<5
AIEÏWS- ES ABVEETEAT1EBLAD
VOOR SUB EJ OMSTREKES.
Blanca’s geheim.
64e Jaargang.
Woensdag; 20 October 1609.
No. 84.
Uitgever: B, FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Amsterdamsche Brieven.
Feuilleton.
4
I.
Wordt vervolgd.)
-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 oent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Bewerkt door AM O.
O
i.
:n
te
zullen zeggen of doen en daarop dreigde de gravin,
dat zij hem in de gevangenis zou brengen. Ik was
niet erg op mijn gemak en daarom maakte ik mij stil
uit de voeten«.
De zaak werd dus nog meer ingewikkeld. Terwijl
ze zooeven nog zeer slecht stond voor Blanca, kreeg
zij nu een geheel ander aanzien. Wie kon die man
geweest zijn De verwaarloosde broeder van miss
Blanca Dat kon deze getuige niet zeggen en daarop
verwees hij den heer Ferrick naar Hooper.
Van dezen vernam hij wat hij wenschte te weten.
Juan Norton was met eenig geweld het slot binnenge
drongen op den avond, dat de graaf terugkeerde en
zijne jonge vrouw meebracht. Het kwam tot een erger
lijken twist, tengevolge waarvan Juan het slot moest
verlaten. Jacob en Harry zagen hem naderhand ver
scheidene malen in het slotpark rondzwerven.
Mijnheer Ferrick dacht ér het zijne van en zweeg.
Hij gaf zijn mannen bevel het spoor van Juan Norton
te zoeken.
De uren gingen droevig voorbij. Het was zeer mooi
weder geweest den dag, die nu ten einde liep. De
gordijnen van de woonkamer waren half dichtgescho
ven. Graaf Victor waakte bij het lijk van Margaretha.
Zachtkens trad mijnheer Ferrick met den doodschou-
wer binnen. Deze laatste wierp een onderzoekenden
blik op het levenloos lichaam der vermoorde en beiden
gingen weer heen zonder een woord te spreken. Er
werd eene gerechtelijke commissie benoemd en het
onderzoek op den volgenden dag vastgesteld. Bij het
vallen der schemering kwam lady Carley. Zij trad
stil voor de deur en hoorde de zachte stem van den
graaf, die tot de doode sprak, en daarop vernam zij
een hartverscheurend gelach. Zij deed de deur open
en ging binnen. Graaf Victor knielde nog altijd bij
HOOFDSTUK VIII.
12). Vervolg.
»Een bijzonder geval uit de hoogere standen*, dacht
mijnheer Ferrick. »Als die dolk maar te vinden was*.
In stilte werden twee geheime politie-agenten uit
gezonden om het vermiste voorwerp op te sporen. Een
van de twee mannen was een zeer fijne speurhond,
dig de geringste bjj-omstandigheden wist te ontdekken.
Hij zocht in het huis, in de bijgebouwen, ja zelfs in de
stallen.
Een jonge borst met sluw voorkomen, die in eene
ledige hooischuur lag te luieren, trok bijzonder de aan
dacht van mijnheer Ferrick.
»Die heeft wat op het hart*, dacht de superinten-
dant, en weldra had hij den jonkman op de geschiktste
manier aan het praten gebracht. Jim, de tuinmansjon
gen, vertelde, dat hij toevallig in de nabijheid van het
prieel kwam en daaruit hoorde spreken door een man
en een vrouw.
»Ik herkende de gravin en een grooten, slanken man*,
vervolgde hij. »Graaf Victor was het niet, de man had
donker krullend haar. Zijn gelaat kon ik niet zien.
Van de woorden kon ik niet veel verstaan, maar het
was o’er geld en het ging er scherp toe. De man
vroeg een zekere som geld, die de gravin hem niet
wilde geven. Hij dreigde daarop met iets te
>Zoo’n stumperd fluisterde hij. »Waar heb je hem
gevonden, Martin
Martin antwoordde»Nabij de poort van het park
staat een boschje van hooge varens en slingerplanten.
Te midden daarvan lag de dolk, als had iemand hem
in het voorbijgaan weggeworpen*.
»Zoo’n stumperd herhaalde Ferrick. »Een moorde
naar en zoo weinig overleg*.
Hij nam den dolk. Er viel niet aan te twjjfelen
waarvoor die gediend had. Hij was voor meer dan
de helft bedekt met opgedroogd bloed. Het moest eene
vaste hand geweest zijn, die den stoot had toegebracht.
Dit inziende, drong zich aan Ferrick een nieuwe
vraag op Kon eene vrouwenhand met zooveel kracht
dien enkelen, doodelijken stoot toebrengen Blanca
Norton was tenger gebouwd; haar polsen, haar vin
gers waren doorzichtig.
»En dan*, mompelde Ferrick, »is het ruim een kwar
tier loopen van het huis naar de poort van het park.
De tijd, die verliep tusschen Blanca’s ontmoeting met
Johanna Pool en de ontdekking van den moord was
ook juist een kwartier. Gedurende den geheelen nacht
heeft miss Blanca, volgens haar zeggen, de kamer
niet verlaten. Maar ondersteld, dat zij toch de kamer
verlaten had om den dolk uit den weg te maken
zou zij dan daartoe eene plaats gekozen hebben, waar
het ding het spoedigst kon worden ontdekt? Neen,
Blanca maakt op mij eerder den indruk van zeer slim
te zijn. Misschien weet zij, wie de dader is, maar on
danks vrouw Pool verwed ik er mijn hoofd op dat zij
zelf den moord nier heeft gepleegd*.
fi
In korte dagen is er veel veranderd. Ja,
October’s eerste helft valt slechts te prijzen.
Een paar buiige dagen, maar overigens goed
weer. Langzamerhand wordt ’t kouder, maar
er zijn toch prachtig mooie dagen bij geweest.
In den trein zat je met raampjes open aan de
stille zijde. Met genoegen gingt ge naar een
der parken. Bijv. Donderdag 7 October. Ik
neem juist dien dag, omdat ’t hier op dien dag
trouwdag is.
In ’t Vondelpark was ’t druk. De banken
bezet met verpoozende wandelaars en als ge
daar zoo zat, hadt ge voor uw oogen een altijd
doorgaand dooreenwarrelen van fietsen, rijtui
gen, auto’s, motorfietsen, atax, wandelaars. En
't scheen wel, of ze dien dag niets anders
deden dan huwelijken sluiten. Telkens files
van rijtuigen, die geen twijtel lieten omtrent
de oorzaak van ’t rondtoeren.
Ik zei daar zoo: In een der parken.
Daar wil ik toch een opmerking bij maken.
Onze voornaamste parken zijn natuurlijk: Von
delpark, Oosterpark, Westerpark en Sarphati-
park. Verder nog enkele kleinere, zooals ’t
Wertheimpark, Weteringplantsoen, enz. Maar
er is een der eerstgenoemde openbare parken,
de bladen natuurlijk groote reclames de aan
dacht getrokken hadden, geopend en terwijl
honderden lichten de etalages in de aandacht
van ’t groote publiek brachten, stonden 190
bedienden gereed om ieder van dienst te zijn.
Of nu al die 190 man personeel juist achter
de toonbanken stonden? Genoeg, de heer
Goudsmit noodigde de menschen in en om Am
sterdam en zelfs van heel Nederland uit, om te
komen kijken en koopen.
Laten we zeggen, de Bijenkorf had in de
eerste dagen groot succes. Deze naam is nu
eenmaal bekend en de zaak op den Nieuwen-
dijk gold steeds voor een der allerdrukste van
heel Amsterdam.
Nu ik toch in de buurt ben, wil ik even de
aandacht vestigen op de Nieuwe Beurs, de
schepping van den heer Berlage. Ge weet,
in de enkele jaren, dat die reuzenklomp daar
staat, is er al heel wat mee te doen geweest.
Er was geknoeid. Scheuren, dwars door de
steenen heen. Heel wat moeite heeft 't ge
kost. Eerst alles onderzoeken en toen aan ’t
verankeren, repareeren, steenen uitkappen, nieu
we steen en in voegen, enz. En dan de venti
latie en de acoustiek. Bij den bouw werd een
contract gemaakt met den kunstschilder Der-
kinderen, die wandschilderingen in de zalen
zou aanbrengen en, niet alleen, dat die wand
schilderingen er nog niet zijn, omdat scheuren
de muren zich slecht leenen voor dat werk,
maar thans is er zelfs groote kans op een pro
ces, dat de gemeente Amsterdam den heer
Derkinderen wil aandoen. Hoe de vork in
den steel zit? Door ’t scheuren der muren
moest ’t oorspronkelijk beschilderingsplan on
afgewerkt blijven liggen en van een wijziging
wil de schilder niet hooren.
Doch in diezelfde Raadszitting, waarin de
heer Delprat presideerde, (De familie Van
Leeuwen is verleden Dinsdag met een der
Duitsche snelstoomers uit New-York vertrok
ken en zal dus spoedig weer hier zijn!) kwam
nog een grooter nieuws. Men had ’t over de
acoustiek, ventilatie en verwarming der groote
beurszaal. Het zaakje moet samen 47 mille
kosten.
Moet dat geld besteed worden? Dat was de
vraag, toen ’t uitkwam dat Burg, en Weth.
groote plannen hebben.
Is ’t wel de moeite waard, dat geld uit te
geven, nu de effectenbeurs eerlang toch ver
groot en deels (de nabeurs) verplaatst zal wor-
’t verstandigst doet. Velen hebben al heel wat
inspanning noodig om ’t Hollandsch goed te
kunnen volgen en nu moge menigeen ’t Duitsch
flink onder de knie hebben, voor de meesten
valt ’t in een operette nog lang niet mee. Maar
vooral de menschen van de lagere rangen heb
ben niet zooveel aan dat Duitsch.
Doch we gaan verder.
Diezelfde Donderdag, zoo aangenaam voor
vele trouw-, rij- en wandellustigen, was nood
lottig voor schipper Van der Vlugt. Des avonds
werd zijn zolderschuit drijvende gevonden aan
den overkant van 't IJ, bij ’t station der Noord-
hollandsche tram. Natuurlijk rees dadelijk ’t
vermoeden, dat de man verongelukt moest zijn.
Dagen lang zag men mannen in roeibootjes,
druk aan ’t zoeken met een dreg. Er stond
op ’t vinden van 't lijk een belooning van 25
gld. Het is echter lastig zoeken, want de mees
te kans bestaat, dat ’t lijk ergens onder en
tusschen een der steigers ligt.
Eerst Woensdagmiddag half vijf werd 't ca
daver nabij de Meppelerboot aan de De Ruyter-
kade drijvende gevonden.
Het verwondert me wel eens, dat er niet
meer ongelukken met die zolderschuiten ge
beuren. Het is hier veel lastiger dan bij u,
waar smalle en ondiepe wateren zijn. Als
men vlak bij den wal is en de boom dadelijk
grond raakt, is er niet zooveel gevaar. Maar
hier moet de boom soms zoo diep mogelijk in
‘t water, zoodat er niet veel hout boven water
meer uitsteekt. Of ’t is te diep, zoodat de
schuitenvoerder misschiet. Bovendien is er nog
heel wat zorg, om telkens zoo te manoeuvree-
ren, dat men kan boomen, anders zou de man
machteloos op z’n schuit staan. En dan bij
avond! Er zijn wel overal lichten en lichtjes,
maar 's avonds valt ’t op een breed water toch
niet mee.
Enfin, deze verongelukte is de eerste niet
en zal, jammer genoeg, ook de laatste wel
niet zijn.
Ik schreef de vorige keer over de Bijenkorf,
en ’t groote houten hulpgebouw op ’t terrein
der oude beurs.
M’n getallen waren niet volkomen secuur.
De oppervlakte is 1200 vierkante meter en de
grondpacht 16000 gld. in hoogstens 16 maan
den. Dat wordt dus elke maand een lapje
van duizend. Maar dan ’t gebouw, dat wel
van hout is, maar toch van die 16 mille al haast
een halven ton maakt. De zaak werd, nadat in
dat ik doorgaans vermijd. Ik bedoel ’t Wes
terpark, tusschen de Spaarndammerbuurt, Haar
lemmervaart en Westergasfabriek.
Het park is vrij groot en een genot voor de
omgeving en ik geloof, dat de omgeving er
werkelijk geniet van dit stukje natuur. Maar
een ander, die niet, zooals de bewoners van
westelijk Amsterdam, gewend is aan de min
aangename lucht, die de stadsbelt in ruimen
omtrek verspreidt, zoodat zelfs, als men rustig
in -’t Westerpark zit, een kwartiertje van den
reinigingsdienst at, men nog last van dien rom
mel heeft, past er voor en blijft er weg. Na
tuurlijk heeft men er niet altijd last van; dat
hangt hoofdzakelijk van de windrichting af,
maar zooveel keeren als men ’t heeft, zooveel
keeren is ’t ook te dikwijls.
Doch basta. Laten wede menschenblijven
beklagen, die in de min odorieke buurten wo
nen, zelf er van daan blijven en hopen, dat
toch eens 't middel moge gevonden worden,
om den reinigingsdienst geheel reukloos te doen
geschieden.
Een belangrijke zaak is reeds jaren lang het
Liernurstelsel; overdag ziet men er niets van
en tonnetjesstelsels, steeds onaangenaam, al
doet men ’t nog zoo zindelijk, houden we er
niet op na. Des avonds en ’s nachts worden
de beerputten leeggepompt en de voorbijgan
ger heeft daar zelfs ook geen last van.
Doch verlaten we dit onaangenaam chapi
ter en gaan we nog eens de stad rond.
De tooneelmenschen doen wel hun best, ook
om elkaar den loef af te steken. Daar hadt ge
verleden jaar, zooals ik reeds eerder schreef,
de Dollarprinses; een tijdlang werd dit stuk in
’t Duitsch en vertaald in ’t Hollandsch gege
ven. ’t Rembrandttheater neemt gewoonlijk
de vertalingen der Duitsche stukken en de
Stadsschouwburg (ook van Lier wel) laat een
Duitsche of Weener troep komen, die de oor
spronkelijke taal bezigt.
Ook thans gaat de Dollarprinses nog al eens.
Maar thans is er weer wat nieuws, al wordt
’t reeds weer oud nieuws. In Rembrandt be
gonnen ze voor weken met »De Gescheiden
Vrouw*, door Leo Fall, vertaald in’t Hollandsch
door een der heeren van ’t Operette-ensemble.
Nu, verleden week, kregen zoowel Stads
schouwburg als Van Lier elk een Duitsche
(of Weener) troep, die beiden ’t zelfde stuk,
onvertaald, op hun repertoire hadden.
Het lijkt ons toe, dat ’t Rembrandt-theater
de sofa; hij omhelsde het verstijfde lijk en smeekte
zijne vrouw om op te staan en zich te kleeden.
»De nacht is heerlijk schoon, Margaretha*, fluisterde
hij. »De maan is opgekomen en je houdt zooveel van
zulke nachten. Weet je nog, lieveling, van die heer
lijke avonden te Margate, toen wij aan het strand gin
gen wandelen Ach, toen lag je niet zoo onbeweeglijk
stil. Kom, Margaretha, sta op Laat je niet langer
bidden*. Hij trachtte haar recht op te zetten. Ontsteld
trad lady Carley op dit oogenblik nader en hield hem
terug.
»Victor, Victorriep zij. >0m Gods wil, wat begin
jeKom, ga mee van hier. Weet je dan niet dat zij
dood is
Langzaam richtte hij de oogen naar zijne tante.
»Dood«, fluisterde hij en met een doffen kreet zonk
hij in haar armen.
Lady Carley riep om hulp en liet den graaf naar
zijne kamer en te bed brengen. Onmiddellijk werd
de huisdokter ontboden; toen die van lady Carley ver
nam hoe de graaf bij het lijk zijner vrouw gehandeld
had, schudde hij bezorgd het hoofd. De graaf had geen
sterk gestel en tengevolge van de gebeurtenissen had
hij een zenuwkoorts gekregen; het gevaar was groot.
Lady Carley besloot daarom den nacht op Northmin-
ster door te brengen.
Blanca kwam bij haar en nam eveneens plaats aan
het ziekbed. Ze zag bleek. Voor de eerste maal las
men eenig medelijden in haar koel gelaat. De woon
kamer bleef intusschen gesloten. Lady Carley had
den sleutel. Het was nu volkomen nacht geworden.
Een der politiebeambten keerde zegevierend terug, hjj
had den dolk gevonden. Geen wonder, dat mijnheer
Ferrick groote oogen zette; dat was meer, dan hij ver- I
wacht had.
R COURANT.
L
i