zeg mjj slechts een ding, voor ik heenga. Moeten haar ouders verwittigd worden >Neen«, riep hij, nog altijd vertoornd, »zij kun- nen haar het leven niet weergevenIk heb met nie mand noodig, ik wil met Margaretha alleen zijn 1* En bij wees lady Carley gebiedend de deur; zij verliet daarom de kamer. Hoe zou dat nog afloopen »0, God, sta ons bij*, mompelde zij halfluid, »Gjj alleen kunt helpen*. .Tante Elisabeth Lady Carley verschrikte. Daar stond Blanca voor haar, met kalm gelaat en vastberaden blik. »Ik heb op u gewacht; men had mij gezegd, dat u daar was«, en zij wees op de deur van de witte kamer. .Wat moet er gedaan worden .Vraag mij niets*, luidde het ontwijkend antwoord. »Ik ben geheel van streek door al het gebeurde*. »Er is een politie-ambtenaar gekomen en de dood- schouwer is ontboden. Ik vermoed, dat men een on derzoek zal aanvangen*, vervolgde Blanca. Herhaaldelijk loerde hij op mij om geld af te persen. Natuurlijk wilde ik daar niets van weten*. .Is hij weg vorschte lady Carley. »Ik geloof ik hoop hetHij had geen reden om langer te blijven*. Tante Elisabeth keek hare nicht eens onderzoekend aan. Wat dacht zij »lk moet terug naar huis, daar ben ik noodig*, sprak zij verbleekend. .Hier kan ik vooreerst toch niets doen. Waak over Victor. Morgen in de vroegte kom ik terug Lady Carley wachtte niet op een antwoord, maar verliet hare nicht en het slot om aan het ziekbed van haar echtgenoot terug te keeren. Intusschen kregen de zaken al meer en meer een noodlottig aanzien voor Blanca. De superintendant, mijnheer Eerrick, verzamelde de meest bezwarende opgaven in zijn notitieboekje. Zij had graaf Victor bemind; haar haat tegen zijne jonge vrouw kon niet ontkend worden. Een uur voor de ontdekking der misdaad hadden zij een hevigen twist met elkaar en de gravin dreigde daarbij hare vijandin dat deze den volgenden morgen door den graaf het huis zou worden ontzegd. Om acht uur verliet Johanna Pool met het kind de kamer, waar de gravin was ingesluimerd. De Indische dolk lag naast haar op tafel. Een half uur later wilde Johanna Pool weder bij de gravin gaan om haar te wekken. On middellijk voor de deur ontmoette zij Blanca, die haar verbood binnen te gaan, met de opmerking, dat de gravin nog sliep. Om kwart voor negen vond Ellen, de kamenier, hare meesteres vermoord. Miss Blanca werd door Hooper hiervan verwittigd; zij was toen geheel van streek en zeer bleek. (Wordt vervolgd.) 1 In ons vorig artikel .Herfst* schreven we, dat men niet alleen bij personen, bij de een lingen, doch ook bij de volkeren van lente, zomer, herfst en winter kan spreken. Dit laatste kwam ons nog eens in de ge dachten, zoo vaak we lazen van de feesten te New-York en de groote eer, daar aan de Ne derlanders bewezen. Ons werd daar menige veer op den hoed gestoken en dat door de voormannen van een reuzenstad en een reu zenstaat, die zich in vele opzichten de eerste der wereld kan noemen. Laten we het maar niet ontkennen, zooiets streelt het gevoel van eigenwaarde. Wij, gij, ieder Nederlander, we lezen zooiets gaarne; men groeit er van. Laten we hierover nog even uitweiden. Toen de Nederlanders door vischvangst scheepvaart langs de kustlanden van Europa steeds meer vooruit gingen, waren de Portu geezen en Spanjaarden reeds begonnen met het groote wereldverkeer tot hun monopolie te maken. De Portugeezen trokken in de 15e eeuw met hunne schepen langs de kusten van West- Afrika. Steeds verder ging men een onbe- In 1773 stonden de Amerikaansche kolo nisten tegen ’t Britsche moederland op en ver klaarden zich in 1776 onafhankelijk. De Ne derlanders (en van hen de Friezen) waren de eersten, die deze onafhankelijkheid erkenden. Niet, omdat de herinnering aan de oude kolo nie boven kwam, zoo was men toen niet, maar omdat er geld te verdienen was met ’t leve ren van geweren en ander oorlogstuig. We ge raakten in oorlog met Engeland en toen bleek, dat de dagen onzer grootheid lang voorbij waren; ofschoon Engeland met zijne koloniën, met Frankrijk en Spanje nog in oorlog was, moest Nederland een zeer nadeeligen vrede sluiten. Later hadden we niets meer met Amerika uit te staan, en in dit land bleef de naam der oude kolonisten niet in eere. In ’t begin der 19e eeuw schaamden zich de afstammelingen der oude Hollanders voor hun Hollandschen naam en evengoed als de naam Breukelen in Brooklin veranderde, verengel- schen zij hunne namen. Tot er in de tweede helft der vorige eeuw, toen Uncle Sam tot rijkdom begon te komen en er zich groote rijkdommen in handen van enkelen ophoop ten, een soort geldadel ontstond en daaronder waren meerdere leden, die zich hunne oude Hollandsche voorvaderen herinnerden. Toen werd het een eer van Hollandsch bloed te stammen. En nu is ’t waar, dat heel wat Nederlanders in de United States een nieuw vaderland von den (waren deze eens allen naar Zuid-Afrika gegaan?), maar wat beteekenen deze tiendui zenden tegenover de millioenen van andere nationaliteit, Ieren, Duitschers, Polen, Italia nen, enz. Doch genoeg, juist ’t plekje, door de Neder landers ’t eerst gekoloniseerd, was bestemd om te worden de reuzenstad New-York, de tweede stad der aarde, bestemd om misschien eens de eerste metropolis der wereld te worden. De New-Yorkers, terecht grootsch op zulk een vooruitgang, wilden hun 300-jarig bestaan vieren en moesten dus wel aan de Hollanders denken. En de Hollanders hadden ’t mooie, doch kostbare denkbeeld, een geschenk te zen den, zoo passend en royaal, als de royale New-Yorkers slechts konden wenschen. Nederland is toen in de oogen der gansche wereld in de hoogte gestoken, zoodat heel de wereld onzen kant uitzag. Zij trad weer aan het venster en staarde somber naar buiten. Lady Carley kon zich den bitteren toon van Blanca niet verklaren. .Groote God*, riep zij uit, »ben ik dan waanzinnig, of moet ik het worden Onverschillig voor wat er met je gebeurt Als je veroordeeld wordt, sterf ik van schaamte*. Blanca lachte schamper. .Sterven Men sterft zoo gemakkelijk niet, tante. Men zal een onderzoek instellen en alles wat mij kan bezwaren, zal Johanna aanbrengen. Zal Victor bij het verhoor kunnen zijn .Neen, Victor is in een toestand, die dat niet toe laat. Hij zal de smart over haar dood en dit afsterven nooit kunnen overwinnen*. .Hij zal zich moeten schikken in hetgeen niet te veranderen is antwoordde Blanca somber. Zelfs het droevig einde van hare mededingster kon haar niet zachter tegenover haar stemmen. .Wat dood is gaat in verrotting en daarmee ook de liefde*. Onwillekeurig liep lady Carley eene ijskoude rilling door de leden. .Blanca*, begon zij opnieuw, .volgens gerucht is Juan hier geweest, is dat waar »Ja*, antwoordde zij, .hij is hier geweest denzelfden avond, dat Margaretha hier op het slot kwam*. »Men zegt, dat er bij die gelegenheid een hevige twist is geweest. Hij wilde rechten op haar doen gel den en Victor heeft hem het huis ontzegd. Sedert dien tijd moet hij herhaalde maleu in hat park gezien zijn. Om ’s hemels wil, zeg me toch, is dat alles waar?* Toornig keerde Blanca zich plotseling naar hare tante. .Waarom zou dat niet waar zijn vroeg zij scherp. >Het is maar al te waar. Victor verbood hem het huis- veroverden de Spanjaarden en groote overzeesche gewesten. Heldhaftige, soms ook wreede mannen voerden hen aan en uitgestrekte stukken van Voor- Indië, Insulinde, Midden- en Zuid-Amerika en West-Indië werden Portugeesch of Spaansch gebied. Om twist tusschen de beide veroverde volken te voorkomen, werd zelfs een meridiaan vastgesteld en bepaald: Aan de eene zijde dier lijn behoort alles aan Spanje, aan de andere zijde alles aan Portugal. En daarna eerst kwamen de andere volken, de Franschen, Engelschen en Nederlanders. Eerst in 1598 bereikten de Nederlanders Oost- Indië. De Engelschen gingen ook dien kant uit, doch nog meer naar de kusten van Noord- Amerika. Door den vooruitzienden blik van Johan v. Oldenbarneveld werd in 1602 de Oostindische Compagnie opgericht en met trots mag de nazaat zien op wat deze tot stand bracht, de Portugeezen verdrijvende en een Indisch rijk stichtende, dat ook Ceylon, de kusten van Voor-Indië, Malakka en Formosa omvatte. Wreed ging het ook wel eens, doch daarover spreken we hier niet. Eerst wilden de Engelschen ons den voet lichten, doch dat gelukte in Voor-Indië eerst toen onze luister reeds aan ’t tanen was en we de indommeling, inzinking der 18e eeuw doorleefden. Doch laten we verder zien, hoe het in Ame rika ging. Zooals we reeds schreven, over- heerschten de Spanjaarden en Portugeezen ongeveer geheel Zuid- en Midden-Amerika. De Nederlanders kwamen ook daar wel tusschenbeide en in korten tijd wist de West- indische Compagnie, mede gebruik makende van de inlijving van Portugal door Spanje (Alva), in Brazilië en West-Indië veel macht te krijgen. Toen Portugal in 1640 weer vrij werd, herdacht het zijn ouden roem en de Nederlanders waren gedwongen, Brazilië aan de Portugeezen over te laten. In West-Indië en Suriname kwamen behal ve de Spanjaarden, ook Engelschen, Neder landers, Franschen en Denen veroveringen maken. Maar nu Noord-Amerika! Dat ook de Noormannen reeds voor eeuwen Ijsland en de kusten van Noord-Amerika (ze noemden de ontdekte streek Winland en deze lag ten N. van N.-York) ontdekt hadden, doet niets ter zake. Misschien zou men kunnen beweren, dat Columbus van de oude Noorsche ontdekking gehoord had en daardoor in zijn meening bevestigd werd, dat in het verre Wes ten land lag. Genoeg hierover, de eigenlijke ontdekkers van Noord-Amerika waren Sebastiaan Cabot en zijn opvolgers. En toen kwamen Engel schen, Zweden, Nederlanders en Franschen bezit nemen van de kustlanden. De Engel schen waren de voornaamste kolonisators en 't grootste deel der Oostkust werd door hen bezet. De Nederlanders zonden in 1609, dus nu 300 jaren geleden, een schip (de Amster dammers rustten »de Halve Maen* uit) onder een Britsch kapitein, Hudson, heel niet met de bedoeling, een deel van Amerika’s Oostkust in bezit te nemen. Toevallig kwam Hudson aan de rivier, die naar hem genoemd is en langzamerhand stichtten de onzen er een stad en een kolonie, Nieuw-Amsterdam, Uit de bladen hebben de lezers uitvoerig kunnen vernemen, hoe de kolonie zich lang zamerhand ontwikkelde, tot de 2e Engelsche oorlog ons van de kolonie beroofde. De En gelschen namen Nieuw-Amsterdatn, noemden het New-York, naar Jacobus, hertog van York, broeder en opvolger des Britschen konings. Onze Zeeuwen namen Suriname en na den oorlog behield ieder wat hij had. Is ’t wonder, <Tat ’t gering getal Nederlan ders in Amerika verdween in de groote mas sa der Britsche kolonisten? Met verbazing zag tante Elisabeth haar aan. Haar hart werd gekwetst door den koelen toon en de kalmte van hare nicht. .Blanca*, riep zij in vertwijfeling, »wie kon dat on schuldige schepsel dit aandoen Heeft men al ver moeden?* Plotseling flikkerde nu een onheilspellend vuur in de oogen van het schijnbaar kalme meisje. »Ja«, antwoordde zij, .men heeft vermoeden. Men verdenkt mij Blanca Norton Lady Carley was er op voorbereid, maar toch trof fen die woorden uit Blanca’s eigen mond haar als een slag in het gezicht. Onwillekeurig week zij een schre de achterwaarts. .Blanca riep zij hevig ontsteld. Het trotsche meisje scheen volstrekt niet aangedaan. .Het geval ligt in haar voordeel vervolgde zij op kouden toon. .Wij haatten elkander wederkeerig. Ik was de laatste, die uit hare kamer kwam en vijftien minuten later vond men haar dood. Johanna zweert, dat ik haar verboden zou hebben de kamer binnen te gaan. Het is mogelijk dat ik het gezegd heb. Een uur te voren hadden wij een hevigen twist, die Johan na eveneens gehoord heeft, ziet, de verdenking heeft reden van bestaan*. .Maar Blanca .Het toeval wilde dat ik onverwacht binnentrad, ter wijl Johanna hare verklaring voor den politie-ambtenaar aflegde. Er is bevel gegeven niemand uit het slot te laten gaan. Morgen wordt door een gerechtelijke com missie een verhoor gehouden. Als men mij schuldig verklaart schrei niet, tante dan zal het mij leed doen om den smet, die mijn naam zou bezoedelen. Voor het overige is het mjj onverschillig wat er met mij gebeurt

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1